"'t Is afgelopen met de Afghaanse neutraliteit''
Winkelier in Kaboel over Russische interventie:
AP-correspondent Marcus Eliason bracht een maand in Afgfhanlstan door in verband met de militaire interventie van de Sovjet-Unie. Hij moest onder zware censuur werken en was blij na zijn vertrek uit Kaboel een ongecensureerd artikel te kunnen schreven. Vandaag: het tweede en laatste deel van zijn relaas.
KABOEL — Tegen de schemering worden de twee Russische klanten duidelijk moe van het afdingen op bontmantels. De deur sluit achter hun rug en iedereen in de winkel haalt opgelucht adem en ontspant zich. Er gaat een dienblad met thee rond en dan wordt er openlijk gepraat over hetgeen iedereen hoog zit: de aanwezigheid van het Rode Leger. ,Jlet zijn slechte mensen, zonder god", aldus de winkelier. „Christelijke mensen hebben God. Mohammedaanse mensen hebben Allah. De joden hebben hun god. Maar de russen, zij zijn tegen God."
Speciaal voor een westelijke bezoeker, geeft hij dan een samenvatting van zijn conclusie: „Met Afghanistan is het afgelopen." Eenentwintig maanden marxistisch bestuur, gevolgd door de Sovjet militaire interventie van afgelopen kerst, hebben een einde gemaakt aan het delicate evenwicht dat 233 jaar achtereen de Afghaanse neutraliteit en onafhankelijkheid in stand hield.
De nieuwe machthebbers probeerden hun land te transformeren in een voorbeeldige revolutionaire staat, dermate anti-imperialistisch en anti-Amerikaans dat veel ontwikkelde Afghanen zich plotseling afkerig toonden van het gebruik van de Engelse taal.
Afkeer
In plaats daarvan wekten de afgelopen 12 maanden een krachtige afkeer van de centrale regering, kwam het in de provincies tot een algemene mohammedaanse opstand en deserteerde een gropt aantal Afghaanse soldaten. In het verleden vormde de linkse groepering bijna feodale, overwegend mohammedaanse land een marginale factor. Vandaag de dag is haar regering volslagen en bijna belachelijk afhankelijk van de Sovjet-Unie.
Een kettingreactie van staatsgrepen zorgde voor een verwarring wekkende zig-zag koers in de partijlijn. Hafizullah Amin, de „geliefde leider" van de afgelopen herfst, is thans een barbaarse „beul". Nur Mohammed Taraki, de grondlegger van de marxistische revolutie van april 1978, verdween volledig van het toneel nadat Amin aijn regime omver had geworpen en hem had gedood. Hij wordt thans als een „martelaar" vereerd.
Les
Een Britse verslagrgrever die tijdens een persconferentie een vraag stelde over Sovjet troepen, werd door minister van voorlichting Abulmajid Sarbuland de les gelezen, omdat hij „de grote en nobele Sovjet-Unle" niet by haar officiële naam ("de Unie van Sovjet-Socialistische Republieken") noemde.
De geheime politie die de voormalige sterke man, president Mohammed Daoed had gediend, werd strakker georganiseerd en kreeg veel meer macht. Het aantal Afghaanse politieke gevangenen dat door Taraki en Amin ter dood werd gebracht, wordt door mensenrechtengroepen voorziclitig geschat op enkele tienduizenden. Niettemin praten Afghanen nog vrijuit over hun anti-Sovjet gevoelens, op voorwaarde dat zij niet bij naam worden genoemd. „Gisteren was hier een Russische journalist"- aldus de bonthandelaar. „Ik zeg tegen hem: „Zou u zo vriendelijk willen zijn uw leger te vertellen om alstublieft te vertrekken? Hij lachte en antwoordde: „Dat mag u hen zelf vertellen."
Tachtig jaar geleden vroeg de Afghaanse potentaat Abdur Rahman Khan naar aanleiding van een dreiging van Britse en Russische inmenging: „Hoe kan een kleine mogendheid zoals Afghanistan tussen de stenen staan zonder tot stof te worden vermalen?" Rudyard Kipling wist Rahman's antwoord. De Afghaanse heerser, zo schreef Kipling „heeft zijn mond naar het noorden' en zuiden geopend. Zij hebben zijn mond volgestopt met goud."
Traditioneel wantrouwen
De vraag bleef dezelfde, terwijl de rivaliteit tussen Oost en West met betrekking tot de door land ingesloten natie steeds sterker werd ... en jaren achtereen Afghaanse regimes erin slaagden hun neutraliteit te bewaren zoals Rahman. Moskou en Washington waren maar al te zeer bereid de mond van Afghanistan vol te stoppen met goud. De giften kwamen in de vorm van snelwegen, sportvelden, fabrieken en medische faciliteiten. Moskou verstrekte wapens en Washington verzorgde de opleiding van hooggeplaatste legerofficieren.
Afghanistan bezit een traditioneel wantrouwen tegenover buitenlanders en in het bijzonder tegenover zijn enorme noordelijke buurland. Veel Afghanen herinneren zich goed de pogingen van Moskou in de jaren '30 om de islam uit te roeien. Duizenden vluchtelingen uit de Sovjet Centraal-Aziatische republieken wonen nog steeds in Afghanistan.
