Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van Dale's Handwoordenboek beste keus voor algemeen gebruik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Dale's Handwoordenboek beste keus voor algemeen gebruik

Taalbederf in woordenboeken neemt sterk toe

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er wordt in onze tijd veel gesproken over taalbederf. Maar taalbederf, bestaat dat in het gebruik van leenwoorden, zoals sommige mensen denken? Mogen we het woord duster (of het woord peignoir) beslist niet méér bezigen en moeten we dat altijd vervangen door ochtendjas of zoiets? Nee, het gebruik van leenwoorden heeft met taalbederf weinig of niets te maken. Als ze in grote massa's komen (off-set, off-shore, shirt, must, boy, establishment enz. enz.) wordt ons Nederlands er niet fraaier op, maar de fundamenten van onze taal worden er niet door ondergraven.

Maar het taalbederf krijgen we wel als we gaan spreken over inschatten. Dit woord, dat ik (nog) in geen enkel woordenboek heb kunnen vinden, is namelijk helemaal geen Nederlands; het is gewoon een onbeholpen „vertaling" van het Duitse einschatzen. Zulke vertalingen noemen we barbarismen en die zijn liet meest funest voor onze taal omdat ze door hun vorm hun afkomst niet verraden. Intussen wordt het woord al wel gebruikt, speciaal op vergaderingen van hoge ambtenaren en in de Tweede Kamer.

Registratie

Nu neem ik hier een extreem voorbeeld van taalbederf, maar hoe zit het met andere woorden: haalbaar, leefbaar, omscholing (is van oorsprong een germanisme), omturnen enz? Dit is een heel moeilijk probleem en de schrijvers van woordenboeken zouden ons hierbij kunnen helpen. Die begaafde neerlandici kunnen daarover een veel beter oordeel vellen dan u en ik.

Maar nu is het erg jammer dat vele neerlandici niet meer vechten tegen het taalbederf, maar dat ze de taal zoals die tegenwoordig gesproken wordt, willen registreren. Die registratie kan uit wetenschappelijk oogpunt nog wel interessant zijn, maar als men de resultaten ervan gaat introduceren in een woordenboek „vooral ten dienste van het onderwijs", dan moeten de leerlingen wel de indruk krijgen dat ze gewoon burgerrecht verkregen hebben. Het taalbederf wordt daardoor niet afgeremd maar gestimuleerd, „aangezwengeld" zoals dat tegenwoordig heet.

Vroeger was dat heel anders. Ik heb nog een woordenboek van Koenen in een mooie, antieke editie van 1935. Daaruit werden barbarismen systematisch geweerd. En omstreeks 1960 waren sommige neerlandici nog wel degelijk zo streng dat ze waarschuwden tegen een onschuldig woordje zoals onderstrepen (accentueren). Een van hen durfde zelfs te schrijven dat onderstrepen alleen maar betekende: een streep zetten onder. En de befaamde F. C. Dominicus durfde weliswaar zo ver niet te gaan, maar hij vond het toch nodig scherp tegen dat „modewoord" te waarschuwen, dat hij wilde vervangen door doen uitkomen of door nadrukkelijk herhalen. Ook vele andere woorden en zinswendingen werden door Dominicus aangevochten. Als men ging zoeken bleek een vrij groot percentage daarvan in de Grote Van Dale vermeld te worden als goed Nederlands! Nu is Van Dale al niet erg aan de progressieve kant, dus u kunt wel begrijpen dat Dominicus zijn conservatisme wel ten top voerde.

Betwijfelen

Dat was dus zo'n 20 jaar geleden. Toen hielden de neerlandici vast aan de overgeleverde vormen, en woordenboeken waren toen nog naslagwerken voor correct taalgebruik. Eigenlijk had ik gedacht dat dit nog zo was. En toen ik op me genomen had iets te gaan schrijven over onze woordenboeken, en speciaal over de wenselijkheid dat er veel goede woordenboeken aangeschaft en intensief gebruikt zouden worden was ik vol goede moed. Vooral Koenen lokte me aan, dat altijd zo'n best schoolwoordenboek geweest is en dat ik zelf het beste kende, zij het in een oude druk. Ik dacht hier tenminste een steunpunt te zullen vinden in de strijd tegen het taalbederf en ik wilde dat graag aan de lezers van het RD doorgeven.

