Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CALVINISTISCH AANDEEL IN DE BEELDENSTORM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CALVINISTISCH AANDEEL IN DE BEELDENSTORM

Moderne media plaatsen onze calvinistische voorouders in de beklaagdenbank

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waren de beeldenstormers van 1566 allemaal razende protestanten? Volgens politicoloog dr. G. van der List, die voor Elsevier schrijft, wel. In een column van 2014 over iconoclasme trekt hij een anachronistische vergelijking tussen protestanten uit de zestiende eeuw met Talibanstrijders. In antwoord op bedenkingen gaf hij echter toe, dat zijn analyse te kort door de bocht was. Maar zelfs in het Reformatorisch Dagblad van 10 augustus 2015 viel journalist Maarten Stolk de gangbare mening bij, dat de in Vlaanderen begonnen beeldenstorm van 1566 een uiting is van protestantse vernietigingsdrang.

Nu zie ik ook in de kop van een artikel van Protestants Nederland dat woedende calvinisten in 1566 de inventaris van honderden kerken, kapellen, abdijen en kloosters vernield en geroofd zouden hebben.

In zijn bespreking van de beeldenstorm in het rooms-katholieke Dordrecht door de watergeuzen in 1572 verklaart Herman A. van Duinen de beeldenstorm van 1566 uit behoefte van prekers aan kerken voor de prediking. Na de hagenpreken in de zomer was beschutting in wintertijd noodzakelijk.

Van Duinen maakt melding van de zeer koningsgezinde burgemeester Van der Mijle van Dordrecht, die in 1572 de beruchte Spaanse troepen van Bossu weerstond, omdat hij op vredelievende wijze de stad voor Filips II wilde behouden. Dat die verering van Filips II de dubieuze kant van het bestuur van deze katholieke burgemeester zichtbaar maakt, blijft onvermeld.

Van der Mijle voorkwam weliswaar in eerste instantie een beeldenstorm in zijn stad, maar verhinderde de hagenpreken van de protestanten. Vanwege zijn katholieke geloofsijver - een tiental wederdopers werd mede onder zijn verantwoordelijkheid in Dordrecht tot de brandstapel veroordeeld - werden de burgemeester en zijn nakomelingen in 1570 door Filips II in de adelstand verheven. Van der Mijle deelt die twijfelachtige eer met Balthasar Gerards.

In de beklaagdenbank

Ik verbaas mij over het gemak waarmee onze calvinistische voorouders in de beklaagdenbank van de moderne media mogen plaatsnemen. Het lijdt weliswaar geen twijfel dat er ook calvinistische drijfveren aan de wieg van de opstand en de beeldenstorm gelegen hebben, maar onduidelijk is welke opstandelingen medeplichtig waren aan kwalijke praktijken. De gretigheid waarmee dat de calvinisten in de schoenen geschoven wordt, is volgens het oordeel van uiteenlopende historici misplaatst.

Ter toelichting een vredelievend calvinistische initiatief dat door Joden is gefinancierd. Jehan Ximines liet in Antwerpen meer dan 30.000 exemplaren van de Institutie van Calvijn drukken en overal heen smokkelen, zelfs naar Spanje. In de woning van Marco Perez werd in 1566 een verzoekschrift aan Philips II opgesteld, dat tegen betaling van drie miljoen gulden tolerantie voor de hervormers vroeg.

Onder leiding van Perez werd dit bedrag bijeengebracht en hij was bovendien de eerste geus die in Antwerpen de kansel besteeg. Perez’ vrouw Ursula Lopez organiseerde catechisatieavonden, waarop rijke dames hun sieraden offerden voor de hervormde kerk. Perez zelf leidde met Willem van Oranje na de beeldenstorm de opstandige beweging in goede banen. Het eerste succes van de opstand blijkens de spionage van kardinaal Granvelle was, dat veel Joden in Antwerpen clandestien de synagoge bezochten, zich lieten besnijden en zelfs openlijk als Joden durfden te leven.

Op dezelfde noemer

Het lijkt mij van groot belang dat de opstand tegen Filips II en de beeldenstorm op dezelfde noemer gebracht worden. Voor Filips II waren kerk en staat immers ook één. De opstand van Willem van Oranje tegen Filips II en het verzet tegen de suprematie van de katholieke kerk gaan dan ook hand in hand.


Hij was niet blind voor de scheuren die het corpus christianum door het oprukken van het absolutisme begon te vertonen.


Veel aanhangers van de nieuwe leer waren echter heldhaftiger dan een deel van hun geestverwanten in de moderne tijd, dat elke opstand tegen een overheid op dubieuze gronden afkeurde. Calvijn stond trouwens verdediging van het arme volk tegen een tirannieke vorst door geroepen dienstknechten toe, ook met een beroep op Paulus, die de gehoorzaamheid aan de overheid verbiedt, als zij het goede werk belet en het kwade prijst.

