Ds. Zandt wist hervormde kiezers aan SGP te binden
Aanstaande donderdag (6 maart) zal het honderd jaar geleden zijn dat in het Groningse dorp Stedum Pieter Zandt werd geboren. Een man die later als staatkundig-gereformeerd politicus grote bekendheid kreeg. Ruim 35 jaar lang was hij Tweede-kamerlid voor de SGP en vijftien jaar voorzitter van deze partij.
Hoewel vaak bespot en gehoond door tegenstanders als een toonbeeld van bekrompenheid en calvinistische starheid, wist hij anderzijds ook bij velen die het niet met zijn principes eens waren, respect af te dwingen. In de harten van zijn partijgenoten nam hij, vooral na de dood van Kersten, een grote plaats in. Ook thans, bijna twintig jaar na zijn overlijden, is zijn nagedachtenis daar nog niet vergeten.
De SGP was in 1918 opgericht vanuit de kring der Gereformeerde Gemeenten. Maar het was beslist niet de bedoeling van de oprichters om er een kerkelijke partij van te maken, zoals later het GPV zou worden. Onder de banier van de SGP wilde men allen verenigen die de oude waarheid liefhadden. En dat om gezamenlijk een profetisch getuigenis te laten horen tegen de machten van Rome en de revolutie, maar ook tegen een verwaterd christendom, zoals zich dat in de AR steeds duidelijker openbaarde.
Verzoek van ds. Kersten
Derhalve deed de jonge SGP haar best om ook buiten de kring van de Gereformeerde Gemeenten leden en kiezers te werven. Zo werd in 1922 ds. Zandt benaderd of hij zich bij de nieuwe partij wilde aansluiten. Dat geschiedde in opdracht van ds. G. H. Kersten, die datzelfde jaar als eerste SGP-er in de Tweede Kamer gekozen was. Ds. Zandt, die voordien partijloos was (al had hij in 1922 wel op de SGP gestemd) bleek wel genegen om zich bij deze partij aan te sluiten en werd al spoedig in het hoofdbestuur gekozen.
„Van die dag af is er tussen mij en ds. Kersten een band gelegd, welke nimmer verbroken is", zo verklaarde ds. Zandt in 1950 bij de herdenking van zijn 25-jarig kamerlidmaatschap. Omgekeerd verklaarde ds. Kersten aan het eind van zijn leven: „Bijkans 25 jaar hebben ds. Zandt en ik samengewerkt, veel met elkaar verkeerd, kerkelijk gescheiden, maar in de waarheid waren we het altijd eens en zijn wij het altijd eens gebleven". En bij de begrafenis van ds. Kersten mocht ds. Zandt getuigen: „De blanke, vrije, soevereine genade Gods heeft ons te zamen gebracht. Dat is door geen mens geschied".
Kamerlid
Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1925 werd ds. Zandt als nummer twee op de kandidatenlijst van de SGP geplaatst. De SGP boekte toen een duidelijke verkiezingsoverwinning ten koste van de AR. Behalve ds. Kersten werd ook ds. Zandt in de kamer gekozen.
De kandidaatstelling van ds. Zandt had er toe bijgedragen dat veel meer hervormden dan voorheen op de lijst der SGP stemden. In de kieskring Arnhem (Veluwe) steeg het SGP-percentage van nog geen 0,7 tot boven de drie.
De verkiezingscampagne had een rumoerig verloop. Jonge (en oude) antirevolutionairen trachtten SGP-vergaderingen in Putten en Apeldoorn te verstoren. In Den Haag moest zelfs de politie er aan te pas komen. De drie voornaamste sprekers van de SGP: ds. Barth (Chr. Geref.), ds. Kersten en ds. Zandt werden door de antirevolutionairen smadelijk aangeduid als „beste zware krultabak" (BZK een toentertijd bekend tabaksmerk).