Maar toen kwam de teleurstelling, vooral bij het woordenboek van Koenen, dat uitgegeven wordt door Wolters. Een van Wolters' stafleden vertelde me dat Koenen zo'n heel goed woordenboek was, speciaal omdat het de beste weergave vormt van het Nederlands. Dat is inderdaad zo. De redacteur van Koenen, prof. dr. J. B. Drewes, heeft zijn uiterste best gedaan om zijn woordenboek bij te laten blijven en men kan er de meest moderne begrippen in vinden, tot de Selectieve Investeringsregeling (SIR) van 1974 toe. Dat is natuurlijk een geweldige prestatie. Maar het is zo jammer dat er zoveel moderne woorden in staan waarvan ik betwijfel of het eigenlijk wel goede Nederlandse woorden zijn. Hierbij denk ik aan: aanhikken; aankaarten; miskleunen, kleunde mis, heeft misgekleund; brainstormen, heeft gebrainstormd; hinten, hintte, heeft gehint; interessantie (poging om interessant te doen).

Veel geleerden gaan er langzamerhand toe over zulke woorden te accepteren. Maar het zijn nu eenmaal neologismen die pas de laatste 25 jaar in zwang gekomen zijn en die erg lelijk klinken, zodat men daaronder toch wel het gevaarlijke taalbederf kan verwachten.

Normen

Maar toen ik uitging van het standpunt dat woordenboeken een zekere norm voor moeten schrijven, speciaal voor leerlingen van middelbare scholen, hoorde ik dat ik me vergiste. De schrijvers willen nu vaak geen normen meer geven. Een van de directieleden van Kramers heeft hierover een poosje met me gedebatteerd. Een van de eerste tegenwerpingen die hij maakte was dat woordenboeken geen normatief karakter hebben! Toen ik dit tegensprak zei hij dat het meer in zijn bedoeling lag de woorden die tegenwoordig in de Nederlandse kranten staan voor het publiek toe te lichten. En ook wat er in de Tweede Kamer gezegd wordt. Toen ik hem daarop antwoordde dat er nergens zulk slecht Nederlands gesproken wordt als in de Tweede Kamer, glimlachte hij een beetje. Hij zei: „Misschien hebt u nog wel gelijk, maar het is zo moeilijk een criterium te stellen". Natuurlijk wist ik dat zo'n maatstaf stellen heel moeilijk was, maar toen hij deed alsof dat onmogelijk zou zijn, beriep ik me op de laatste autoriteit die ik nog kende: op prof. dr. A. Weijnen.

In Koenen en Kramers wordt namelijk ongeveer dezelfde gedragslijn gevolgd. Duidelijke richtlijnen zoals vroeger gaan steeds meer ontbreken. (Door ietwat haastig verkregen en niet geheel juiste informatie dacht ik op dat ogenblik dat Van Dale's Handwoordenboek dezelfde gedragslijn volgde. Het laatste strohalmpje bestond voor mijn gevoel uit een klein Prisma woordenboekje van ruim 300 bladzijden, geschreven door prof. Weijnen). Bij wijze van steekproef heb ik zowel bij prof. Weijnen als in Koenen gezocht naar vier woorden die beginnen met „om": omscholen, omscholing, omspellen en omturnen. Het is beslist geen toeval dat die geen van vieren in Weijnen's Prisma staan en wel alle vier in de moderne Koenen-Drewes.

Waarde-oordeel

Nu kan men van mening zijn dat het bijna onmogelijk is een criterium aan te leggen voor barbarismen. Én een onfeilbare maatstaf komt er natuurlijk ook nooit, maar prof. Weijnen zegt in het voorwoord van zijn Prisma dat hij barbarismen principieel geweerd heeft, omdat hij gekozen heeft voor „de verzorgde vorm van het Nederlands". (Een ander voordeel daarvan is, dat prof. Weijnen zijn aandacht niet heeft „gericht op gewestelijk idioom, slang, platheden of krachttermen".) De meeste van die twijfelachtige woorden, die ik vooral in Koenen en Kramers vond, bleken niet in het Prisma-boekje van prof. Weijnen te staan. En al is dat dan geen wetenschappelijk werkje, prof. Weijnen is wel een groot geleerde. Daarom zal ik dat boekje maar zuinig bewaren. Ik kan het alle lezers aanbevelen.