Willem van Oranje is bovendien niet lichtvaardig tot zijn besluit gekomen om het absolutisme van Filips II terug te dringen en ten slotte te bestrijden. Hij was aanvankelijk op de hand van Egmont, hield vast aan Luthers rechtvaardiging door het geloof, maar distantieerde zich in de praktijk uiteindelijk van de lutheranistische tweerijkenleer die de feodale verhouding onverkort bleef respecteren. Hij was niet blind voor de scheuren die het corpus christianum door het oprukken van het absolutisme begon te vertonen.

Historica dr. J. C. de Meyere

Hoe dachten enkele vooraanstaande historici over de beeldenstorm? Om te beginnen wijs ik op een passage uit ‘Protestants Nederland’ van vijftig jaar geleden van de hand van de historica dr. J. C. de Meyere, gebaseerd op de archieven van Willem van Oranje die door Groen van Prinsterer zijn uitgegeven: “Juist vier eeuwen geleden, in augustus 1566, begon in Vlaanderen de beeldenstorm. Het ging alleen om het vernielen van beelden, schilderijen en andere voorwerpen in de kerken; geen geweldpleging tegen mensen. Toe-eigening van kostbaarheden werd onderling gestraft.”

“Volgens Willem van Oranje betrof het een troep onbezonnen gespuis, geringe lieden, die zo iets uit eigen beweging en uit ongeduld over de gedurende lange tijd uitgeoefende onmenselijke vervolgingen begaan hadden. Heden zou men spreken van een uitbarsting van onbehagen over zovele gewelddaden tegen levende wezens, gepleegd door de overheid op bevel van de kerk.”

Behalve Willem van Oranje typeerde ook zijn tijdgenoot, dichter-historicus P.C. Hooft, de stormers als gespuis. Maar hij geloofde niet dat deze barbaren door ‘calvinisten’ waren opgehitst. De vrijzinnige protestant Hooft publiceerde in 1642 de eerste twintig boeken van zijn Nederlandse Historiën, waarin hij verslag doet van de geschiedenis van Nederland in de periode 1555-1584.

De Beeldenstorm in Antwerpen van 20 augustus 1566, waarbij rooms-katholieke kerken werden aangevallen en beelden werden verwoest, voorziet hij van het volgende commentaar: “Voor al dat geweld en al die roof en verwoesting waren hooguit honderd mensen verantwoordelijk: ongewapend uitvaagsel met een stel hoeren en soldaten erbij. De Spaansgezinden beweerden dat deze mensen opgehitst waren door de protestanten, en door tussenpersonen waren ingehuurd voor acht of tien stuivers per dag. Maar ik zou een jonge gemeenschap met een vurige geloofsijver niet graag in de schoenen schuiven dat ze zo laaghartig was geweest, anderen op te hitsen tot het met voeten treden van goddelijke en wereldlijke wetten. Onder alle geloofsgroepen vind je, naast vrome lieden, ook mensen zonder eergevoel. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk, dat de meest verdorven lieden onder de protestanten met deelname aan de Beeldenstorm hun ware aard hebben getoond. Anderen hebben er vervolgens hun ogen mee verzadigd; ze schiepen behagen in dat schouwspel, en vonden dat de roomse geestelijken, met hun spijkerharde vervolging van andersdenkenden, niet beter verdiend hadden. Weer anderen zouden zich er niet om bekommerd hebben. Ze hoopten misschien dat de waanzin van de protestanten die van de katholieken tot staan zou brengen, zodat in beide partijen een verlangen zou ontstaan naar herstel van de orde. (...) Maar beslist gedroeg de meerderheid van de protestanten zich waardig, en sprak zijn afkeuring uit over het feit dat een behoorlijk werk op onbehoorlijke wijze werd uitgevoerd.

Jan Romein

Jan Romein (1893-1962), de linksbuiten onder de historici, was blijkens zijn beschrijving in ‘De lage landen bij de zee. Een geschiedenis van het Nederlandse volk’ van oordeel dat de bourgeoisie het proletariaat het vuile werk heeft laten opknappen.

De Leidse hoogleraar vaderlandse geschiedenis Ivo Schöffer (1922-2012) hield het in zijn bijdrage aan de studie over de Lage Landen erop dat de eigenlijke stormers onder plaatselijke begeleiding stonden van een preker, of een aanzienlijke burger of edelman. Bij de voorbereiding van de bestorming ontpopte menig vooraanstaand burger of edelman zich als sympathisant van de calvinistische ‘ketterij’.


Bij de voorbereiding van de bestorming ontpopte menig vooraanstaand burger of edelman zich als sympathisant van de calvinistische ‘ketterij’.


