Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christenen spelen een geringe rol in 2500-jarig Perzië

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christenen spelen een geringe rol in 2500-jarig Perzië

Islamieten nauwelijks met Evangelie benaderd

9 minuten leestijd

Vorige week werden in het Perzische rijk groots opgezette feesten gehouden ter gelegenheid \km de 2500-jarige dynastie. De Sjah der Perzen had vele gekroonde en ongekroonde hoofden veler landen voor dit heuglijke feit uitgenodigd om ze van de vruchten daarvan vooral in letterlijke zin te laten genieten. Het volk had er niet zoveel aan: ze moesten grotendeels genoegen nemen met enkele grote toekomstplannen. In onderstaand artikel dat wij aantroffen in het „Centraal weekblad", wordt een en ander nog eens duidelijk belicht.

Eén van de bekendste koningen, die over Perzië regeerde, was sjah Abbas de Grote (1587-1629), wiens naam nauw verbonden is aan zijn hoofdstad Isfahan. Sjah Abbas stelde letterlijk alles in het werk om van die stad iets uitzonderlijk moois te maken. De beste schilders, tekenaars, goud- en zilversmeden, tapijtwerkers, architecten trok hij van heinde en ver aan. Onder degenen die aan de verfraaiing van de hoofdstad mee moesten werken behoorden ook duizenden christenen, afkomstig uit Armenië, het land dat nog vóór Constantijn de Grote het christendom tot staatsgodsdienst verhief. In 1605, toen ze uit hun land wegtrokken voor de opdringende Turkse legers, hadden ze een veilig onderkomen gevonden bij de tolerante Perzen en vestigden zich in de noordelijke landstreek Azerbeidzjan. De Armeniërs waren bekwame handwerkslieden en daarom door  sjah  Abbas gedwongen om aan zijn stad mee te werken. 

DEPORTATIE

Er vond een kolossale massa-deportatie plaats over een afstand van 1200 km, te voet dwars door de woestijn. Velen hebben de reis niet overleefd. De gelukkigen, die wél heelhuids Isfahan bereikten, kregen een stuk land ten zuiden van de stad toegewezen waar ze zich konden vestigen. Ze noemden die nieuwe woonplaats Julfa, als een stille heimwee naar de gelijknamige stad in het verloren vaderland.

De Armeniërs hebben in Isfahan gedaan wat de sjah van hen verwachtte: het werd een stad die nog altijd de bewondering van elke bezoeker opwekt. Prachtige moskeeën, met onvergelijkelijk mozaïekwerk, ranke minaretten, indrukwekkende paleizen.

ONREIN

Voor de moslems is veel onrein, ook een christen en vandaar het verbod om binnen de muren van de stad te wonen. Uiteraard moesten ze wel de brug passeren die Julfa van Isfahan scheidde wilden ze in de stad kunnen werken, daar was niet aan te ontkomen. Dit werd dan ook getolereerd, behalve wanneer het regende want een christen werd dubbel onrein geacht als hij nat was.

De Armeense kunstenaars vergaten hun eigen Julfa niet. Sjah Abbas gaf ze toestemming hier hun kerk te bouwen — en in die kerk, de tegenwoordige hoofdkerk, hebben ze zich volledig uitgeleefd. Ik geloof niet dat er in het interieur één vierkante centimeter is te vinden die niet op de meest kunstzinnige wijze werd bewerkt. 

BIJBELVERTALING

Julfa is uitgegroeid tot een handelsmetropool. Van daar uit zwermden Armeense handelaars in zijde, kostbare stenen en andere winstgevende zaken uit. Er werd ook veel handel gedreven met de Oost Indische Compagnie en met Amsterdam; dit is waarschijnlijk ook de reden dat in 1666 de befaamde Armeense bijbelvertaling in die stad van de pers kwam. Tal van Armeniërs vertrokken uit Perzië naar de Verenigde Staten, maar de band met de broeders in Iran bleef. De laatste jaren is er een sterke trek naar het oude vaderland, tegenwoordig één van de Sovjet-Republieken. Bij veel Armeense kerken in Perzië ziet men op een „prikbord" brieven van de vertrokken geloofsgenoten waarin ze hun ervaringen a an de achterblijvenden schrijven.