Gelukkig echter bemerkte ik dat er toch nog een woordenboek van formaat is dat wel degelijk normen heeft gesteld. Dat bleek me uit Van Dale's Handwoordenboek, zowel uit de inhoud ervan als uit het voorwoord. Hier volgt de betreffende passage:

„De kringen der gebruikers tot wie een Handwoordenboek zich in de eerste plaats richt, is die van het onderwijs. Een schoolwoordenboek mag onzes inziens niet zomaar registreren wat dagelijks uit vele, taalkundig niet altijd even deskundige pennen vloeit. Zelfs de schrijver van een groot woordenboek kan zich niet geheel onttrekken aan het vellen van een taalkundig waarde-oordeel... Een woordenboek dat zich in de eerste plaats richt tot de kringen van school en onderwijs zal, in veel hogere mate dan een groot lexicografisch werk, normen moeten stellen. De gebruikers ervan verwachten dat het steun en leiding geeft bij hun schriftelijk taalgebruik."

Aanbeveling

Tot mijn verrassing kwam dit geheel overeen met mijn eigen standpunt. In Van Dale's Handwoordenboek en in Weijnen's Prisma worden systematisch dezelfde ruwe woorden, platte woorden en barbarismen geweerd, hoe groot het niveauverschil tussen beide boeken ook mag zijn.

Eigenlijk is een woordenboek een cultuurprodukt, waarin de mening van de schrijver zich evengoed laat gelden als in een roman of een dichtbundel. Het dient dan ook met evenveel zorg gekozen te worden en het is altijd nodig het voorwoord te lezen.

Beide genoemde boeken kan men zeer aanbevelen. De titels zijn:

Van Dale. Nieuw Handwoordenboek der Nederlandse Taal, door prof. dr. F. de Tollenaere en prof. dr. A. J. Persijn, M. Nijhoff, ƒ 41,50; (met lijsten van bijbelse en mythologische namen);

Prisma Nederlands Woordenboek, 326 pag.. Het Spectrum, 1975. ƒ5,30. (Liever met plastic bandje, ƒ 8,70; heet dan Prisma Handwoordenboek Nederlands).

Andere Handwoordenboeken: M. J. Koenen-J. B. Drewes, Wolters, ƒ42,50. (Zeer belangrijk voor bezitters van de Grote Van Dale, die hierin veel recente, aanvullende informatie zullen vinden.)

Kramers' Nederlands Woordenboek (door prof. dr. C. B. van Haeringen), ƒ37,50.

In tegenstelling tot al de genoemde werken begint bij Kramers ieder woord op een nieuwe regel. Zeer overzichtelijk; met duidelijke regels voor de uitspraak.

Van Dale

Bij het lezen van bovenstaande zal er vast èn zeker bij sommige lezers een vraag opgekomen zijn: Zouden we eigenlijk niet allemaal het beste de Grote Van Dale kunnen kopen? Daar staat immers „alles" in?

Het antwoord op die vraag is vrij gemakkelijk: nee. Dat moeten alleen zij maar doen die veel ervaring hebben op dit gebied. Geen beginners. En wie een woordenboek wil hebben waar hij direct wat aan heeft en altijd wat aan zal blijven houden, ook na de schooljaren, doet er tegenwoordig het beste aan Van Dale's Handwoordenboek van + 1200 pagina's te kopen. Dat kan vrijwel ieder betalen (ƒ41,50 tegen ƒ185,- voor de Grote Van Dale). Bovendien is dit een praktisch boek dat men gemakkelijk op zijn bureau kan leggen, dat veel meer aanwijzingen geeft voor de uitspraak dan zijn grote broer en dat bewust de gebruiker wil helpen bij het verbeteren van zijn stijl. Ook de in de laatste druk pas opgenomen lijsten van bijbelse en mythologische namen vormen een grote verrijking.

Illusie

Natuurlijk is het aantal woorden in de Grote Van Dale veel groter dan in dit Handwoordenboek. (Dat grotere aantal wordt o.a. bereikt door tal van platte wooiiden en (halve) vloeken. Die zijn opgenomen voor de wetenschappelijke volledigheid.) Maar dat men dan alles heeft is een illusie. De zogenaamde Woordentolken of Vreemde Woordenboeken geven op hun gebied soms zeer veel andere woorden dan die in de Grote Van Dale staan. In mijn exemplaar van Kolsteren heb ik er op vier pagina's tientallen aangestreept!

Behalve zulke woordentolkjes zijn trouwens de kleinste boekjes, mits ze maar goed zijn, nuttig voor iedereen. Bij de voorbereiding van dit artikel heb ik het Prisma-boekje van prof. Weijnen gekocht. Ik beschouw dat als een mooie aanwinst voor mijn collectie waarvan ik weleens veel plezier zou kunnen hebben! Want wie veel uit woordenboekeri wil leren moet niet één woordenboek gebruiken, maar minstens twee; Dat is ook de mening van prof. dr. C. Kruyskamp die de laatste edities van de Grote Van Dale heeft verzorgd.