Kort na zijn bekering was Zandt van Godswege reeds geopenbaard dat hij nog eens lid van de Tweede Kamer zou worden. Vandaar dat hij als predikant reeds zijn studies daarop ingesteld had. Toch kostte het hem in 1925 een zware strijd om zijn benoeming tot kamerlid aan te nemen. Pas op de laatste dag viel zijn beslissing.
Als nieuwbakken kamerlid beleefde Zandt in november 1925 de „nacht van Kersten". Doordat de linkerzijde en de CHU het amendement-Kersten steunden, kwam het gezantschap bij de paus te vervallen. De rooms-katholieken namen dit zo hoog op dat zij hun ministers uit het kabinet terugtrokken. Daardoor kwam het pas opgetreden kabinet-Colijn ten val. De „nacht van Kersten" luidde het einde van de coalitie in en gaf de SGP in het land een grote bekendheid. Ook een kleine partij bleek een beslissende invloed te kunnen uitoefenen op de landspolitiek.
Voor de oorlog was Kersten, als partijvoorzitter en politiek leider van de SGP onmiskenbaar de dominerende figuur in de partij. Zandt opereerde veelszins in zijn schaduw. Tussen beiden bestond een innige geestverwantschap, die uiteraard niet betekende dat ze altijd tot dezelfde conclusies kwamen.
CNA
Toen in 1936 en 1937 samensprekingen plaats vonden tussen de SGP en de Christelijke Nationale Actie (CNA) van prof. dr. H. Visscher, wilde Kersten daarbij verder gaan dan Zandt. De hervormd-gereformeerde theoloog prof. Visscher had zich na een reeks conflicten van de AR afgescheiden. Hij werd gevolgd door een aantal hervormd-gereformeerden, die ook verontrust waren over de beginselverklaring in de partij van Colijn.
Hoewel Visscher in het verleden — als AR-kamerlid — de SGP steeds bestreden had, zocht hij nu toenadering tot de SGP. Het kwam zelfs zover dat Kersten en Visscher een principe-akkoord sloten over de fusie van beide partijen op basis van „het onveranderde Art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis". Weliswaar dachten beiden verschillend over de vrijheid van godsdienst, maar Kersten en Visscher meenden dat dit in de praktijk geen problemen zou behoeven te geven.
Naar het schijnt was het vooral door de inbreng van Zandt, dat de principeovereenkomst niet werd doorgezet. Een voorstel van de vertrouwensvergadering van de SGP om voor de CNA-kandidaten een aantal plaatsen op de SGP-lijst in te ruimen, werd door het CNA afgewezen. Prof. Visscher ging nu met een eigen lijst de verkiezingen in, zonder resultaat overigens.
Oorlogsjaren
In de oorlogsjaren kwam de Tweede Kamer uiteraard niet bijeen en stond ook het politieke leven stil. Na de oorlog werden ds. Kersten zware verwijten gemaakt over een pro-Duitse gezindheid. Zelfs werd hem door de zuiveringscommissie zijn kamerzetel ontnomen. Hoewel Zandt het niet in alles eens was geweest met de opstelling van Kersten in oorlogslijd, bleef hij hem verdedigen en hoogachten.
Hij deed dat ook toen in de partij zelf de kritiek op ds. Kersten en op de gang van zaken in de oorlogsjaren bij de drukkerij en het partijblad De Banier grotere vormen aannam. Een Comité van Bezwaarden tekende — niet geheel ten onrechte — protest aan tegen het dictatoriale optreden van het hoofdbestuur der SGP, dat alle critici de mond wilde snoeren.
Kersten had zich inmiddels uit de politiek terug getrokken. Zandt was hem in 1946 als partijvoorzitter opgevolgd. Ook werd hij voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de SGP. Zandt was toen 66 jaar (bijna twee jaar ouder dan Kersten). Een leeftijd waarop anderen het kalmer aan zouden gaan doen.