Tevens herinnert men zich in Afghanistan het zogenaamde incident van Panjdeh Oasis, een obscure grensoorlog van 1886 naar aanleiding van een belediging van een Afghaanse generaal door een Russische kolonel. Nikita Chroestjov schreef in zijn memoires dat Afghaanse leiders „zich afkerig en achterdochtig toonden toen wij hen harde munt trachten te lenen."
Uiteindelijk zouden de Afghanen evenwel toch akkoord gaan met jaarlijkse Sovjet-steun van 1,5 miljard dollars en verscheidene honderden miljoenen door het westen. Zij handhaafden hun beleid van „bi-tarafi" oftewel „onpartijdigheid".
Hulp
De Sovjets bouwden bij Kaboel een internationaal vliegveld en de Amerikanen legden een groter aan bij Kandahar. Moskou liet de 2,7 kilometers lange Salang-tunnel, die Kaboel over de weg met de Sovjet-Unie verbond, aanleggen en Washington plaveide een weg naar Pakistan. Het Kremlin zond technici om de grote hoeveelheid aardgas in Afghanistan te exploiteren, terwijl Amerikaanse adviseurs in de meeste regeringskantoren van Kaboel hun eigen bureaus hadden staan.
President Mohammed Daoed, een patriarchale autocraat, beheerde alle hulp zorgn'uldig en slaagde erin een tegoed op de betalingsbalans van 460 miljoen dollars aan buitenlandse fondsen te creëren. In overeenstemming met zijn eeuwenoude rol van doorgangsland op de zijderoute, en vervolgens over land op het hippiespoor naar Katmandoe, profiteerde Afghanistan aanzienlijk van het toerisme, de uitvoer van pelzen en de door de regering gesteunde smokkel.
Niettemin bleef Afghanistan een van de meest onderontwikkelde feodale naties, met tachtig procent analfabetisme onder zijn 18 miljoen burgers, een gemiddelde leeftijd van 40 jaar en een hoofdelijk inkomen van 227 dollars per jaar.
De gegevens over de gemiddelde leeftijd en het inkomen per jaar dateren respectievelijk uit 1978 en 1977.
Ontelgreningr
Het bleef tevens sterk mohammedaans en anti-communistisch. De door de Sovjets op 27 december 1979 geïnstalleerde premier Babrak Karmal, werd door zijn familie onteigend toen hij zich marxist noemde. „Zijn vader ging naar een rechtbank en liet registreren dat hij Babrak niet langer beschouwde als zijn zoon", aldus de winkeleigenaar, die de familie Karmal kende. Iedereen kent overigens iedereen in Kaboel met zijn 500.000 inwoners. „In de mohammedaanse godsdienst is dat zeer, zeer slecht. Het betekent dat Allah je grote problemen geeft." De harde houding van het nieuwe regime tegenover de godsdienst heeft niet veel bijgedragen tot een verzoening. De beroemde moskee van Mazari Shariff, een prachtige blauwe tempel met op de binnenplaatsen talrijke duiven, is boven de voornaamste toegangspoort ontheiligd door een enorm rood symbool van Amin's Khalqi (volks)-partij.
De pelshandelaar wryft zich in zyn grote handen, boven een glas thee om ze warm te krygen. „Weet je, mijn vriend", zo verklaart hij. "Hier in Afghanistan is het leven niet zo zoet als in Amerika. Hier is het leven erg hard. Als dus een mohammedaan door een Bus wordt gedood, is hy erg gelukkig, omdat dit betekent dat hy naar het paradys gaat als een shahld (martelaar), en als hy een Rus doodt, is hy ghazl (held)."
„Wacht maar"
Om tegemoet te komen aan de gevoelens van de bevolking gaf de kettingrokende, 50-jarige Karmal te kennen dat hij marxistische showprojecten als de landhervorming en het verplichte onderwijs, nobele doelstellingen die door Amin en Taraki op grove wijze werden misbruikt vertraagd zal uitvoeren. Het is evenwel onwaarschijnlijk dat Karmal aan de macht zal blijven, omdat hij hoe dan ook de geschiedenis zal ingaan als de man die het Rode Leger in Afghanistan bracht.
In de pelzenwinkel verklaart iemand dat de regering in de provincie de koran laat verbranden. De waarheid doet er in dit geval niet toe. Het is voldoende dat iedereen in de ruimte gelooft wat er wordt gezegd. Buiten is het bij nadering van het tijdstip waarop de avondklok van kracht wordt, bitter koud en volledig donker. De beijzelde straten zijn gevuld met troepentransporten. De handelaar neemt een laatste slok van zijn thee en veegt zijn sluike zwarte haar uit het gezicht. „Wacht maar", zo verklaart hij. "Nu kunnen wij niets uitrichten. Maar als de sneeuw smelt, zal iedere Afghaan, zelfs die", en hij wijst op een kaalgeknipt tienjarig jongetje dat bij een kacheltje hurkt, „de straat opgaan om te vechten."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1980
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1980
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's