Naainaald

Het is aardig ook eens even te doen wat prof. Krüyskamp zijn halve leven heeft gedaan, en een paar woordenboeken te vergelijken aan de hand van de definities die ze geven. Dan blijkt dat de Grote Van Dale wel de meeste woorden geeft, maar dat zijn omschrijvingen niet altijd de beste zijn. Ik begin met een heel eenvoudig begrip: naainaald. Dat is volgens Van Dale een naald om mee te naaien. Prof. Weijnen zegt hetzelfde in zijn Prisma. In Koenen staat: naald om ermee (?) te naaien. Ze herhalen dus het woord eigenlijk alleen maar. Maar er is gelukkig ook nog een Kramers, door prof. Van Haeringen. Erg best lijkt die het er niet af te brengen, want hij vergist zich in het alfabet en zette, althans in een oude editie, naainaald boven naaimeisje. (Foei, en dat in een woordenboek, zult u denken. Maar dat komt meer voor). Toch is het wel leerzaam om Kramers' definitie te lezen: naald om met de hand te naaien. Nu zijn alle RDlezeressen natuurlijk op dit gebied veel deskundiger dan ik, maar toch dacht ik ook nog wel te kunnen vaststellen dat die drie woorden: met de hand, iets essentieels zeiden van het begrip naainaald, iets wat in de andere woordenboeken verwaarloosd wordt. Het is dus niet altijd het grootste woordenboek dat de beste definitie geeft.

Xylofoon

Nu de definitie van iets moeilijkers: een xylofoon. Volgens prof. Weijnen een bep. (bepaald) slaginstrument. Kramers is uitvoeriger: „slaginstrument bestaande uit houten plaatjes die met hamertjes bespeeld worden". Dat is werkelijk een prachtige definitie. Want wie daar de befaamde Grote Van Dale naast legt, vindt eigenlijk hetzelfde; alleen Koenen geeft nog twee extra bijzonderheden: de plaatjes van een xylofoon zijn namelijk chromatisch gestemd en kunnen ook uit metaal bestaan. Hier is Koenen dus het volledigst.

Majesteitsschennis

Hoe nodig het is — voor taaistudie althans — woordenboeken met elkaar te vergelijken, blijkt vooral bij abstracte begrippen. Wie bij Van Dale of bij prof. Weijnen leest dat majesteitsschennis betekent: „(aanranding of) belediging van de soeverein", zal daar in het algemeen tevreden mee zijn. Maar Kramers en Koenen voegen hier een essentieel woord aan toe: „openbare belediging".

Het gebeurt nogal eens vaak dat Kramers, al. is het maar een heel eenvoudig woordenboek, alle andere de loef afsteekt. Jammer dat het aantal opgenomen barbarismen in 20 jaar zo hard gestegen is. En Koenen is heel rijk aan jaartallen, aan namen van recente wetten en regelingen en aan... bijbelteksten. (Het aantal daarvan is in de laatste editie met vele honderden toegenomen!)

Maar ondanks de gebrekjes aan de Grote Van Dale is hij absoluut onmisbaar en door zijn omvang kan hij nu eenmaal verreweg de meeste woorden en de meeste bijzonderheden geven. Wie echter een vrij recente editie, bijvoorbeeld de 8e uit 1961, bezit, behoeft beslist niet de 10e te kopen. Omdat de toevoegingen maar van ondergeschikt belang zijn, is voor hem ieder ander stijl- of woordenboekje belangrijker dan de nieuwe Grote Van Dale.

Woordenboeken in de pers

In het najaar van '79 is er nogal wat publiciteit geweest rondom onze Nederlandse woordenboeken. Eerst in de dagbladpers: de uitgevers van de schoolwoordenboeken (Koenen, Kramers, Van Dale) zouden deze uitgaven moeten fusioneren omdat die zo verliesgevend waren.

