Thomas Hooker, puritein en kolonist
'Zoon der vertroosting' voor verslagen zielen
„De toegewijde apostel van de nederigren en de armen, streng tegenover de trotsen, mild in het stillen van een gewonde geest, brandend in vervoering van gebed en bewogen tot de toodschap van verlossende liefde, zijn ogen, stem, gebaren en gehele gestalte bedeeld met de levende kracht van een diepgevoelde godsdienst". Zo betitelt Georpe Bancroft de kenner van de bewogen geschiedenis van de Verenigde Staten, Thomas Hooker; vanwege zijn strenge boeteprediking ook wel genoemd de Johannes de Doper van de Puriteinen. Maar meer nog dan een „zoon des donders" was hij een „zoon der vertroosting" voor arme en verslagen zielen.
In ons land werd hij bekend vanwege zijn boek over „De heilzame wanhoop, maar in Amerika werd hij beroemd als een van de stichters van de staat Connecticut, waar men in 1639 de geschiedenis ver vooruit was door de invoering van een democratische grondwet. Enerzijds was Hooker streng in het aannemen van lidmaten tot zijn congregationalistsche gemeente, maar aan de andere kant waren zijn staatkundige opvattingen ruim te noemen, wanneer wij letten op zijn uitspraak: „Het fundament van het gezag wordt gelegd in de vrije toestemming van het volk".
Wedergeboorte
Omstreeks 1586 werd hij geboren in het Engelse plaatsje Marfield in Leicesterhire. Zijn ouders waren zodanig temiddeld dat zij hem lieten studeren aan het Emmanuels college in Cambridge, het Jeruzalem van de puriteinen. Van 1609 tot 1618 was hij „fellow" aan dezelfde universiteit. Cotton Mather verhaalt: „En het was terwijl hij daar dat werk deed, dat de krachtige genade Gods hem de bevinding van de ware wedergeboorte gaf'. Eerst deed de „geest der dienstbaarheid" hem uitroepen: „Wanneer ik Uw verschrikkingen onderga, o Heere, word ik verbijsterd". Nergens kon hij rust en troost vinden vanwege de angsten die ziji ziel bezetten, totdat hij zich aan God onderwierp en gebracht werd „aan de voet van Zijn genade in Christus Jezus en aldaar verslagen wachtende was, totdit het Hem mocht behagen om Zijn ziel van Zijn gunst te overreden". De geest des geloofs vervulde nu zijn ziel en gaf hem ook bij vernieuwing een zeer aanklevend zieleleven. Hij begaf zich nimmer ter ruste voordat hij kon zeggen: „Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen, want Gij o Heere alleen zult mij doen zeker wonen". Ook wist hij uit ervaring ,,dat de belofte de boot was om een omlomende ziel te brengen tot de Heere Jezus Christus".
Vlakbij Londen kwam Hooker in aanraking met de welgestelde Franck Drake, wiens vrouw al tien jaren in een wanhopige toestand verkeerde, want zij vreesde dat zij een verworpene was. Hij handelde ernstig met haar, evenals John Dod en dr. Usher, die echter geen vrede voor haar gemoed konden teweegbrengen. Robert Bruce uit Schotland was echter het middel in Gods handen on haar van haar banden te bevrijden. Hooker preekte in die tijd rondom Londen en ontmoette tijdens zijn omzwervingen John Rogers uit Dedham, „de prins van alle predikers in Engeland". Rogers probeerde hem te bewegen om predikant in Cockes te worden, maar alle pogingen hiertoe baatten niet. Gods Voorzienigheid leidde hem naar Chelmsford, waar hij de assistent van Mitchell werd. Veel zegen ontving hij aldaar op zijn bediening en „hij was in staat om de gewetens van zijn hoorders zodanig aan te raken dat zelfs van karakter oprechte personen zich schaamden".
De hele stad veranderde door zijn prediking, want vele herbergen sloten zelfs de deuren en sabbatsontheiliging was niet meer zichtbaar. Maar de tegenstand van de anglicaanse bisschoppen trof ook de getrouwe Hooker, die zich met andere puriteinen verzette tegen de roomse vormendienst en zich beijverde voor de zuiverheid van leer en leven.