Er wonen momenteel in Iran plm. 150.000 Armeense christenen, die bij de uitoefening van hun geloof niets in de weg wordt gelegd. In hun eredienst wordt de eigen taal gebruikt en geen enkele Iranees zal dus deze diensten ooit bezoeken. Van een gesprek met de moslems is geen sprake. „De moslems hebben hun godsdienst, wij de onze, het is beter dat het zo blijft", zei me de aartsbisschop in Teheran.

ARAMEES

Een kleinere groep christenen zijn de Assyriërs (plm. 20.000), die als kerktaal het Semitisch Aramees spreken, waarvan wordt verondersteld dat het ook de taal van de Here Jezus is geweest. Zij zijn waarschijnlijk de oudste christenen van het Oosten, hun kerk gaat terug tot' aan de Apostolische tijd. Naar Nestorius, de patriarch van Constantinopel, die leerde dat er In Christus 2 naturen en 2 personen te onderscheiden waren en die onder deze christenen veel aanhang vond, worden ze wel Nestorianen genoemd, maar zelf stellen ze deze benaming allerminst op prijs.

Zo op het oog is de Assyrische kerk er één met veel dode orthodoxie en formalisme. Eens is dat echter geheel anders geweest: tegen het eind van de achtste eeuw trokken Assyrische zendelingen tot aan de grenzen van China, ook zuidelijk naar India, Ceylon en Birma. Deze zendingsexplosie duurde tot verschillende eeuwen daarna.

TIEN-STAMMENRIJK

De Assyrische christenen veronderstellen met een zekere trots dat zij de nakomelingen zijn van de verloren stammen uit Israël; in hun mening werden ze gestijfd door het onderzoek van een Amerikaanse zendeling uit de vorige eeuw, die o.m. hun taal en ritueel nauwkeurig bestudeerde en ook tot deze conclusie kwam. De bewoners van het 10-stammenrijk, die naar Assyrië waren gevoerd, zouden zich later hebben gevestigd langs de oevers van het Urmiameer en tot de eersten behoren die het christendom aanvaardden.

De oudste christelijke kerken in Perzië met hun zeer kleine minderheden hebben eigenlijk nooit getracht de Islamieten in dat land met het Evangelie te benaderen, waarschijnlijk uit een soort zelfbehoud. Er is wel geprobeerd door Protestanten, Rooms-Katholieken en Oosters-Orthodoxen, hen te helpen en met hun bemiddeling de omwonende moslems te bereiken.

Dat is feitelijk nooit gelukt. Het waren voornamelijk zendelingen van de Amerikaanse Presbyteriaanse kerken en Engelse Anglicanen die naar Iran kwamen; de eersten vestigden zich in het noorden van het land, de laatsten in het zuiden. Z? hebben scholen gebouwd, ziekenhuizen gesticht en veel moslems kwamen als patiënt naar de ziekenhuizen, terwijl Islamitische leerlingen ook de christelijke scholen bezochten. Via deze zendingsscholen leerden veel leden van de antieke kerken de bijbel,bestuderen. Ze vervreemdden daardoor van hun eigen kerk. Deze gelovigen vormden evangelische groepen waarmee de zendelingen gingen samenwerken en langs deze weg ontstonden kleine, actieve christelijke kerken.

Het werk onder de moslems bleef moeilijk. Toen in Isfahan eens christelijke lectuur werd verspreid, werden de zendelingen bedreigd en er volgde een forse oppositie van de zijde der moslems. Toen later in diezelfde stad enkele Islamieten waren gedoopt, werden ze door de autoriteiten gevangen genomen en onthoofd.

ISLAM

Er wordt wel eens gevraagd waarom het zo moeilijk is een moslem met het Evangelie te benaderen, en waarom de christelijke kerken in Islamitische landen zo zwak en nietig blijven óók in een land als Iran.

De Islam is de enige grote wereldgodsdienst die ontstond na Christus' geboorte. En zoals in elk moslim-land, leven ook hier de belijders van de Islam in een besef van godsdienstige superioriteit, ook al heet de Islam van Perzië veel soepeler dan in de Arabische landen. In Iran behoort immers de grootste meerderheid van de bevolking tot de Sjia-Islam, waarin zelfs sprake is van 'n bemiddelend en plaatsvervangend lijden dat men elders in de orthodoxe Soenna-Islam niet kent. Men erkent Jezus als een groot profeet, maar na hem is de laatste en de grootste profeet gekomen, Mohammed.

Hou zou, als men christen wordt, een stap achteruit betekenen, zelfgekozen armoe, te vergelijken met ónze gedachte indien een christen besluit over te gaan tot de Joodse religie. Bovendien is de Islam niet alleen een godsdienstig, maar ook een sociaal en politiek systeem. Ze geeft een stelsel, met sociale pressie en controle en de mensen voe len zich daar wel bij. Wanneer een moslim dan ook christen wordt, breekt hij met de gemeenschap, waaraan hij hecht verbonden is. 

BEKEERLINGEN

Maar ondanks dat zijn er in de kleine kerken van Iran toch tal van gelovigen die eens moslim waren, of kinderen van bekeerde Islamieten. Tot de eerste groep behoort de bisschop van de Anglicaanse kerk te Isfahan, Hassan Dehqani-Tafti, die ook na zijn doop de oude Islamitische naam bleef dragen om daarmee te kennen te geven dat dit in het Perzië van nu mogelijk is.

Iran geldt voor een verdraagzaam Islamitisch land en dat is stellig het geval vergeleken bij Pakistan en de Arabische wereld. De moslims leggen de christenen weinig in de weg. Ze kunnen ongestoord hun kerken bezoeken, scholen stichten, eei ziekenhuisje bouwen. Alleen: de christenen dienen hun geloof wél voor zichzelf te houden; behalve de genoemde, zijn verdere tekenen van christelijke presentie niet gewaardeerd. Daarom kunnen de evangelische kerken het evangelie niet zó uitdragen als veel christenen willen. Vooral onder de moskee-geestelijken zijn fanatieke moellahs wie de huidige tolerantie eigenlijk veel te ver gaat. Nu vindt men onder deze geestelijlcheid, deze moellahs, alle mogelijke schakeringen want een moslim behoeft geen speciale wijding om zijn beroep uit te oefenen. Het staat voor ieder open die enkele verzen' van de Koran weet te citeren en bovendien over een goede stem en voordracht beschikt.KORANVERZENZo zijn er onder de duizenden moellahs ongeletterde mannen, die met tulband en tabberd bij de busstations de reizigers Allahs bescherming toewensen en tegelijk hun hand ophouden voor een aalmoes — tot de geschoolde geestelijke, die de hele Koran van buiten kent en alles weet over de ingewikkelde paden van traditie en Islam-wetgeving. Maar hun invloed is niet weg te cijferen, ook al wordt meestal wat spottend over de geestelijkheid gesproken en is de nationale sclïertsfiguur een geestelijke, Nasredin.KANSENEen duidelijke blijk van de huidige verdraagzaamheid zijn de bijbelwinkels die op verschillende plaatsen werden gesticht: het aanbieden van de bijbel, en het gelegenheid geven zich in de lectuur ervan te verdiepen behoren tot de weinige mogelijkheden om het Woord uit te dragen. Een andere weg is het dagelijkse radioprogramma, waarvan de telcst en muziek op het kerkelijk centrum te Teheran worden opgenomen en via de christelijke zender van Addis Abeba in Ethiopië uitgezonden.

Ook hier de ziekenhuizen, de scholen en niet te vergeten het werk onder de blinden. Men grijpt alle kansen. Naar schatting zijn er in Iran 50.000 tot 60.000 blinden — en dit in een land dat 50x zo groot als Nederland is en waar nauwelijks 70 bevoegde oogartsen wonen, die zich bovendien praktisch allen in de steden vestigden. Terwijl 80 procent 'van de bevolking in een van de tienduizenden dorpjes van dit enorme land leven. Het blindenwerk is een halve eeuw geleden begonnen door de Duitse zendeling Christoffel en wordt nu voortgezet door de Deutsche Blinden Mission. De Anglicaanse Kerk van Iran heeft dit werk eveneens aangevat onder de naam Nur Ayln, de weg naar het licht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 25 oktober 1971

Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's

Christenen spelen een geringe rol in 2500-jarig Perzië

Bekijk de hele uitgave van maandag 25 oktober 1971

Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's