Dit geenszins
Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalenn en veel lijden... Mattheus 16: 21-23
De Zone Gods kwam in de wereld om zondaren zalig te maken. Hij moest lijden en sterven. Hij was gewillig om Zijn werk te volbrengen. Daarvan sprak o.a. Zijn doop door Johannes en alles wat Hij daarna sprak en deed. Hij kwam tot de Zijnen en toonde duidelijk, dat Hij de beloofde Messias was.
De massa van het volk was verblind. Er was geen oog om te zien, geen oor om te horen, geen hart om te verstaan. Zij hebben Hem niet aangenomen.
Dat was anders met de discipelen. Hij kwam tot hen en won hun harten in. Zij verlieten alles en gingen Hem volgen. Hij nam hen mee op Zijn lijdensweg en gaf hun onderwijs. Daardoor waren zij gekomen tot de belijdenis: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Daarop getuigde de Heere Jezus o.a.: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.
Toen was de tijd aangebroken, dat Hij ging spreken over Zijn lijden, dood en opstanding. Hij had daarvan nog niet rechtstreeks gesproken, maar daarvoor had Hij de menselijke natuur aangenomen. Van het begin af had Hij de last van de toorn Gods tegen de zonde gedragen. Hij wilde Zijn discipelen hierop voorbereiden. Zij waren nu met Hem en Hij was met hen, maar er zouden andere dagen komen. In Zijn onderwijs gaat Hij Zijn lijdensweg voor ogen stellen en benadrukt Hij de noodzakelijkheid daarvan. Het was de enige weg om hun schuld te betalen en hen met God te verzoenen. Hij moest niet alleen de volle raad Gods tot zaligheid bekend maken, maar Zichzelf ook geven als het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt.
Hij zou gaan naar Jeruzalem en Zich overgeven in de handen van het sanhedrin, de ouderlingen, overpriesters en schriftgeleerden. Zij zouden Hem tenslotte verwerpen en veroordelen tot de dood en aan de Romeinse stadhouder overleveren en deze zou Hem hoe onschuldig hij Hem ook bevond, als misdadiger tot de kruisdood veroordelen. Hij zou Zichzelf vrijwillig in deze smadelijke, smartelijke en vervloekte dood geven als Borg voor al de Zijnen om hen volkomen te verlossen. Dat alles zou Hij doen voor hen, in hun plaats, tot hun behoud en tot voldoening aan Gods recht.
De Heere Jezus laat het echter niet hierbij. Hij gaat er ook van spreken, dat de dood over Hem geen macht zal hebben, dat Hij de dood zal verslinden tot overwinning. Want op de derde dag zal Hij opgewekt worden van de doden. Hij zal het leven weer aannemen en dan zal blijken, dat Hij volkomen betaald heeft.
Het is alles hemels onderwijs, maar het blijkt, dat de discipelen het niet verstaan. Zij hebben genoeg aan het tegenwoordige, aan Jezu? liefde en nabijheid, aan Zijn onderwijs en de openbaring van Zijn macht. Zij kunnen nog niet instemmen met wat Paulus later schreef: Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Zij hebben er ook hun Heere niet voor over, dat Hij deze weg zou gaan. Dat gedoogt hun liefde, hun band aan Hem niet. Ze begeren, dat Hij erkenS" en gediend wordt, maar niet, dat hij lijdt en sterft. En voor Jezus voorzegging, dat Hij weer zal opstaan is in hun leven helemaal geen plaats. Daarom komt alles In hen in verzet tegen deze weg. Neen, dat mag nooit gebeuren.
Petrus is weer de woordvoerder. Hij vertolkt nog het gevoelen van hen, die niet verder kunnen zien dan hier de discipelen. Petrus loopt met de anderen achter Jezus aan en als hij dit uit Jezus mond hoort komt alles in zijn binnenste in verzet. Hij neemt Jezus apart om Hem te bestraffen, om Hem af te houden van deze weg. Hij is toch de Zone Gods. Hij kan toch niet toelaten, dat mensen, dat Zijn volk, dat het sanhedrin zo zullen handelen. Hij, Die doden opwekt, duivelen uitwerpt, zieken geneest, zonden vergeeft, met macht spreekt, kan Zich toch niet zo laten beledigen en vernederen!
Heere, wees U genadig, dit zal U geenszins geschieden. Zo spreekt Petrus. Jezus heeft al veel te veel te verdragen. Dat Hij Zich zou laten doden is niet mogelijk. Dat moet Hij verhinderen, Hij moet aan Zichzelf denken. Neen, dat geenszins. Zijn onkunde doet Petrus zo spreken. Hij staat zijn eigen zaligheid in de weg en de zaligheid van allen voor wie Christus Zich in de dood zal geven. Hij belemmert Hem in het voortgaan op Zijn lijdensweg. Hij verzwaart Zijn lijden. Hij is een instrument in de hand van Satan.
Maar de Heere is getrouw. Hij houdt de wil Zijns Vaders voor ogen en struikelt niet. Hij begeert alles te volbrengen, ook voor deze Petrus. Hij spreekt hem ernstig aan. Ga weg, achter mij, Satanas. Zo heeft Jezus eerder al Satan gescholden. Nu scheldt Hij Satan, die in Petrus tot Hem kwam. En Petrus moet achter Hem aankomen. Dan zal Hij Petrus zaligmaken in de weg, die Hij zal gaan.
O, wat een les, hoe beschamend en bestraffend. Petrus was Hem een aanstoot geweest, een hindernis op de weg. Hij had niet de dingen Gods, maar der mensen verzonnen.
Hoe komt hier naar voren wie Jezus is. Hij heeft de Zijnen lief tot het einde en geeftZicht voor hen over in de dood des kruises,Hij zal indeze weg leren verstaan hoe noodzakelijk en aanbiddelijk deze weg is. Dit geenszins, zo sprak Petrus eerst. Later schreef hij: Wetende, dat gij niét door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam. Verstaan we dit?
MEERKERK DS. G. BLOM
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's