Dierenpark dankt z'n ontstaan aan interesse particulieren

Een toeristisch attractiepunt is voor dit onderzoek omschreven als een permanent, als zodanig aangelegd of gebouwd complex, dat op commerciële basis wordt geëxploiteerd en dat als bezienswaardigheid op grote schaal toeristen trekt. In totaal zijn 17 geselecteerde toeristische attractiepunten, die aan genoemde omschrijving voldeden, onderzocht.

Bij de rapportering zijn terwille van de duidelijkheid de toeristische attractiepunten, die een heterogene samenstelling vertonen, in een drietal categorieën onderverdeeld, te weten: dierenparken, bijzondere musea en overige attractiepunten.

De belangrijkste resultaten kunnen per categorie van onderzoek als volgt worden samengevat.

DIERENPARKEN

Tot de geënquêteerde dierenparken behoren: Artis in Amsterdam; Blijdorp in Rotterdam; Dierenpark Amersfoort; Burgers Dierenpark in Arnhem en het Noorderdierenpark in Emmen.

Alle genoemde dierenparken danken hun ontstaan aan de interesse van particulieren, die met deze parken vooral de kennis over de dierenwereld wilden verbreiden en populariseren. De financiering geschiedde altijd uit eigen middelen.

De voorlichting over de dierenwereld vormt een belangrijk onderdeel van de taak van de dierenparken, terwijl in dit verband ook het educatieve element een steeds belangrijker rol gaat spelen. Sinds de oprichting van Burgers Dierenpark in 1923 worden de dieren zo min mogelijk in kooien ondergebracht, doch in een omgeving' die zoveel mogelijk overeenkomt met hun natuurlijke omgeving.

De entreeprijzen van de onderzochte dierenparken varieerden in 1969 voor volwassenen van ƒ 2,20 tot ƒ 3,50 en voor kinderen van ƒ 1,10 tot ƒ 2,-.

De aantallen bezoekers zijn de laatste jaren vrij constant gebleven. Artis had in 1970 met ruim 1 miljoen het grootste aantal bezoekers; Dierenpark Amersfoort telde in datzelfde jaar 175.000 bezoekers. Ruim 40 pet. van de bezoekers aan dierenparken zijn kinderen. De bezoekers komen voor een groot deel uit de naaste omgeving of uit de betrokken provincie. Het percentage buitenlandse bezoekers is niet groot.

Het aantal nevenattracties in de dierenparken is veelal op kinderen gericht; in alle parken is een speeltuin, terwijl de horecabedrijven, de kiosken voor souvenirs e.d. nergens ontbreken. Naast de hoofdattractie dienen de nevenvoorzieningen bij te dragen tot verbetering van het exploitatieresultaat.

De financiële positie van de dierenparken is niet gunstig. De aantallen bezoekers vertonen geen voldoende stijgende tendens, terwijl met name de personeels- en onderhoudskosten voortdurend toenemen.

Bij twee dierenparken compenseerde de winst van de horecasector het exploitatieverlies van het dierenpark.

Artis en Blijdorp ontvangen beide steun van de gemeente in de vorm van een exploitatiesubsidie, terwijl tevens de gemeentelijke diensten ingeschakeld zijn bij het onderhoud.

De dierenparken vragen aandacht voor een financiële steun van de overheid. Hierbij wordt niet in de eerste plaats gedacht aan een subsidiëring, doch aan een verlichting van de lasten, met name door een afschaffing of vermindering van de vermakelijkheidsbelasting en door een verdere vermindering van de belastingdruk door middel van onderbrenging bij een lager tarief van de omzetbelasting. Tevens wordt gewezen op hun educatieve taak ten aanzien van het onderwijs.

BIJZONDERE MUSEA

Tot de geënquêteerde bijzondere musea behoren: het Openluchtmuseum „De Zeven Marken" in Schoonoord; het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen; het Oorlogsmuseum in Overloon en het Evoluon in Eindhoven.

De oprichting van alle bijzondere musea is voortgesproten uit de viering van eenmalige gebeurtenissen, waaraan men een bijzonder cachet wilde verlenen of uit situaties, die men bij het nageslacht wilde laten voortleven.

In het algemeen gesproken vertonen deze attractiepunten een redelijke groei in de aantallen bezoekers. Evoluon telde in 1970 530.000 bezoekers en het Zuiderzeemuseum ruim 80.000. Het percentage buitenlandse bezoekers is bij de onderzochte bijzondere musea vrij hoog en varieert van 15 tot 40.

De entreeprijzen voor de diverse musea liepen in 1969 uiteen van ƒ 0,75 tot ƒ 1,50 voor volwassenen en van ƒ 0,25 tot ƒ 0,50 voor kinderen.

OVERIGE PUNTEN

De geënquêteerde overige attractiepunten betreffen: het Recreatieoord „Beekse Bergen" te Tilburg; het Dolfinarium te Harderwijk; „De Efteling" te Kaatsheuvel; het Jeugdverkeerspark te Assen; de „Keukenhof" te Lisse; het landgoed Nienoord te Leek; het Recreatiepark „De Zanding" te Otterlo en het Zee-aquarium te Bergen aan Zee. 

De tot deze categorie behorende attractiepunten, die zeer uiteenlopend van aard zijn, zijn bijna alle in de periode na de tweede wereldoorlog tot stand gekomen. Het particulier initiatief heeft een groot aandeel gehad in de vestiging van deze attractiepunten. Tevens is in enkele gevallen belangrijke steun verleend door de gemeenten.

Het aantal bezoekers ontwikkelt zich over het algemeen genomen vrij constant en ligt op een hoog niveau. Het aantal bezoekers was bij „De Efteling" in 1970 1,2 miljoen; bij het „Dolfinarium" te Harderwijk 1 miljoen en bij de „Keukenhof" 730.000, waarbij vermeld zij, dat laatst genoemd attractiepunt alleen gedurende twee maanden in het voorjaar is geopend. Het buitenlandse bezoek aan de diverse attractiepunten is hoog. Het aantal buitenlandse bezoekers was bij het „Zee-aquarium" te Bergen aan Zee in 1969 ruim 70 pet. van het totaal; bij de „Keukenhof" 50 pet.; bij „De Efteling" 40 pet. en bij de „Beekse Bergen" ruim 30 pet. Het aantal kinderen maakt bij de uiteenlopende attractiepunten een groot deel uit van het totale bezoek.

PERSONEELSBESTAND

Kenmerkend voor deze categorie van attractiepunten is, dat rekening houdend met het aantal bezoekers het vaste personeelsbestand beperkt is, hetgeen overigens ook voor de andere categorieën geldt. Dit vormt een indicatie voor een efficiënte organisatie. Daarnaast wordt in het seizoen met tijdelijke arbeidskrachten gewerkt.

De nevenattracties spelen in alle attractiepunten bij de exploitatie een belangrijke rol. Tevens worden ter verbetering van de bedrijfsresultaten ook afwisselende evenementen of manifestaties georganiseerd. Vervolgens is voor het bereiken van een rendabele exploitatie de seizoensverlenging van betekenis; dit kan onder meer worden bevorderd door uitbreiding met die attracties, welke tegelijk als slecht-weervoorzieningen dienst doen.

De directies van deze categorie van onderzochte attractiepunten zien over het algemeen de toekomst optimistisch tegemoet. De lastenverzwaring, die zich met name als gevolg van de stijging van de personeels- en onderhoudskosten overal heeft voorgedaan,' kon meestal gecompenseerd worden door de meer inkomsten ten gevolge van het toegenomen bezoek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen