Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEBOEKSTAAFD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEBOEKSTAAFD

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dissidenten en vredessjoemelaars. Memoires van een rechtse ’68-er over Charta ’77, door Johann Grünbauer en voorzien van een voorwoord door Frits Bolkestein; Aspekt, Soesterberg, 2017; 444 blz.; € 24,95.


Jaarlijks ontvangt vredesbeweging PAX, de opvolger van wat ooit het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) heette, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ruim elf miljoen euro aan subsidie. En dat in ieder geval nog tot het jaar 2020. Die subsidie heeft ze mede te danken aan de reputatie die deze organisatie wist op te bouwen tijdens de Koude Oorlog: samen met de Tsjechische dissidentenbeweging Charta ’77 opkomen voor de mensenrechten door constructieve dialoog met totalitaire machthebbers.

Ingenieur en ex-BVD-er Johann Grünbauer laat in zijn boek Dissidenten en vredessjoemelaars zien dat die reputatie op ronduit dubieuze wijze tot stand is gekomen. Vooral Mient Jan Faber, dertig jaar lang voorman van het IKV, schroomde niet goede sier te maken met de door hem geclaimde steun van en samenwerking met de mensen van Charta ’77. Het IKV onder leiding van Faber schetste een veel te rooskleurig beeld van de situatie aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. Daarbij werd ook de berichtgeving van bijvoorbeeld iemand als Hebe Kohlbrugge volstrekt genegeerd. En kritiek vanuit Charta ’77 op het IKV werd door Faber stelselmatig weggemoffeld.

Oud-VVD-leider Frits Bolkestein riep twintig jaar geleden in Onverwerkt verleden (1998) linkse intellectuelen ter verantwoording over de wijze waarop zij ongehinderd foute regimes in het toenmalige Oostblok hadden geadoreerd. Grünbauer toont aan dat hierbij niet maar sprake was van naïviteit bij voor het communisme ‘nuttige idioten’; integendeel, er werd bewust met de waarheid gesjoemeld. En dat alles ten faveure van de eigen politieke anti-NAVO-agenda.

Aspekt heeft met de uitgave van dit boek liefhebbers van de geschiedenis een grote dienst bewezen. Onbegrijpelijk is alleen dat op de voorpagina Charta-voorman en latere president Václav Havel naast Faber en andere vredessjoemelaars wordt afgebeeld. Alsof het hier om mensen van hetzelfde kaliber zou gaan. Dat is niet het geval. Daarvoor verschilden ze niet alleen ideologisch en politiek, maar toch vooral ook moreel al te zeer. Des te merkwaardiger is het dat PAX jaarlijks wel gewoon die elf miljoen euro opstrijkt, naar Nelson Mandela bruggen, pleinen en straten worden vernoemd, maar Havel in de vergetelheid lijkt te zijn geraakt. Maar misschien is dat laatste wel het lot van elke ‘rechtse’ intellectueel.

Dr. J.O. van de Breevaart- Hendrik-Ido-Ambacht


Bastaard van Oranje. Justinus van Nassau: admiraal, diplomaat & gouverneur (1559-1631); door Adri P. van Vliet; Walburg Pers, Zutphen, 2017; 256 blz.; € 29,50.


Eigenlijk willen we het niet weten, want het doet afbreuk aan onze bewondering voor de vader des vaderlands. Maar toch kunnen geschiedschrijvers er niet om heen: Willem van Oranje had buitenechtelijke kinderen, in die tijd bastaardkinderen genoemd.

Over één van hen is vorig jaar een boek verschenen van de hand van de maritiemhistoricus dr. Adri P. van Vliet, plaatsvervangend directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag, voorzien van heel veel prachtige illustraties en op een boeiende manier geschreven.

Uit een relatie van prins Willem van Oranje met zijn maîtresse Eva Elinx werd in 1559 de zoon Justinus geboren. Zijn geschiedenis loopt voor een groot deel parallel met de hoogte- en dieptepunten in de eerste helft van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Justinus groeide op aan het hof van Willem van Oranje, kreeg een adellijke opvoeding en studeerde als eerste Nassautelg aan de universiteit van Leiden, door Willem van Oranje aan deze stad geschonken, na het ontzet van de belegering door de Spanjaarden (1573-1574).