Het prediken werd hem onmogelijk gemaakt; maar al waren de deuren van de kerk gesloten, toch liet hij niet na om op andere plaatsen het Woord te brengen. Ook hield hij een school aan en werd hij spoedig de raadgever van vele predikanten. Velen werden in het hart gegrepen, zoals een „profane" persoon die uit nieuwsgierigheid was gaan luisteren, maar „het levende en krachtige woord van God, in de mond van Zijn getrouwe Hooker, doorstak zijn ziel; hij ging uit met een ontwaakte en benauwde ziel".
Naar Holland
De overheid probeerde nu nog meer zijn mond te snoeren en daagde hem zelfs voor een kerkelijke rechtbank in Chelmsford. Nu vond Hooker het raadzaam om naar Holland uit te wijken, waar velen van zijn geestverwanten reeds verblijf hielden. Achtervolgd door zijn vijanden nam hij afscheid van zijn medebroeders, maar voor zijn vertrek was de windrichting zo ongunstig, dat een van zijn vrienden opmerkte dat het op deze wijze niet mogelijk was om af te varen. Rustig antwoordde de vluchteling echter: „Broeder, laat ons dit aan Hem overlaten. Die de wind in Zijn handpalm houdt", waarop Hooker aan boord van het schip stapte. En precies op het tijdstip van vertrek draaide de wind.
Aan de andere kant van de Noordzee aangekomen, begaf hij zich naar Amsterdam, waar hij kennis maakte met John Paget, leraar van de Engelse gemeente. Spoedig kreeg hij onenigheid met hem over zijn verhouding tot de Brownisten. In Delft werd Hooker vriendelijk ontvangen door de waardige en bejaarde Schotse predikant John Forbes. Zijn eerste preek in de Schotse kerk aldaar was over Fil. 1:29: „Want u is uit genade gegeven in de zaak vaai Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden"; een echte preek voor verbannenen om de naam van Christus' wil.
Na twee jaar vertrok hij naar Rotterdam, waar hij vriendschappelijk samenwerkte met de bekende „prakticijns", William Ames (Amesius). Toch kon het leven in de vrije Republiek hem niet bekoren. Hij schreef aan zijn vriend John Cotton: „dat de kracht der godzaligheid in Holland gemist werd" en „dat velen zichzelf met de vormen tevreden stelden". Zijn gedachten gingen uit naar Amerika, waarnaar reeds vele vervolgde puriteinen waren gegaan. Een aantal vrienden uit Essex had het plan beraamd om zich bij deze kolonie te voegen.
Naar Amerika
Hooker vertrok eerst naar Engeland, waar hij bijna gegrepen werd, en scheepte zich in 1633 in Plymouth in met nog twee leraars, John Cotton en Stone. Voor hun vertrek preekte Hooker zijn afscheidspreek uit Jer. 14: „Wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet". „En gij Engeland, welke tot de hemel toe verhoogd zijt geweest vanwege de middelen der genade, zult tot de hel toe nedergeworpen worden, want indien de machtige werken die bij u gedaan zijn, in Indië of Turkije geschied zijn, zij zouden zich bekeerd hebben".
Donkere wolken van Gods oordelen zag deze profetische puritein boven Engeland hangen, hoewel hij later getuigde dat na de tijden van beproeving een „tijd van respijt" zou komen. Maar na deze tijd zou er een verval intreden en hierna „zou er een tijd komen dat Engeland in stukken gebroken zou worden als een pottenbakkersvat". Toch verwachtte Hooker dat „een klein overblijfsel zou worden overgelaten waaruit de Heere later weer kerken naar Zijn eigen hart zou oprichten".
Met open armen
Na een reis van zeven weken kwamen Hooker en zijn medereizigers aan de oostkust van Amerika aan, om precies te zijn op 3 september 1633. Vele vrienden wachtten hem reeds op en dromden om hem heen toen hij het schip verliet. „Nu zal ik met u wonen, indien ge vasthoudt aan de Heere", riep hij uit en hij omhelsde hen.
