Stapte Wulfert Floor echt in de zondagstrein'i
Tussen de theoloog dr. Hermann Friedrich Kohlbrugge en de landbouwer Wulfert Floor bestaat verband. Wat dan wel? In 1975 was het honderd jaar geleden dat beider lichaam aan de groeve werd toevertrouwd. In Elberfeid — waar Kohlbrugge een belangrijk deel van zijn leven sleet — werd diens overlijden herdacht: In Driebergen — waar de oefenaar zijn dagelijks brood verdiende — heeft zich wellicht niemand het honderdste sterfjaar herinnerd.
Aan Kohlbrugges leven en werk wordt ruim aandacht geschonken in een pas dezer dagen bij J. N. Voorhoeve te Den Haag uit te brengen gedenkboek, onder redactie van dr. W. Aalders en ds. D. van Heyst. Ook Den Hertog in Utrecht deed het zijne. Van de vijf verschillende delen met meer dan 180 nagelaten oefeningen zag een herdruk het licht. Floor werd in zijn leven gewaardeerd. Zijn oefeningen klinken — als de nood aan de man komt — nog wel van sommige kansels der oud-vaderlandse kerk. Kohlbrugge wordt evengoed gewaardeerd. Ook de lezenaars in sommige der Gereformeerde Gemeenten dragen nog wel de leerredenen van hem voor wie onder Hervormden geen plaats was.
Mag ik meer verbindingen leggen tussen de grote theoloog en de eenvoudige landbouwer? Ik dacht van niet. Anderen doen dat wel. Tot verbazing kwam mij kort geleden een verhaal onder ogen en u mag weten wie het schreef — van drs. B. van Ginkel. Floor stond niet in het ambt en weigerde als hij „oefende" steevast de preekstoel. De voorlezersbank was hem hoog genoeg. Hij was geen „Kohlbruggiaan", als ik dit woord nu toch maar eens gebruik. Maar hij leefde en preekte, al noemde hij het zelf oefenen, uit het volbrachte werk van Christus en de wettische wet was ook hem een lijk geworden." Aldus Van Ginkel.
Veenendaal
Alsjeblieft, zal de lezer denken, een lijk? Dat is nogal wat. Inderdaad. En daarom nu de bewijzen! Zeker, die geeft Van Ginkel ook. Zijn grootvader, ene Van Wermeskerken uit Zeist, ging met èen stuk of wat vrienden nogal eens naar Driebergen ter oefening. Nu was Floor wel een doorgeleid man, zo getuigden zij volgens Van Ginkel, maar als hij op zondag ergens ging spreken, maakte hij van de trein gebruik.
Dat was de zondagstrein, zo vervolgt Van Ginkel in zijn verhaal, die volgens de plaat van de ,,brede en de smalle weg" regelrecht naar de ondergang reed. Van Ginkels grootvader moest Floor erover onderhouden. Wat gebeurt? 't Werd zondag en Floor ging in Veenendaal preken. Grootvader Van Wermeskerken kreeg zijn kans. ,,Broeder Floor", zei hij, al vlak bij het station gekomen,',,we wilden het toch wel eens met u hebben over dat reizen met de trein op zondag." Wat was het antwoord? Broeders, ik zou er graag over praten maar dan zou ik mijn trein nog missen ook. Weg was Floor, het station in.
Hervormd lokaal
Zie je wel! Wat heeft die Kohlbrugge toch een invloed uitgeoefend, zegt Van Ginkel — en over ónze twijfels zullen we dadelijk spreken — want ik weet nog wel meer. U weet toch wel van ds. Sterkenburg en ds. Stam? Zij stichtten het Hervormd lokaal, durfden geen eigen kerk te institueren, net als Kohlbrugge. Hoe Sterkenburg preekte weet ik niet, zegt Van Ginkel, maar invloed laat zich toch vermoeden. Want Sterkenburgs kleindochter Feya Keuvelaar vertelde hem zelf, dat zij Kohlbrugges naam nogal eens gehoord had uit opa's mond.
Het ontbreekt er eigenlijk nog aan in dat verhaal van drs. Van Ginkel — het staat in het al eerder genoemde gedenkboek over Kohlbrugge — dat hij de bekende predikant wijlen ds. G. van Reenen beïnvloeding van Kohlbrugge toeschrijft. Want Jean Louis Bemhardi, die als jongeman de Bijbelverklaringen van dr. Kohlbrugge in diens huis had bijgewoond, begon in 1859 samenspraken te schrijven. Hij toonde onder andere verwantschap met Kohlbrugge door de volkssoevereiniteit te hekelen. En goed, die samenspraken gingen tussen Kees (Bernhardi zelf) en gefingeerde gespreksgenoten, zoals Bart en dergelijken. Maar Van Ginkel legt de verbinding hier niet met de delen van „Bart en Kees" van ds. Van Reenen,
Terug naar Floor. Eerlijk is eerlijk, Kohlbrugge schijnt in Utrecht wel eens bij ds. J. W. Felix naar de kerk gegaan te zijn. Diezelfde Felix schreef een zeer waarderend woord ter inleiding van de laatst gevonden bundel van 36 nagelaten oefeningen in 1884. ,,Mochten twee derde van zijn geest rusten op degenen, die hij achterliet. Zijn naam zal in zegening blijven, bij die hem gekend hebben, en ook bij hen, die hem niet hebben gekend, maar door zijn werken zijn onderwezen, gesticht en vertroost". Daar kunnen we ons hartelijk bij aansluiten.
Maar dat Floor met de zondagstrein meegeweest is? Het lijkt ons sterk. Dat zou betekenen dat Van Ginkels grootvader bezijden de waarheid zat. Prettig is zo'n constatering niet. Een onderzoek naar het feit of er voor 1875 wel een spoorlijn van Driebergen naar Veenendaal liep was niet nodig. Floor verhaalt ons dat zelf in de zevende oefening uit de zevende bundel.