Aan de uitgevers van de schoolwoordenboeken: Wolters (voor Koenen), Van Goor (voor Kramers), Nijhoff (voor Van Dale), hebben we inlichtingen gevraagd, evenals bij Het Spectrum (voor het mooie Prisma-boek). De genoemde firma's hebben ook welwillend inlichtingen verstrekt, behalve Van Goor, die onze brief had doorgezonden aan Elsevier Argus BV te Amsterdam, waar de hele Kramers-serie tegenwoordig wordt uitgegeven. Vooral Nijhoff schreef een zeer optimistische brief: voor zeer gespecia iseerde, tweetalige woordenboeken is de toestand in West-Europa moeilijk, maar voor algemene bestaat er, volgens Nijhoff, een goede markt, ondanks de gezonde concurrentie.

Onderzoek

In november kwamen er nog meer artikelen over woordenboeken. Eerst in de Consumentengids, in de vorm van een soort warentest, een vergelijkend onderzoek van bijna alle (12) verklarende Nederlandse woordenboeken. De opzet en de conclusie van deze test waren onjuist. Men had namelijk alleen de hoeveelheid woorden en informatie per woord met elkaar vergeleken, niet de kwaliteit ervan. En wat de conclusie betreft: het gaat veel te ver om te zeggen dat de Grote Van Dale het beste Nederlandse woordenboek is en daarbij te suggereren dat de Grote Van Dale dan ook geschikt is voor iedereen. (Elsevier's Weekblad wilde er een poosje later zelfs de arme schapen van de basisschool mee opschepen!) Misschien is het bezit van dit fraaie meesterwerk op weg een soort statussymbool te worden, dat echter lang niet altijd het meest praktisch is.

Waarschuwing

Over het verschijnsel — in taalkundig opzicht zeer interessant — van de barbarismen zouden nog heel wat kolommen gevuld kunnen worden. Wie er een groot aantal wil leren kennen, kan die vinden in het in 1975 verschenen Signalement - van nieuwe woorden van dr. Riemer Reinsma. (Dit bedoelt alle nieuwe woorden van de laatste twintig jaar te omvatten, ook de heel normale en ook veel slang-termen.) Reinsma heeft die echter niet verzameld om er tegen te waarschuwen (zo'n waarschuwing zou er vroeger - bij gestaan hebben) maar om deze te presenteren als „ergens een stuk kommunicatie", misschien zelfs als het Nederlands van de toekomst! En veel van Reinsma's woorden staan ook in Kramers en Koenen!

Zo'n waarschuwing (tegen barbarismen) zou er vroeger bij gestaan hebben, . schreef ik. Toch niet alleen vroeger: In 1975, ongeveer tegelijk, verscheen de 8e - druk van Van Dale's Handwoordenboek. Het was de eerste na 1956 en dat terwijl er in diezelfde tijd van Koenen drie en van Kramers niet minder dan tien herdrukken waren verschenen! De barbarismen, speciaal de platte woorden die in ; deze beide boeken stonden, hebben veel verontrusting gewekt in onderwijskringen, vooral ook bij het Reformatorisch onderwijs.

En Van Dale's Handwoordenboek ademt dezelfde geest als vroeger. Men vindt er een even beschaafd vocabularium. Zelfs woorden die nog niet zo erg ruw zijn: doodlachen en doodschamen, ontbreken. (Deze staan wel in Koenenen Kramers.) Noch voor zeer vulgaire termen, noch voor allerlei nieuwe barbarismen behoeft men de inhoud te testen aan de hand van een paar trefwoorden. Die categorieën ontbreken. Het staat dan ook in de hierboven reeds geciteerde regels: Men „wilde niet registreren wat uit taalkundig niet altijd even geschoolde pennen vloeit". Deze merkwaardige uitspraak (merkwaardig voor onze tijd althans), stond nog niet in het voorwoord van 1956: het is dus niet iets dat als een soort erfenisje is blijven staan, maar een eigen standpunt van de bewerkers.

Dit standpunt staat in grote tegenstelling tot dat van de progressieve taalkundigen uit de jaren 70 die noch op moreel ; noch op taalkundig gebied van normen willen weten. Daarentegen hebben de bewerkers van Van Dale's Handwoordenboek de barbarismen geweerd, op grond van de regels waaraan de taalkundigen zich vroeger, in een betere tijd dan nu, algemeen hielden. Ook door de lijsten bijbelse en mythologische termen, die in de 8e druk voor het eerst zijn toegevoegd, richt het zich op een publiek van de oude stempel, toen de mensen vaak veel dichter stonden bij de Bijbel en de klassieke oudheid. Kortom, een merkwaardige en sympathieke verschijning. En er schijnt, gelukkig, nog een goede markt voor te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1980

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Van Dale's Handwoordenboek beste keus voor algemeen gebruik

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1980

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's