Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rode barbaren buigen voor het "Hemelse Rijk''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rode barbaren buigen voor het "Hemelse Rijk''

Westerse toenadering in Chinese ogen

10 minuten leestijd

Ik heb donker haar en heb daar helemaal geen moeite mee. Maar voor een Chinees is een westerling met zwart haar toch altijd nog een ietwat onduidelijke aangelegenheid. Een van de wijzen waarop een westerling in de Chinese taal kan worden aangeduid is namelijk Hungmao-fan-tze, roodharige barbaar. Zo duidelijk spreekt deze uitdrukking nog tot de hedendaagse/Chinezen, dat bij een bezoek aan China enkele jaren geleden mij bij twee verschillende gelegenheden werd gevraagd hoe het toch mogelijk was, dat ik als roodharige barbaar zwart haar had. Ik heb beide malen getracht uit te leggen, dat de Chinese term, roodharige barbaar, ontstaan was in de tijd dat roodharig zeelieden China voor het eerst bezochten maar dat vele westerlingen donker haar hebben. De Chinese term, roodharigebarbaar, was — zo stelde ik — onjuist ten aanzien van de haarkleur; over de rest wilde ik liever niet twisten. Bij beide gelegenheden sloeg mijn betoog helemaal niet aan; de Chinese term Hung-rp-fan-tze was eeuwen oud en kon niet fout zijn, maar de haarkleur de westerlingen was onjuist door niet overeen te stemmen met de Chinese beschrijving daarvan. En daar stond dus de barbaar met zijn goede gedrag.

In de geschiedenis van onze contacten met China zijn talloze voorbeelden aan te vinden van een verkeerd begrip dat de Chinezen hadden over het westen en de westerlingen. Van het omgekeerde natuurlijk eveneens. De Europese zeelieden uit de zestiende tot negentiende eeuw behoorden niet tot de bloem van de natie en werden door ons niet direct als cultuurdragers bij uitnemendheid worden aangemerkt. Maar de Chinezen zagen dat anders. In hun denkwereld was China het centrum van alle ware beschaving en in de wereldvisie was China omgeven door gebieden, bewoond door lieden met barbaarse zeden, die alle cultuur en beschaving  misten. De westerse kooplieden en zeelieden pasten geheel in dat patroon. 

Zo is het dan begrijpelijk, dat westerse gezanten slechts met de uiterste minzaamheid werden behandeld en als tribuutdragers van de barbaren overzee werden beschouwd. 

Vreemde gezantschappen

Het Portugese gezantschap van Thomé Pirez in 1520 ondervond dit, evenals het Hollandse gezantschap van Pieter de Goyer en Jacob de Keyzer in 1656/7, een gezantschap van de Russische tsaar in dezelfde jaren en meer andere missies, gezantschappen of zich als gezanten voordoende kooplieden.

Ook het beroemde Engelse gezantschap van lord Macartney (1793-1796) werd geheel behandeld als tribuutdrager uit verre landen. Het Nederlandse gezantschap van Isaac Titsingh (1794-1795) verging het weinig beter'. Steeds werden de gezanten met grote beleefdheid ontvangen, minzaam aangehoord en onverrichter zake uitgeleide gedaan.

Een volgend Engels gezantschap van de koning van Engeland, George III, aan de Chinese keizer Chia-ch'ing bracht het er niet veel beter af. Bij zijn vertrek  (1816) kreeg lord Amherst, de leider van het gezantschap, van de Chinese keizer de volgende vriendelijke verklaring mede voor de koning van Engeland: 

„Koning, jij hebt mij dit jaar dragers van een smeekschrift gestuurd en jij hebt ze allerlei voorwerpen meegegeven, uit jouw land afkomstig en voorbestemd, aan mij aangeboden te worden. Denkende aan het respect en de goede wil waarvan jij aldus op een bepaalde wijze blijk gegeven hebt, heeft mij dit een grote vreugde verschaft. „(...) Jij leeft zo ver van China af dat het sturen van gezantschappen, die over zee zo'n lange reis moeten maken, je wel veel last moet verschaffen. Jouw afgezanten kunnen bovendien niet op de hoogte zijn van de Chinese rituele vormen en het doet me geen genoegen kennis te nemen van de herhaalde twistgesprekken die daarvan het gevolg zijn. Het Keizerlijke Hof hecht geen waaide aan de zaken die van verre komen; alle merkwaardige en vernuftige voorwerpen uit jouw rijk kunnen er niet beschouwd worden als zaken van grote waarde. Koning, houd de vrede onder jouw volk in stand, waak voor de veiligheid van jouw grondgebied, zonder ergens in te verslappen. Daarom zal ik je dan werkelijk prijzen. 

In de toekomst zal het volstrekt overbodig zijn afgezanten op te dragen, zo'n verre reis te maken en de overbodige moeite te nemen, over land en zee te trekken. Het is voldoende als je de grond van je hart laat zien en je erop toelegt, blijk te geven van je goede wil. Dan kan men zeggen, zonder dat je daarvoor ieder jaar vertegenwoordigers naar mijn Hof hoeft te sturen, dat je voortschrijdt op de weg der beschaving. Ik richt dit keizerlijke gebod tot je, opdat je er voor lange tijd aan gehoorzamen zult". 

(Overgenomen uit Rogier Pelissier: „China van Ming tot Mao Tse Toeng", De Tijdstroom, 1965, blz. 15/6).

Amerikanen... Engelsen tweede keus

De gewone man uit het volk was op zijn manier even misprijzend. John Barrow, lid van het Britse gezantschap van Lord Macartney schreef: 

„Op een dag zag ik dat mijn Chinese bediende bezig was met het drogen van de theebladen, waarvan ik die morgen bij mijn ontbijt thee gedronken had. Hij had er al verscheidene ponden van verzameld en ik vroeg hem wat hij ermee dacht te doen. Hij antwoordde me dat hij van plan was ze met andere thee te vermengen en ze zo te verkopen. „Wat!" zei ik hem, „wil je dan zo je landgenoten bedriegen?" Maar hij antwoordde me dat die te verstandig waren om zich zo gemakkelijk te laten bedriegen. 

„Maar de Uwe zijn zo dwaas dat we hun  best zo'n poets kunnen bakken". 

En rustig verklaarde hij mij dat alles wat zij ons voorzetten nog goed genoeg voor ons was. Toen ik daarop deed of ik boos werd, stelde hij mij gerust: hij  had het over de Engelsen tweede keus. Dat is hun term voor de Amerikanen".

Vergelijking met heden

Desondanks bleven de westerlingen stug dringen voor de zogenaamde „Poorten des Hemels".

(T'ien-an-men, poort van de hemelse vrede, de beroemde poort in Peking, waar zowel in de keizerlijke tijd als in de periode van de Republiek de grote parades werden gehouden. Sinds 1949 vinden er op 1 oktober de feesten en parades van de communistische regering plaats).

Gestimuleerd door geloofs- en handelsijver, bleven zij trachten toegang tot China te verkrijgen. China zelf had weinig belangstelling voor hét buitenland en isoleerde zich evenals de huidige regering heeft gedaan. Totdat het westen in de tweede helft van de achttiende eeuw dit isolement wist te doorbreken „met grote schepen en zware kanonnen". China werd de prooi van het opkomend kolonialisme.

Maar ondanks alle tegenslagen bleven de Chinezen zich geestelijk superieur voelen aan de westerlingen. Hun oude Confuciaanse ideologie en filosofie stelden zij verre boven elk westers systeem dat zij hadden leren kennen. Ook hier is nog maar weinig veranderd in de Chinese gedachtengang. Heeft niet Mao Tse Tung duidelijk gesteld, dat in China het communisme nieuw en creatief is doordacht en verder uitgewerkt? Op ideologisch gebied zien de huidige leiders in Peking hun land wederom en nog steeds — de traditie getrouw — als het centrum van de ware leer. Zij zien hun samenleving gekenmerkt door een sociale voortreffelijkheid, die nergens anders ter wereld wordt aangetroffen. Voor niet-Chinezen is het een voorrecht en een geluk zich aan de bronnen der kennis in Peking te mogen laven.