Heel eenvoudig zou de verklaring zijn dat Wulfert wel in de trein gestapt was, maar niet op zondag. Daarin kan Van Ginkels grootvader zich best vergist hebben. Het was tenslotte in die tijd nog heel wat om in zo een baarlijk snelheidsmonster als een trein te stappen.
Sabbathdag
Daar wil ik het maar bij houden. Dan blijft ondertussen de vraag of zowel bij Kohlbrugge als bij Floor inderdaad het „gedenkt de sabbathdag" zijn normativiteit verloren had. Of de wet hem een „lijk" geworden was in dien zin als dat uit de gebeurtenis met die zondagstrein zou moeten blijken.
In Elberfeid heb ik wel meer soortgelijke uitspraken gehoord. Maar die kwamen dan toch meer uit de Barthiaanse hoek. En kende Barth Kohlbrugge wel goed? Men kon daar beluisteren dat Kohlbrugge zich bij de heersende norm en traditie aanpaste, dat in zijn vrijheid een (christelijke of gereformeerde) ethiek onnodig en ongewenst was.
Maar Floor dan? Het was de bedoeling iets over zijn nagelaten oefeningen — nu weer herdrukt — te zeggen. En daaruit zouden zijn opvattingen hieromtrent moeten blijken. Ik kan het niet ontdekken. Dat Floor de „wettische wet" geen goed hart meer toedroeg, dat zij Van Ginkel toegegeven. Maar dat hem dat voerde naar een verachten van Gods geboden, neen. Laten we een passage van Floor citeren, die veelzeggend is in dit opzicht.
Geboden
Wij nemen de zevende bundel, de zevende oefening nog maar eens. Daar gaat het over Openbaringen 22, vers 14. ,,Zalig zijn zij die zijne geboden doen, opdat hun macht zij aan de boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad." Daarover zegt Floor: „Die nu Gods geboden doen, worden zaligen genoemd, en wat die zaligheid is, moeten wij nu onderzoeken. Zalig zijn ze dadelijk in het doen van Gods geboden. Als een uitwendige waarneming van Gods geboden uit slaafse vrees, of uit werkheiligheid geschiedt, dan ligt er geen geur, smaak of zaligheid in; maar als het uit liefde en dankbaarheid voortvloeit, dan is het reeds hier zalig om Gods geboden te doen. David roept uit: hoe lief heb ik Uwe wet! En Paulus betuigt, er naar de inwendige mens een vermaak in te hebben. En Jezus leert ons, en de ondervindingen tevens, dat Zijn juk zacht is en Zijn last licht is om te dragen. Zalig is het doen van Gods geboden, in vergelijking van de zure en wrange dienst der wereld en zonden". Aldus Floor.
Iedere lezer die zich door deze passage van Floor geraakt weet omdat deze hiermee een diep geheim te kennen geeft, zal aan Van Ginkels zondagstrein twijfelen. Niet voor niets was een herdruk nodig — het is een voorrecht dat er in onze tijd nog vraag is naar zoiets — van Floors oefeningen. De eenvoudige taal van deze landbouwer spreekt ook nu nog velen aan, omdat hij zaken verhandelt die van meer dan tijdelijk belang zijn, maar bovenal omdat velen er hun eigen hart in herkennen kunnen. Er zijn trouwens al diverse uitgevers geweest die zich met Floor bemoeid hebben. Was het in 1879 nog de Utrechtse uitgever J. J. H. Kemmer, bij wie bijvoorbeeld de derde bundel het licht zag, in 1913 was het ene C. de Boer Szn., te Sneek, die Floors oefeningen in veertig veertiendaagse afleveringen (toen nog voor 25 cent per stuk) dacht te laten verschijnen. Dat was toen, zoals De Boer berichtte op de binnenzijde van de omslag van één exemplaar daarvan — over ,,De eeuwige verkiezing" — de vijfde druk. De complete delen — die elk twee bundels bevatten — waren ook verkrijgbaar, namelijk voor/2,70 per stuk.
Die prijs is bepaald niet hoog voor deze tijd. Maar we kunnen ook niet zegggen dat Den Hertog ons nu het vel over de neus haalt als hij ons voor de 8 bundels in vier delen met 51, 35, 32 en 28 oefeningen per deel ƒ 37,50 laat betalen. En de vijfde bundel die in een andere band werd gebonden (waarom?) is met 36 oefeningen voor ƒ 39,50 ook niet te prijzig.
Dea Hertog bewees ons er dus wel een dienst mee. Dat neemt niet weg, dat er wel enig bezwaar kleeft aan deze herdruk. De spelling die gehanteerd wordt'is waarschijnlijk nog dezelfde als die uit de tijd van Floor. Niemand kan er toch bezwaar tegen hebben ora dat eens te laten herzien? Het zou onze jeugd misschien ook wat tegemoet komen. Dan werd er bijvoorbeeld in de achtste bundel, het vierde deel, een bindfout gemaakt. Enkele bladzijden uit een oefening zijn spoorloos verdwenen.
Dat alles neemt onze waardering niet weg. We zouden ieder willen aansporen Floor te lezen, evenals vele andere — oudere — werken waarvan regelmatig herdrukken plaatshebben. Er liggen nog altijd te bij onbekende schatten opgeslagen onze ouden. N.a.v. ,,A1 de eenvoudige oefeningen", door W. Floor, in vier delen en ,,36 nagelaten oefeningen", één deel, uitgave C. den Hertog, Utrecht, prijs respectievelijk ƒ 37.50 en ƒ 39.50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 april 1976
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 april 1976
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's