Met de magistraat werd onderhandeld en er werden gelden ingezameld om de zuivering van kerkgebouwen mogelijk te maken. De handarbeiders en ambachtslieden deden het zware werk. Schöffer ziet achter de uitbarsting niet alleen calvinistische drijfveren, maar ook de economische malaise. Hij noemt bovendien buitenlandse voorbeelden en wijst daarbij in het bijzonder op de invloed van de Franse adel.

De adel beschermde de hugenoten, de Franse geestverwanten van Jean Calvin, die op 25-jarige leeftijd door een goddelijke beschikking plotseling tot bekering kwam (Par une conversion subite, Dieu rangea à docilité mon coeur, vertelt Calvijn). Hij werd volgens François Bayrou de architect van de Franse reformatie. Zijn volgelingen kregen met vervolging te maken. Een moordpartij onder hugenoten tijdens een godsdienstoefening was aanleiding tot acht hugenotenoorlogen die tussen 1562 en 1598 gevoerd werden.

Het vervolg daarvan is bekend: het edict van Nantes dat de Franse protestanten rechten had toegekend, werd in 1685 door de Zonnekoning opgeheven. Daarna zijn minstens 300.000 hugenoten hun vaderland ontvlucht. De geloofsvervolging heeft ook in de Nederlanden duizenden het land uitgejaagd en de verontwaardiging over gewelddaden van de overheid, gepleegd op bevel van de kerk (inquisitie en brandstapels), was destijds algemeen.

Geen calvinistische theocratie

Volgens professor L.J. Rogier (1894-1974), schrijver van de geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16de en 17de eeuw, ten slotte, zijn de Verenigde Nederlanden dankzij Willem van Oranje geen calvinistische theocratie geworden. Zij werden volgens hem een onvolgroeide pariteitsstaat, waarin de calvinisten bevoorrecht en de katholieken geduld werden.

Rogier zag de beeldenstorm zich binnen een maand als een heidebrand over alle Nederlanden voortplanten, hoewel het calvinisme tot dan toe in het noorden nauwelijks een gezicht had. Rogier ziet in de vrij kleine minderheid van beeldenstormers terroristen. Hun angstaanjagend optreden dwong de stedelijke overheid alle eisen van de plunderaars in te willigen.


De overgrote meerderheid in Noord en Zuid stond volgens de moderne woordkeus van Rogier achter de regering en wenste allerminst de terreur van een minderheid.


Volgens Rogier kwamen de Vliesridders (een door de paus erkende orde waarvan calvinisten waren uitgesloten, L.E.) van hun sympathie voor het verzet terug en traden zij krachtig tegen de onlusten op en ook de graaf van Egmont neigde daartoe. Hij spreekt van een verbond van baronnen, bedelaars en calvinistische consistoriën.

De overgrote meerderheid in Noord en Zuid stond volgens de moderne woordkeus van Rogier achter de regering en wenste allerminst de terreur van een minderheid.

De katholiek Rogier vergeet te vermelden, wat het scherpe plakkaat van mei 1567 de aanhangers van de nieuwe leer in het vooruitzicht stelde: galg, rad en geseling. De beeldenstormers zouden volgens dit plakkaat met alle strengheid worden gestraft en zij die doop, huwelijk, avondmaal, psalmzingen, en begrafenis toepasten op een andere manier dan in de roomse kerk gepraktiseerd werd, zouden ‘metter galge of den sweerde’ gestraft worden. Wel maakt Rogier melding van de in blinde toorn ontbrande koning Filips II die tot een strafexpeditie in de Nederlanden besloot, maar ook tot genadeloze effectuering van zijn absolutisme overging.

“De tyranny verdrijven”

Het verdrijven van diens tirannie ging inderdaad met geweld gepaard, maar berustte op rechtvaardige motieven. Het dulden van de katholieken wordt door Rogier als onrecht opgevoerd, maar wijst na de terreur van Filips II en de inquisitie daarentegen op de verdraagzame kant van het Nederlandse calvinisme. Willem van Oranje was een groot man die als stadhouder bestuur bij de gratie van God voorstond.

Rogiers benadering van het calvinisme in een opstel over Oranje en de katholieken van 1973 als een deels terroristische organisatie is niet op feiten gebaseerd. Dat de calvinisten zonder Willem van Oranje onder leiding van een van zijn familieleden vermoedelijk het katholicisme uitgeroeid zouden hebben, getuigt van een destructieve aversie tegen de nieuwe leer, maar is vergeleken met het oordeel van zijn vakgenoten een uiting van persoonlijk ongenoegen die in zijn publicaties soms aanwakkert tot een heidebrandje.


dr. L. Engelfriet te Bennekom

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Protestants Nederland | 28 Pagina's

CALVINISTISCH AANDEEL IN DE BEELDENSTORM

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Protestants Nederland | 28 Pagina's