Bij zijn vijfentwintigjarig kamerlidmaatschap in 1950 — dat door de SGP op een speciale bijeenkomst in het Utrechtse Tivoli werd herdacht — bleek de hechte verbondenheid tussen hem en de partij die hij liefhad.
In 1960, toen hij 35 jaar kamerlid was, werd ds. Zandt benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau. Reeds eerder waren zijn verdiensten erkend in zijn benoeming tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Hoge ouderdom
Ondanks zijn hoge leeftijd kon ds. Zandt er niet toe komen om geleidelijk aan zijn talloze politieke functies neer te leggen. En dat terwijl zijn krachten duidelijk minder werden en het spreken hem moeilijk ging vallen. De laatste jaren werd zijn rede op de Algemene Vergadering van de SGP door het hoofdbestuurslid ds. C. Smits, toen chr. geref. predikant te Sliedrecht, voorgelezen.
Bij zijn overlijden in 1961 bekleedde de oude politicus nog een ongelooflijk groot aantal functies. Behalve het lidmaatschap van de Tweede Kamer (toen overigens nog niet zo'n slopende functie als thans) waar hij de driemansfractie van de SGP (Zandt, Van Dis en Kodde) aanvoerde, was hij ook nog lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en van de gemeenteraad van Delft. Bij de verkiezingen voor deze drie colleges trad hij ook op als lijstaanvoerder. Binnen de partij was hij voorzitter van het Hoofdbestuur, alsmede hoofdredacteur van De Banier.
Geen wonder dan ook dat na het overlijden van ds. Zandt, een groot aantal posten moest worden opgevuld. Een tweede voorzitter, die vrijwel automatisch naar de voorzittersstoel doorschoof, was niet aanwezig. In juli van hetzelfde jaar werd een Buitengewone algemene vergadering gehouden, geleid door het Tweede-kamerlid D. Kodde. Om de band met de hervormde kiezersgroep te onderstrepen, werden drie hervormde predikanten in het hoofdbestuur gekozen, maar slechts één van hen (ds. J. van der Haar) nam zijn benoeming aan. Daarop koos het hoofdbestuur in september de hervormde ds. H. G. Abma, als nieuwe partijvoorzitter.
In de Tweede Kamer was het duidelijk dat ir. Van Dis ds. Zandt zou opvolgen als fractievoorzitter. Het bezetten van de opengevallen plaats in de fractie, leverde nogal wat problemen op, omdat de eerste opvolgers op de kandidatenlijst het lieten afweten.
Charismatisch gezag
Het is de moeite waard bij deze opvolgingsproblematiek stil te staan, omdat zij een goed inzicht geeft in de SGP van die jaren. Voor ons is de bovengeschetste cumulatie van interne en externe functies in de handen van een duidelijk aftakelende 80-jarige partijleider immers een opvallende zaak.
Daarbij moeten we echter bedenken dat Zandt het type van de traditionele partijleider vertegenwoordigde, wiens wil wet was en die binnen zijn partij een charismatisch gezag had. Dat gold voor Kuyper in de AR, Nolens in de RKSP en Paul de Groot in de CPN. In wat mindere mate vond men dat ook bij Colijn en Schouten in de AR, Romme in de KVP, Oud in de VVD en Drees in de PvdA. Ook Kersten was zo'n charismatisch leider. Dit type partijleider komt men in de Nederlandse politiek thans niet meer tegen, ook in de SGP niet.
Had men dan niet in de gaten dat de krachten van ds. Zandt minder werden? Dat hij steeds meer kamervergaderingen moest verzuimen en zijn redes daar slecht te verstaan waren ? Ach, de doorsnee SGP-er beoordeelde dat wellicht net als de (communistische) Joegoslaven de aftakeling van hun 87-jarige president Tito hebben bezien.
Ds. Zandt was zelf ook weinig organisatorisch ingesteld. Het ging hem primair om het getuigenis. Kersten was veel meer een organisator. Die besefte veel sterker de noodzaak om nieuw kader te vormen.