Justinus was als een van de weinige Nassaus op zee actief. In 1585 werd hij (26 jaar oud) luitenant-admiraal van Zeeland. Hij was in 1585 betrokken bij de verdediging van Antwerpen, blokkeerde in 1588 succesvol de Vlaamse kust, waardoor de Spaanse Armada en Parma’s invasievloot zich niet konden verenigen.

Justinus had duidelijk visie, want als admiraal zag hij al vroeg het belang in van zeesoldaten. Hij was vervolgens betrokken bij de inname van Breda met het Turfschip, bevocht op zee de beruchte Duinkerker kapers en was in 1600 aanwezig bij de Slag bij Nieuwpoort. Ook op diplomatiek gebied werd Justinus ingeschakeld. Zo werd hij afgevaardigd naar de staatshoven in Frankrijk en Engeland. Daarnaast was hij diplomatiek genoeg om te schipperen tussen de karakters van zijn halfbroers Maurits en Filips Willem.

Justinus trad, na toestemming van de Staten-Generaal, in 1597 in het huwelijk met Anna van Merode, dochter van Jan IV van Merode, heer van Petersheim en weduwe van kolonel Thomas Morgan. Niet alleen de Staten-Generaal gaven hun toestemming, dat deden ook prins Maurits, Willems weduwe Louise de Coligny en andere leden van de Nassau-familie. Zijn stiefbroer Filips Willem, sinds 1595 uit zijn gevangenschap in Spanje teruggekeerd, feliciteerde hem met deze bruiloft.

Na nog enkele jaren op zee te hebben doorgebracht werd Justinus in 1601 gouverneur van Breda. Hij bleef dit tot 1625. In 1625 werd de stad door Ambrogio Spinola en zijn troepen voor Spanje heroverd. Daarop keerde Justinus terug naar Leiden, waar hij tot aan zijn dood in 1631 is blijven wonen.

Het boek telt niet minder dan 35 pagina’s aan verwijzingen naar gebruikte bronnen, literatuur en websites en 10 pagina’s aan persoons-, plaatsen naamregisters. Al met al is deze uitgave een waardevolle aanvulling op alle Nassauliteratuur. We kunnen dit boek alleen maar lezen als we de bastaard van Oranje, zijn vader en andere familieleden plaatsen in de tijd, waarin hij leefde en ons niet aanmeten hierover een ethisch oordeel te vellen met en vanuit onze 21-eeuwse kennis en inzichten.

P. van de Breevaart


Kohlbrugge’s eerherstel, hoe de kijk op zijn prediking veranderde; door Maarten den Admirant; uitgave in eigen beheer, 2017; 96 blz.; € 13,78.


Kohlbrugge was ruim 23 jaar toen hij als proponent in conflict kwam met het consistorie van de Hersteld-Lutherse gemeente te Amsterdam. Hij had een klacht ingediend tegen haar predikant D.R. Uckerman wegens zijn rationalistische prediking. Dit bracht nogal wat commotie teweeg wat uiteindelijk resulteerde in Kohlbrugge’s afzetting.

Uitvoerig wordt deze onverkwikkelijke affaire beschreven in de nieuwe publicatie van Maarten den Admirant: Kohlbrugge’s eerherstel, hoe de kijk op zijn prediking veranderde. De schrijver (89), die deel uitmaakt van de redactie van Ecclesia, schetst enerzijds één van de donkere bladzijden uit de levensgeschiedenis van Kohlbrugge en anderzijds de waardering die hij later kreeg vanaf het tweede kwart van de twintigste eeuw. Het is een origineel idee om de Elberfelder op deze manier te belichten. Bij mijn weten is dit niet eerder gedaan.

Het boek is ingedeeld in een viertal hoofdstukken: Hermann Friedrich Kohlbrugge en de Hersteld-Lutherse gemeente; Geweerd als lid van de Hervormde Kerk; Kritiek en waardering in de kerken, ontstaan uit Afscheiding en Doleantie; Hoe de kijk op de prediking van Dr. H.F. Kohlbrugge veranderde.

