Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONS OUDE VOLKSLIED

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONS OUDE VOLKSLIED

Het Wilhelmus is oud en toch pas sinds 1932 ons volkslied

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie voor het eerst hoort dat het Wilhelmus pas sinds 1932 ons volkslied is, reageert meestal verrast. Hoe kan dat nu? Het Wilhelmus is al zo oud... Beide feiten zijn waar: het Wilhelmus ís oud en tegelijk pas sinds 1932 ons nationale volkslied. Hoe zit dat precies?

Het Wilhelmus, een korte geschiedenis

Over het Wilhelmus is veel, heel veel geschreven. Mijn verwachting is dat er ondanks alle publicaties nog vele bij komen. Hoe komt dat toch? Het hangt samen met de onbekendheid van de maker. Wie heeft dit lied nu eigenlijk gemaakt? Marnix wel of Marnix niet? Heeft Coornhert oude papieren, Saravia niet minder.
Het hangt samen met de vraag wanneer het Wilhelmus gemaakt is en met welke bedoeling. Was het 1568? Of kiezen we toch meer voor 1572? Wordt het een afscheidslied of is het veel meer iets met propaganda in? Allemaal vragen waarop niemand met zekerheid antwoorden kan.
Wie in de 16e eeuw het Wilhelmus zong, deed dat om te laten horen dat hij voor de vrije Nederlanden was. In dat geval moet het geplaatst worden tegenover Spaanse aanhankelijkheid. Later is het beslist een lied om te laten horen dat je voor Oranje was. Wie het zong was zeker geen patriot, maar een aanhanger van Oranje.
In de 19e eeuw ontstaat er iets heel nieuws: het Koninkrijk der Nederlanden. De republiek is voorbij, de Napoleontische tijd is ten einde en Nederland wordt een koninkrijk met een grootte die herinnert aan vroegere tijden.
Een nieuw koninkrijk, een nieuwe koning vraagt ook om een nieuw lied, een volkslied. Over dat volkslied gaat het verderop. Als Hare Majesteit koningin Wilhelmina de troon beklimt in 1898, wordt het Wilhelmus gespeeld, een voorzichtige terugkeer naar het oude lied.
Tijdens haar regeringsperiode kiest de Nederlandse overheid in 1932 als volkslied: het Wilhelmus. Naar ons idee: een gouden greep. Maar met de secularisatie van vandaag de dag houdt menigeen de lippen stijf op elkaar als het klinkt: Mijn schild ende betrouwen, zijt Gij, o God, mijn Heer. Is het dus toch achterhaald? Moeten we op zoek naar een alternatief?

Het oude volkslied

Het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden moest in 1815 dus een nieuw volkslied krijgen. Hoe kom je daar aan? Zoek je het in oude teksten? Dat had gekund, want er was literatuur uit de tijd van de Opstand genoeg. Juist 19e-eeuwers zochten aansluiting op dat roemrijke verleden. Ze hadden dus maar te zoeken in de liederenbundels uit de 17e eeuw. Toch koos men daar niet voor.
Het Wilhelmus bijvoorbeeld vond men ongeschikt. Het was te protestants voor de katholieke zuiderlingen. Ook waren er wel wat gevoeligheden: vóór de Franse tijd was het beslist niet het lied van de patriotten. Er werd dus in 1816 een wedstrijd uitgeschreven. Wie schreef het beste volkslied?
Uit de inzendingen koos een ongetwijfeld deskundige jury het lied van de ‘grote’ dichter Hendrik Tollens. De lezer ziet het goed: grote staat inderdaad tussen aanhalingstekens. De bedoeling daarvan is dat hij in zijn eigen tijd bejubeld werd als een van de grootste dichters die ons vaderland kende, maar dat hij kort daarna al helemaal uit de gratie geraakte. Zijn ster heeft kort geschenen en zijn roem verbleekte snel.
Laat ik hieronder het hele oude volkslied opnemen. Mijn doel met dit artikel is te laten zien waarom dit volkslied vandaag de dag echt niet meer gezongen kan worden. Ik besef dat niet iedereen het met me eens zal zijn. Dat is namelijk vaak zo met literatuur en lied. De mate waarin mensen gehecht zijn aan wat hun in hun jeugd geleerd is, bepaalt vaak hun reactie. Het is niet mijn bedoeling die mensen te bezeren. Ik besef dat er zeker lezers zijn die het lied vroeger op school geleerd hebben en die er nog steeds van houden.