Een nieuwe grote muur

China is wederom bezig een „grote muur" te bouwen. Ditmaal geen muur van steen, maar v4n woorden. Het doel is de bevolking te beschermen tegen de invloed van het westen. Nadat het bezoek van president Nixon aan voorzitter Mao was bekendgemaakt, begon het Chinese officiële „Volksdagblad" een serie supplementen, genaamd „internationale kennis", uit te geven. De informatie over het westen is, spijtig genoeg, in hoge mate onvolledig, vertekend en negatief. Wanneer het Chinese volk voortdurend op deze wijze wordt voorbereid op het bezoek van president Nixon dan kan het niet anders of hij zal door het volk worden gezien als het hoofd van een ver en barbaars gebied. Duidelijk stellen de Chinezen, dat het niet zij zijn, die president Nixon hebben uitgenodigd, maar dat het president Nixon was die om het bezoek heeft gevraagd. De berichten in de westerse pers luiden anders. Het is duidelijk, dat president Nixon, wanneer hij in China aankomt, zal worden beschouwd als het hoofd van een barbaars land, dat eerbetoon komt brengen aan de leiders in Peking. Het is niet gewaagd te veronderstellen, dat daar het gevoel bij zit, dat er voor Nixon geen andere keuze overblijft dan met China tot overeenstemming te geraken, omdat de leer van voorzitter Mao de alles overwinnende gedachten inhoudt.

"Eer"

De westerlingen staan wederom te dringen voor de „Poorten des Hemels". Bezeten door de gedachte commerciële voordelen te behalen, kloppen de handelsdelegaties aan. Maar zij gaan voorbij aan het feit, dat de 800 miljoen inwoners van China bijna het laagste nationaal inkomen per hoofd ter wereld hebben. Het voornaamste doel van China is verkrijging van de gigantische hulp van de Wereldbank en groots opgezette miljarden-kostende ontwikkelingsprojecten. Dit betekent door het westen gefinancierde import naar China van kapitaalsgoederen en export naar het westen van eenvoudige consumptiegoederen. Geheel afgezien van de wenselijkheid de Volksrepubliek in de Verenigde Naties op te nemen, is het van belang dat wij ons realiseren hoe dit door de leiders van de Volksrepubliek in Peking wordt opgevat. President Nixon's tribuut wordt namelijk door de Chinezen geheel anders gewaardeerd. Voor hen is het in het algemeen geen eer om zitting te nemen in de Verenigde Naties waarvoor zij weinig waardering hebben. Integendeel, de Chinezen huldigen de opvatting dat zij de Verenigde Naties een eer aandoen met hun aanwezigheid. Wanneer China de VN de gunst wil doen een plaats in de Assemblee te aanvaarden, zal daar volgens China een behoorlijke tegenprestatie tegenover moeten staan en wel de vrije hand ten aanzien van Taiwan. Vanuit hun standpunt is het dus eenvoudigweg ongerijmd te verwachten, dat er ook maar de minste concessie tegenover zal worden gesteld, tenzij iemand geloof hecht aan het sprookje, dat China's aanwezigheid in de VN, de wereldvrede zal bevorderen. Dit is eert veronderstelling die veel wordt gemaakt, ook door onze huidige minister van Buitenlandse Zaken. Toch zal die veronderstelling eerst moeten worden waargemaakt.

Tenslotte staan er voor China veel  meer en stellig veel doeltreffender wegen  open dan het lidmaatschap van de VN  om daadwerkelijk de wereldvrede te bevorderen  indien zulks oprecht gewenst  wordt door China. Zoals bijv. het niet  meer verschaffen van steun van buitenlandse  guerrilla-organisaties, het stopzetten  van opleiding in China van buitenlandse  studenten in revolutionaire praktijken,  het beëindigen van de export van  opium voor ondermijnende doeleinden.

En in dit klimaat zal zich het bezoek  van president Nixon aan de leiders in  Peking voltrekken. Het ligt in de lijn der  verwachtingen, dat de geschiedenis zich  herhaalt. Stellig zal ook Nixon met de  grootste beleefdheid worden ontvangen en  minzaam worden aangehoord. Zijn tribuut,  China's zetel in de VN, zal wel wat  karig worden gevonden, doch ongetwijfeld  op waardige wijze worden aanvaard.  Maar het heeft er reeds nu alle schijn  van dat hem vervolgens onverrichter zake  uitgeleide zal worden gedaan. De  grootste beloning zal president Nixon in  zijn eigen land wachten; meer stemmen  bij de volgende presidentsverkiezingen!

(door H. A. van Oort)

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1971

Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's

Rode barbaren buigen voor het "Hemelse Rijk''

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1971

Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's