Hij werd als leraar aan de jonge gemeente van Newtown, in de kolonie van Massachusets verbonden en predikte in rust en vrede het Woord des levens in het midden van zijn geestverwanten in de wildernis van het verre Amerika. Wat een verandering ten opzichte van zijn geboorteland, waar de gehate Laud de lakens in de kerk uitdeelde en bewerkte dat ook andere godzalige leraars zoals John Davenport en Thomas Shepard naar Amerika vertrokken.
Er was sprake van grote eensgezindheid onder elkaar, zodat het vreemd moest lijken toen Hooker na drie jaar de wens te kennen gaf om de kolonie te verlaten. Sommigen zoeken hier rivaliteit achter tussen Cotton en hem, anderen wijzen op de strikte ondemocratische landsbesturing door gouverneur Wlnthrop die Hooker en zijn gemeente tot deze verhuizing dreef, maar zekerheid hierover bestaat niet.
Wat de reden dan ook mocht zijn, op 26 april 1636 verliet een groep van 100 kolonisten Newtown. Zij dreven hun kudden voort door de bossen, over de vele beekjes en over de bergen in de richting van de prachtige Connecticutrivier. Zij dwaalden door de wüdemis op zoek naar een stad ter woning, en kwamen aan de oever van de rivier aan, waar spoedig Hartfort verrees, de hoofdstad van de staat Connecticut.
Een volledige vrijheid voor een leder werd in deze nieuwe kolonie gegarandeerd, hoewel alle ongebondenheid en valse godsdienst werd tegengegaan, in tegenstelling tot het Rhode Island van Roger Williams waar alle sekten en godsdiensten werden toegelaten. De verkiezing van de „General Court" bleef in Connecticut niet alleen beperkt tot de leden van de kerk, maar iedere inwoner was gerechtigd om zijn stem uit te brengen. Een democratie die men in die dagen nergens in Europa kende!
Preken
Van tijd tot tijd begaf Hooker zich naar de kuststreek om de vergaderingen van de synode bij te wonen, waarbij hij uiteraard ook preekbeurten vervulde. Zo moest hij in mei 1639 voor een grote menigte in Boston voorgaan, waarbij ook de gouverneur aanwezig was. Hooker was niet alleen gezien vanwege zijn godsvrucht, maar ook vanwege zijn kanselgaven.
Maar bij die gelegenheid kon hij eerst niet verder komen dan enkele gebroken zinnen, zodat hij moest stoppen. Hij was genoodzaakt om voor de vergadering te bekennen „dat alles wat hij wilde spreken zowel uit zijn mond als uit zijn gedachten werd weggenomen". Na een psalmvers te hebben opgegeven trok hij zich terug. Een half uur later besteeg hij de kansel weer en hield ruim twee uur lang vol vuur een „bewonderenswaardige preek".
In het halve uur van afzondering had de Heere hem opening in het Woord gegeven, en zijn tong weer losgemaakt, opdat hij niet in de mens, maar alleen in de Heere zou roemen. Zijn vrienden die hem vroegen om rekenschap te geven van „des Heeren weerhouding van Zijn bijstand", antwoordde hij: „We moeten dagelijks belijden dat wij niets hebben en niets kunnen doen zonder Christus".
Indianen
Hooker was een man des gebeds die veel in gemeenschap met de Heere verkeerde. Hij kon van opmerkelijke verhoringen in zijn leven gewagen, zoals in 1643 toen een strijd tussen twee Indianenstammen woedde. De ene stam was de Engelsen welgezind, terwijl de andere hen wilde doden. Hooker kreeg op het gebed deze belofte: „Ik zal zegenen die u zegenen en vloeken die u vloeken", en kort hierop moest de vijandige stam het onderspit delven.
De tweede dag van de week bestemde hij voor de „cases of conscience" (gewetensgevallen). Velen vroegen dan een oordeel of richtlijn aangaande him zielestaat of geestelijke gesteldheid. Hooker was een kenner van de hoogten en diepten van het hart van een christen, maar wist ook hoe arglistig het hart was, dat geneigd is om het werk van satan voor het werk van de Geest aan te zien. Hooker had in alles de eer van God en het heil van de zielen op het oog en arbeidde onvermoeibaar om zielen tot Christus te brengen.