Den Admirant laat de bekende feiten uit het leven van Kohlbrugge de revue passeren. In de eerste plaats werd hij door de hersteld luthersen verstoten, vervolgens werd hij door de hervormden geweerd. Zij vonden hem een onruststoker, de kerk zat niet op hem te wachten. Gevleugeld geworden zijn de woorden: ‘Mijnheer, wij moeten rust hebben in onze Kerk, rust moeten wij hebben!’

Met deze woorden van de voorzitter van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland moest Kohlbrugge het doen. Zo werd Kohlbrugge het lidmaatschap van de hervormde gemeente ‘willekeurig belet”. En in de laatste plaats werd hij door vrienden uit de kring van het Réveil in de steek gelaten. Zijn preek over Romeinen 7:14 leidde tot scherpe kritiek, omdat men vond dat Kohlbrugge met een nieuwe visie op de heiliging kwam. Da Costa nam de pen ter hand en zette in een uitvoerige brief aan Kohlbrugge zijn ernstige bezwaren uiteen. Hij vond Kohlbrugge’s beschouwing van het leerstuk der gerechtigheid des geloofs zonder de werken der Wet “niet vrij van het zo gevaarlijke antinomianisme”. Kohlbrugge wees deze beschuldiging in een uitgebreid weerwoord van de hand, maar helaas leidde dit meningsverschil tot een blijvende breuk tussen deze twee mannen.

Drie droevige feiten op een rij, maar gelukkig belicht de schrijver ook een andere kant, een zekere mate van eerherstel. Al tijdens zijn leven “mocht Kohlbrugge toch het genoegen smaken, dat er Nederlandse kansels voor hem geopend werden. In de periode 1856-1871 preekte hij meer dan vijftig maal in ons land en stond hij in een twintigtal plaatsen op voornamelijk hervormde kansels”. Daaraan kan toegevoegd worden het beroep dat hij kreeg van de gemeente Zoutelande.

Pas na zijn dood werd de erkenning groter. In eerste instantie laat de auteur zien hoe er van lutherse zijde geoordeeld is over dit conflict. Dr. W.J. Kooiman, dr. C.W. Mönnich en dr. mr. Paul Estié komen aan het woord. Laatstgenoemde heeft een nauwkeurig en objectief verslag gemaakt van de gebeurtenissen die tot Kohlbrugge’s ontslag hebben geleid en komt tot de conclusie dat men niet ingegaan is “op de theologische argumenten die Kohlbrugge tegenover Uckerman had gebruikt”. Als lid van de Hersteld-Lutherse gemeente had de proponent het recht tegen de predikant een klacht in te dienen.

Verder stelt de auteur dat “de prediking van Kohlbrugge in kringen van de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland nog steeds wordt gewaardeerd”. Maar dan wel met de kanttekening: “Ondanks het voorbehoud betreffende de actieve heiligmaking.” Is dit echt het enige punt waarop men Kohlbrugge wil bevragen?

Uiteraard noemt Den Admirant de hervormde theoloog Noordmans die zich in zijn referaat “De betekenis van Kohlbrugge voor de theologie van onze tijd” lovend uitliet over Kohlbrugges “geweldige theologie” en hem schaarde onder de kerkelijke klassieken. Mooie gedachten heeft hij geuit over zijn theologie, alleen de opmerking dat Kohlbrugge “ver van alle bevindelijke theologie” afstaat is mijns inziens wat te kort door de bocht; enige nuance was hier op zijn plaats geweest. Jammer dat de theoloog S. Gerssen niet genoemd wordt; hij heeft destijds in het Kerkblaadje diverse indrukwekkende artikelen over Kohlbrugge geschreven.

Terecht sluit de auteur af met de vermelding dat Kohlbrugge ook in onze 21ste eeuw erkend wordt als een invloedrijk theoloog en zelfs in één adem genoemd wordt met grote geesten als Augustinus, Luther en Karl Barth. De laatste zin in zijn boek is zeker waar: “Zijn visie op de heiliging stuit echter nog altijd op weerstand.” Maar weinigen zijn er die Kohlbrugge op dit punt ten diepste peilen! Al met al is deze interessante publicatie een welkome aanvulling op de reeds bestaande Kohlbrugge-literatuur.