Aan het eind van Zandts leven bestond niet alleen de kamerfractie van de SGP uit bejaarde tot hoogbejaarde mensen (Zandt 80, Van Dis 67, Kodde 66), maar ook in het hoofdbestuur van de partij lag de gemiddelde leeftijd hoog. Vandaar ook dat er vanuit deze kring weinig aandrang op ds. Zandt zal zijn uitgeoefend om zijn functies geleidelijk aan aan „jongeren" over te dragen.
Getrouwe wachter
Maar dat alles neemt niet weg dat ds. Zandt binnen de SGP een belangrijke plaats heeft ingenomen. De SGP, van oorsprong een Gereformeerde Gemeenten-partij, kreeg door zijn toedoen een belangrijke hervormde component.
In de Tweede Kamer en daarbuiten heeft hij zich niet geschaamd om de boodschap van Gods Woord uit te dragen. Het grote verschil tussen Rome en de Reformatie, ook op politiek gebied, heeft hij steeds beklemtoond.
Als een boetprofeet heeft hij tegen de zonde gewaarschuwd, overeenkomstig de plicht van de getrouwe wachter, zoals we die in het boek Ezechiël beschreven vinden. En al werden zijn vermaningen veelal in de wind geslagen, hij mocht zich daarmee vrijmaken van het Nederlandse volk. „Maar als gij de goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich daarvan bekere en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd" (Ezech. 33 :9).
„Strakke onverzettelijkheid en grote beminnelijkheid"
Ds. Zandt was afkomstig uit een Gronings hereboerengeslacht. Het ouderlijk gezin bestond uit twee jongens en een meisje. Pieter Zandt had echter meer ambitie voor de studie dan de boerderij en zo ging hij op 14-jarige leeftijd naar Kampen, om daar het Gereformeerd Gymnasium te bezoeken. Dat was in die tijd een van de weinige gymnasia in ons land.
Tijdens zijn gymnasiumtijd in Kampen de gemeente van Kamperveen. Hij was leerde hij Tine Pruissen kennen, die later zijn vrouw zou worden. Na het gymnasium ging de jonge Zandt in Utrecht theologie studeren. Hij werd er lid van het studentencorps en ruilde zijn gereformeerde opvoeding in voor het anarchistisch getinte „bergrede-christendom" van Tolstoï. Dit tot groot verdriet van zijn godvrezende moeder.
Maar, zo vertelde hij in 1950 op de bijeenkomst ter gelegenheid van zijn 25-jarig kamerlidmaatschap, onder het lezen van de Duitse wijsgeer Hegel werd hij door een van Gods pijlen als een vogel uit de boom geschoten en greep er bij hem een algehele ommekeer van waarden plaats.
Predikant
In 1906 nam de 25-jarige kandidaat Zandt het beroep aan naar de Hervormde gemeente van Kamperveen. Hij was na vele jaren de eerste predikant van gereformeerde overtuiging. Er werd op zondag maar een keer dienst gehouden en men was er gewend om gezangen te zingen. Ds. Zandt begon met het invoeren van de middagdienst en schafte geleidelijk aan de gezangen af, al liet hij de eerste tijd uit taktische overwegingen
nog wel eens ,,een kleintje" zingen.
In 1909 ging ds. Zandt naar het Brabantse Loon op Zand, maar het jaar daarop al weer naar de omgeving van Kampen: naar IJsselmuiden. In 1915 ging hij naar Ede en in 1919 naar zijn laatste standplaats Delft. Toen hij in 1925 kamerlid werd, kreeg hij de status van emeritus-predikant. Wel bleef hij tot op hoge leeftijd zondags voorgaan, niet alleen in Delft, maar ook elders. Veel preekte hij ook in Elim, de hervormde evangelisatie in Zwolle. Ondanks zijn politieke carrière bleef hij zich altijd hartelijk verbonden voelen met het eenvoudige volk van God.