God, Neerland en Oranje

In onze kring heeft lang de gedachte geleefd - en ik denk dat ze nog wel leeft - dat er een drievoudig snoer was: God, Nederland en Oranje. Dat snoer zou niet haast verbroken worden. Daarmee kreeg het een Bijbelse kracht, waar je nauwelijks iets van durfde te zeggen. Toch zijn het drie aparte grootheden die je zo maar niet aan elkaar mag koppelen: God is de Almachtige, Nederland een klein staatje in Europa en wie was Oranje tussen andere grootheden van zijn tijd?
De aaneenschakeling van deze drie heeft zich in de 19e eeuw voltrokken. Om land en volk moed in te boezemen grepen de 19e-eeuwers terug op een geweldige tijd uit de geschiedenis, de 17e eeuw oftewel de Gouden Eeuw. Naar mijn idee zijn de 19e-eeuwers daarin het spoor, ook het Bijbelse spoor, geheel kwijtgeraakt. Laten we dat zien in het volkslied.

Eng nationalisme

Van een Verenigd Europa had het 19e-eeuwse voorgeslacht niet gehoord, wel bezong ieder volk zijn eigen land uitbundig. Of die roem proportioneel is, mag beslist gevraagd worden.
In het eerste couplet blijkt de echte Nederlander ‘bloed te hebben van vreemde smetten vrij’.
Het is misschien een onhistorische uitspraak, maar mij doet dat zinnetje direct denken aan het zuivere Arische ras, waar in de 20e eeuw een Oostenrijker op uit was.
Bekend is dat de uiting over het zuivere bloed ook in Tollens’ dagen niet overal even goed landde. Nederland had koloniën waar mensen ‘ander bloed’ hadden. Ter verdediging: voor Tollens’ tijdgenoten betekende het beslist ook dat je voor je eigen volk en niet voor de Fransen koos!
Aan de uitbundigheid ga ik maar voorbij - je hart gloeit en je zingt met onbeklemde borst - , aan het eind van het couplet komen bange voorgevoelens op: een godgevallig feestlied voor vaderland en vorst... wat moet ik me daar bij voorstellen? ‘Feestlied voor vaderland en vorst’ is geen probleem, maar in hoeverre noem je dat ‘godgevallig’? Het is waar: ter vergelijking kun je wijzen op Psalm 72. Dat is wél een godgevallig feestlied voor de vorst, maar dat kan toch niet één twee drie gezegd worden van een lied waarin een Nederlands vorst lof toegezongen wordt?


Om land en volk moed in te boezemen grepen de 19e-eeuwers terug op een geweldige tijd uit de geschiedenis, de 17e eeuw oftewel de Gouden Eeuw.


In het tweede couplet wordt het duidelijk wat Tollens bedoelde te zeggen. Niemand hoeft overigens te vallen over het woord ‘haar’ in de eerste regel. Dat verwijst naar het vrouwelijke ‘godheid’. Waar luistert God naar? Er staat: éérst naar de hemelzangers - engelen en/of gezaligden - maar daarna naar liederen voor vorst en vaderland als die ‘rond en hartig’ gezongen worden.
Op grond van Bijbelse gegevens kan ik me dat niet voorstellen. Waar is dat Hij opdracht heeft gegeven te bidden voor wie in hoogheid zijn gezeten. Waar is eveneens dat Hij het oor neigt naar tollenaren die zich op de borst slaan en naar wie zich met Efraim op de heup klopt. Kortom: de belijdende en om ontferming smekende zondaar hóórt God. Dan breidt Hij Zijn rijk uit, dat niet van deze wereld is. Het maakt daarbij niet uit of een Jood, Nederlander, indiaan of Javaan die woorden uitspreekt, want het evangelie is universeel in zijn strekking. Het nationalisme heeft Tollens ver uit de Bijbelse koers gebracht.
Het derde couplet laat weten dat God het aanrekent als de bewoner van het Nederlandse grondgebied niet enthousiast meezingt ‘ter eer van vaderland en vorst’. Is dat Bijbels verantwoord?
Het vierde couplet benadrukt dat het lied voor de vorst en het vaderland eenheid schept. Met een volkslied kon die eenheid bevorderd worden.
Het vijfde couplet is een bede om behoud. Niets op tegen. Wel worden de beden erg pathetisch verwoord.
Het zesde couplet brengt nieuwe artikelen uit het gebed naar voren: gebed om bescherming, om leiding, om besturing en bezieling. De troon is op duurzaam recht gebouwd, zingt Tollens. De vraag is: op welk recht?
Van de onderdaan wordt erg veel gevraagd als hij ‘altijd’ de deugdzame kroon in het oog houden moet.
Weg met allen die kiezen voor óf het land óf de vorst. Die keuze past niet, leert het zevende couplet. Dat er voorheen een republiek was zónder een vorst, realiseert Tollens zich misschien wel. Stel dat er mensen zijn die de vorst der Nederlanden aan de kant willen schuiven, stel dat ze daar God om bidden, dan heeft Hij slechts op één manier te reageren: hun gebed niet verhoren.
Met een bede om een lang leven voor de vorst sluit het lied af.