Cotton Mather merkt in zijn „Magnalia Christi Americana", de Amerikaanse kerkgeschiedenis, op dat de kracht van zijn bediening lag „in de punten van de meest praktische godsdienst en het grote belang van des zondaars voorbereiding tot de inplanting in en zaligheid door de Heere Jezus Christus". Bij bevinding kende hij de qntnogeliikheid om door menselijke deugden tot God te komen. Hij wist hoe de mens steunt op zijn plichten en werken en ondanks alles zijn zondige genegenheden wil koesteren en vasthouden.
Een grondige overtuiging door de wet achtte Hooker nodig om een mens „toe te bereiden" om Christus door het geloof aan te nemen, opdat alle roem in de mens ten enen male mocht worden uitgesloten.
Boeken
Zijn boeken „Application of redemptrion" (toepassing van de verlossing) en „Preparation to Christ" (voorbereiding tot Christus) getuigen van de noodzakelijkheid van een grondige ontdekking van schuld, afsnijding van alle mensenwerk en geloofsovergang in Christus door de toepassende bearbeiding des Geestes. Increase Mather en Giles Firmin sluiten zich hierbij aan, maar hebben wel kritiek op de stelling van Hooker „dat de ziel zodanig verootmoedigd moet worden dat hij gewillig Is om de staat van verdoemenis te aanvaarden". In de voorrede op het boekje van Salomo Stoddard, getiteld „Een leidsman tot Christus" verklaart Mather dat vele chistenen door deze stelling in twijfel werden gebracht betreffende de echtheid van hun geloof.
Ten aanzien van de tucht van de kerk stond Hooker op het standpunt van de independenten: Niemand mocht tot de sacramenten worden toegelaten dan degenen die blijken van een waar geloof bezitten. In zijn bekende boek „Survey of the sum of Church discipline" (beschouwing van de inhoud der kerkelijke tucht) bestrijdt hij de opvattingen van Samuel Rutherford over de presbyteriaanse vorm van kerkregering.
Arminiaans?
Door sommigen wordt beweerd dat Hooker tot het arminianisme zou neigen. Enkele uitlatingen in zijn werk „The soul's vocation of effectual calling to Christ" (de krachtdadige roeping van de ziel tot Christus) zouden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Hooker hield staande dat „niemand van nature uit zichzelf Christus kan aannemen", maar benadrukte aan de andere kant sterk de verantwoordelijkheid van de mens. Het niet aannemen van Christus is volgens hem meer te wijten aan de onwilligheid dan aan zijn onvermogen. ,De wil is de hand van de ziel" en is „de natuurlijke kracht of faculteit waarmee men tot het willen aangezet wordt". Dit accent op de wil bracht Hooker tot de onderscheiding tussen een natuurlijk en zedelijke bekwaamheid.
Jonathan Edwards ook een theoloog uit Connecticut, heeft later In zijn „wilsleer" deze onderscheiding nader uitgewerkt, hetwelk aanleiding heeft gegeven tot arminiaanse invloeden in de Amerikaanse theologie, met alle verderfelijke gevolgen van dien.
Lezing van zijn in het Nederlands vertaalde werkje „De ware zielsvemedering en heilzame wanhoop" moest desondanks alle beschuldigingen van arminianisme aan zijn adres ontzenuwen. En wanneer wij dan nog niet overtuigd zijn van Hookers pal staan voor de leer van vrije genade, laat ons dan letten op het einde van deze oprechte en vrome man, dat vrede was.
Rondom zijn sterfbed staande merkte een van zijn vrienden op: „U zult heen-gaan om de beloning van al uw arbeid te ontvangen". Maar dan antwoordde de stervende Hooker: „Broeder, ik ga heen om barmhartigheid te verkrijgen". Daarop sloot hij de ogen en vouwde de handen, waarna hij in de Heere ontsliep.
Op 7 juli 1647 had Amerika een bidder minder en de staat Connecticut was een leraar kwijt die zich niet alleen beijverd had voor de volksvrijheden, maar die zich boven alles had ingespannen om verloren zielen te wijzen op het kruis van Golgotha.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1978
Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1978
Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's