H. Boele, Hendrik-Ido-Ambacht


Bijbel Handboek (vijfde, geheel herziene en uitgebreide editie), onder redactie van Pat en David Alexander; Kok, Utrecht, 2017; 816 blz.; € 49,99.


Dit handboek heeft in zijn eerdere drukken zijn waarde al bewezen. Het is geen alternatief voor de Bijbel, maar is te gebruiken naast de Bijbel. Het handboek is ook geen specifiek naslagwerk. De opzet is om informatie over de Bijbel en de 66 boeken uit de Bijbel uit verschillende naslagwerken zowel in beeld als in tekst samen te brengen.

Het Handboek kan ook worden gebruikt door mensen, die onbekend zijn met de Bijbel, en hen van dienst zijn met achtergrondinformatie. Niet minder dan 127 artikelen van deskundigen geven uitleg van woorden en interpretatie van Bijbelgedeelten.

Daarnaast zijn er ruim 700 foto’s en illustraties opgenomen, die de wereld van de Bijbel visualiseren. Heel interessant zijn de 20 tijdlijnen en diagrammen en de 68 kaarten met landen en plaatsnamen.

Het is duidelijk te merken dat een team van experts, onder andere theologen en archeologen, aan deze nieuwste editie heeft meegewerkt en dat deze experts de nieuwste inzichten en ontwikkelingen in overeenstemming met hun eigen standpunten hebben beschreven.

Jammer dat voor Bijbelteksten in de Nederlandse uitgave van dit internationale Handboek de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) is gebruikt. Bovendien zijn de nieuwste inzichten en ontwikkelingen soms in tegenspraak met de geestelijke bedoeling van de Bijbel, althans zoals die vanaf de Reformatie in de gereformeerde traditie is verstaan.

Inderdaad, de samenstellers erkennen dat de “Bijbel het best kan worden gelezen in de context van een christelijke gemeenschap vanuit een diepe overtuiging dat het Gods Woord is en lezers kunnen daar het beste van uitgaan” (pag. 59). Maar de auteurs vinden ook andere mogelijkheden van Bijbellezen legitiem.

Moeite heb ik met het hoofdstuk over de mondelinge overlevering (pag. 62 e.v.). De schrijver heeft het over de verhalenvertellers. Die kant wil ik beslist niet op. In navolging van wat Petrus schrijft, geloof en belijd ik met de kerk van de Reformatie datgene wat Petrus schrijft in zijn tweede zendbrief (2 Petrus 1:20 en 21). De Bijbel bevat geen “verhalen”, de Bijbel bevat heilsgeschiedenis, niet meer, maar zeker niet minder.

De nog niet zo lang geleden overleden dominee Nico ter Linden heeft met zijn vijfdelige serie Het verhaal gaat de inhoud van de Bijbel vervormd tot een ‘verhaal’. Intussen is soms vanaf de kansel (ook in reformatorische kring) te vernemen dat er gepreekt wordt over het “scheppingsverhaal”, “het verhaal” van Jezus’ geboorte of van de wonderbare spijziging. Dat is niet minder dan taalvervuiling.

Intussen is het Bijbel Handboek een hoogst interessant boek, vooral voor studiekringen, verenigingen enzovoorts. De bezitters van de Bijbel met uitleg hebben al heel wat in handen, wat ook in dit Handboek is terug te vinden.

P. van de Breevaart


Brood om van te leven. Verhandelingen 24-54 over het Johannesevangelie, door Aurelius Augustinus (354-430), vertalers: Hans Tevel en Hans van Reisen; Damon, Eindhoven, 2017; 487 blz.; € 49,90.


Het Johannesevangelie was een van de geliefdste boeken van de kerkvader Augustinus. Zijn verhandelingen over dit Evangelie zijn voor het eerst in het Nederlands vertaald. Het betreft de verhandelingen 24 tot 54, die hoogstwaarschijnlijk in het jaar 414 geschreven zijn. Augustinus gaat vers voor vers de betekenis van het Evangelie na en doet dat op een interactieve manier.

Duidelijk is te merken dat hij in contact staat met zijn publiek, over het algemeen eenvoudige hoorders. Die moesten toch het nodige verwerken gezien de soms pittige uiteenzettingen over allerlei ketterse tegenstanders, zoals arianen, photinianen, sabellianen, manicheeërs, marcionieten, appolinaristen. Het zijn groepen die er een afwijkende christologie op na hielden.

De verhouding tussen de Zoon en de Vader krijgt bij de traktaten grote nadruk. Christus is God en mens, in de woorden van Augustinus: de God Die ons heeft geschapen, de mens die ons heeft gezocht. Augustinus legt de nadruk op het feit dat God mens heeft willen worden om zo Zijn barmhartigheid te bewijzen. “Als je stelt dat Christus alleen God is, verloochen je het geneesmiddel dat je de genezing heeft gebracht. Als je beweert dat Christus alleen mens is, ontken je de kracht waardoor je bent geschapen. Houd dus aan beide vast, met een gelovige ziel en een katholiek hart.”

De preken van Augustinus hebben een pastoraal en praktisch karakter. Het ging de kerkvader om de levenspraktijk, het leven van de christen. Voortdurend wijst hij op het navolgen van Christus. Hij waarschuwt en vermaant maar lokt ook op uitnodigende wijze. Als een trouwe herder wenst hij niets anders dan dat zijn schapen in overeenstemming met de richtlijnen van Christus leven.

We komen regelmatig de typisch augustiniaanse vierslag geloof, rede, liefde en genieten tegen. Wie iets wil begrijpen, moet (eerst) geloven. Maar geloof vraagt wel verder inzicht. Dan wordt in het hart het verlangen naar de wijsheid ontstoken. Het gaat om kennis die wordt aangestuurd door liefde. Want liefde drukt volgens Augustinus de grondrichting van de mens uit. “Want u weet het: voor wie liefheeft is niets te inspannend! Maar voor wie niet liefheeft, is elke inspanning zwaar.”

Uiteindelijk gaat het om het genieten wat ons nog in de Toekomst wacht. Dan is de mens bevrijd van de tijd en de sterfelijkheid en komt hij aan in het vaderland. De wereld is toneel van vergankelijkheid, van voortdurend “worden”. Het “zijn” is voor Augustinus daarentegen synoniem met onveranderlijkheid en onsterfelijkheid. Zijn visie op het leven heeft onmiskenbaar iets platonisch, zij het verchristelijkt.

Voor Augustinus is het innerlijke van groter gewicht dan het uiterlijke, de ziel van meer waarde dan het lichaam. De relevantie van Augustinus is dat hij een visie op de mens heeft die zowel rekening houdt met de erfzonde als met de onweerstaanbare en trekkende kracht van de genade. De schepping is en blijft als natuur goed, maar de mens misbruikt deze en stort zich in onvrijheid. “Het is niet de natuur, nee, het zijn de zonden die ons tot vijanden van God hebben gemaakt.” Daarmee keert Augustinus zich tegen het manicheïsme, dat de wereld als zodanig zonde noemt. Augustinus daarentegen: “Iedere natuur is immers goed, maar de menselijke natuur is misvormd door de wil die het kwade kiest. Wat God gemaakt heeft, kan niet slecht zijn als de mens niet slecht is voor zichzelf.”

De verhandelingen hebben ongetwijfeld iets gedateerds. Dat geldt vooral voor de allegorische verklaringen van teksten, zoals die van getallen. De vijf broden van de wonderbare spijziging zien volgens Augustinus op de vijf boeken van Mozes; en de steen bij het graf van Lazarus verwijst naar de wet. Niemand zal zo meer exegetiseren. De verhandelingen sprankelen volgens de inleiders van levend geloof, diepe wijsheid en pastorale zorg. Daar is niets te veel mee gezegd.

Dr. K. van der Zwaag

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2018

Protestants Nederland | 32 Pagina's

GEBOEKSTAAFD

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2018

Protestants Nederland | 32 Pagina's