In Delft, waar de verhoudingen binnen de Hervormde gemeente erg moeilijk lagen, liet hij zich ook niet onbetuigd in de kerkelijke strijd. In de vacature-Zandt had de kerkeraad een confessionele predikant beroepen. Daardoor ontstond er in Delft een hervormde evangelisatie op gereformeerde grondslag, die aparte diensten belegde, veelal in de Waalse kerk.
Eén van de medestanders van ds. Zandt was ds. H. A. Leenmans, de schoonvader van de huidige SGP-voorzitter ds. H. G. Abma. Toen ds. Leenmans, die later ook deel uitmaakte van het hoofdbestuur der SGP, uit Delft weg ging, werd in zijn plaats de antirevolutionaire ds. J. Fokkema beroepen. Met hem zou ds. Zandt vele malen de degens kruisen. Ds. Fokkema zat later ook in de Tweede Kamer en maakte, evenals ds. Zandt deel uit van de gemeenteraad van Delft. Zo waren - overigens geen unicum - de kerkelijke en politieke conflicten hier nauw verstrengeld.
Na een kort ziekbed overleed ds. Zandt op 4 maart 1961, bijna 81 jaar oud. Zijn vrouw was vijf jaar eerder overleden. Hun huwelijk was kinderloos gebleven.
Ds. A. de Voogd - bepaald geen geestverwant van hem - typeerde Zandt bij zijn overlijden in de (hervormde) Delftse kerkbode als een „wonderlijk mengsel van strakke onverzettelijkheid en grote beminnelijkheid".
Bij de herdenking van zijn overlijden in de Tweede Kamer stelde voorzitter Kortenhorst (KVP) dat „ds. Zandt heeft stand gehouden, compromisloos tegen de geest der tijden en de goden van de eeuw, nooit wijkend voor politieke en ideologische veranderingen van weer en wind, steeds zichzelf blijvend gelijk een boetgezant uit het Oude Verbond". Maar ,,hij wist zaken en personen gewetensvol te onderscheiden. Hij heeft zijn vele tegensprekers en politieke tegenstanders nimmer door een onheus woord gekwetst". Zo behouden wij - zo zei Kortenhorst - ,,aan zijn persoon een vriendelijke herinnering".
Begrafenis
Onder grote belangstelling werd ds. Zandt op donderdag 9 maart op het kerkhof van IJsselmuiden begraven. Ir. C. N. van Dis, met wie hij bijna een kwart eeuw in de Tweede Kamer had gezeten, voerde namens het hoofdbestuur van de partij het woord. De begrafenis zelf werd geleid door ds. D. van der Ent Braat, destijds hervormd predikant te Monster. Van de begrafenisplechtigheid verscheen een verslag onder de titel ,,Zalig zijn de doden die in de Heere sterven".
In de raad van Delft
Behalve lid van de Tweede Kamer was ds. Zandt ook vele jaren lid van de gemeenteraad
van Delft. Ook daar ontmoette hij zijn collega ds. J. Fokkema als antirevolutionair afgevaardigde. Evenals in de Tweede Kamer, stonden ook in de raad beide predikanten soms scherp tegenover elkaar.
Bij een debat over het afgeven van een noodzakelijkheidsverklaring voor confessionele technische scholen liet ds. Fokkema zich in een tirade tegen ds. Zandt zo gaan, dat hij aan het eind van de vergadering op aandrang van vele raadsleden, in het openbaar zijn verontschuldigingen aan ds. Zandt aanbood.
Het CPN-raadslid Nootenboom verklaarde blijkens het verslag in de Delftsche Courant dat hij als oud-catechisant van ds. Zandt hem als mens altijd zeer had gewaardeerd. Hij vond
't ergerlijk en minderwaardig dat de nestor van de raad zo schandelijk werd beledigd en was blij dat hij de zedelijke normen van ds. Fokkema miste!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's