Besluit

Wat valt nu op in dit lied? Samenvattend geef ik het nogmaals weer. Het is een lied voor de koning. Tollens voert via het lied eigenlijk een pleidooi voor de nieuwe vorst. Pure propaganda dus. Daarbij reageert hij als 19e eeuwer. Er gaat niets boven het Nederlandse volk en God staat aan onze kant. Akelige hoogmoed, maar men meende het helaas echt. Nationalisme kan echte theologie danig hinderen, dat blijkt wel. Ootmoed, zelfmishaging, boetvaardigheid, het is allemaal niet te vinden in het oude volkslied. We moeten blij zijn dat we van dit lied af zijn. Het Wilhelmus ademt echt een andere geest. Toch blijft bij mij de vraag knagen hoe ons voorgeslacht dit allemaal wél kon meezingen.


Volkslied

1. Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en koning gloeit,
Verheff’ den zang als wij:
Hij stell’ met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied in
Voor vaderland en vorst.

2. De Godheid op haar hemeltroon,
Bezongen en vereerd,
Houdt gunstig ook naar onzen toon
Het heilig oog gekeerd:
Zij geeft het eerst, na ‘t zalig koor,
Dat hooger snaren spant,
Het rond en hartig lied gehoor
Voor vorst en vaderland.

3. Stort uit dan, broeders, eens van zin,
Dien hoogvereerden kreet;
Hij telt bij God een deugd te min,
Die land en vorst vergeet;
Hij gloeit voor mensch en broeder niet
In de onbewogen borst,
Die koel blijft bij gebed en lied
Voor vaderland en vorst.

4. Ons klopt het hart, ons zwelt het bloed,
Bij ‘t rijzen van dien toon:
Geen ander klinkt ons vol gemoed,
Ons kloppend hart zoo schoon:
Hier smelt het eerst, het dierst belang
Van allen staat en stand
Tot één gevoel in d’eigen zang
Voor vorst en vaderland.

5. Bescherm, o God! bewaak den grond,
Waarop onze adem gaat;
De plek, waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat.
Wij smeeken van uw vaderhand,
Met diep geroerde borst,
Behoud voor ‘t lieve vaderland,
Voor vaderland en vorst.

6. Bescherm hem, God! bewaak zijn troon,
Op duurzaam regt gebouwd;
Blink’ altoos in ons oog zijn kroon
Nog meer door deugd dan goud!
Steun Gij den scepter, dien hij torscht,
Bestier hem in zijn hand;
Beziel, o God! bewaar den vorst,
Den vorst en ‘t vaderland.

7. Van hier, van hier wat wenschen smeedt
Voor een van beide alleen:
Voor ons gevoel, in lief en leed,
Zijn land en koning één.
Verhoor, o God! zijn aanroep niet,
Wie ooit hen scheiden dorst,
Maar hoor het één, het eigen lied
Voor vaderland en vorst.

8. Dring’ luid, van uit ons feestgedruisch,
Die bèè uw hemel in:
Bewaar den vorst, bewaar zijn huis
En ons, zijn huisgezin.
Doe nog ons laatst, ons jongst gezang
Dien eigen wensch gestand:
Bewaar, o God! den koning lang
En ‘t lieve vaderland.


L.F. Kosten MA te Kapelle

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 2017

Protestants Nederland | 28 Pagina's

ONS OUDE VOLKSLIED

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 2017

Protestants Nederland | 28 Pagina's