Vakorganisaties kunnen zorgen dat de middenschool er komt
Traas ziet nog heel wat problemen
NOORDWIJKERHOUT — De Protestants Christelijke Onderwijsval(organisatie (PCO) vindt dat er in Nederland een geïntegreerd voortgezet onderwijs moet komen. Het ligt binnen de mogelijklieden van de vakorganisaties er voor te zorgen dat er een middenschool komt.
Aldus J. Gunneman, voorzitter van de PCO, dinsdag op de tweede dag van de Middenschool-conferentie te Noordwijkerhout. Spreker hield onder meer een pleidooi over het onderwijsbeleid, zoals dat naar de mening van de PCO gevoerd dient te worden. Een onderwijsvakorganisatie moet haar beleid helder en duidelijk formuleren en daaraan het beleid vap de overheid toetsen. Het beleid van de PCO is gegrond op de Bijbel als Gods Woord. Daarop zijn de uitgangspunten van het te voeren onderwijsbeleid geformuleerd.
De PCO meent dat in het onderwijs het kind centraal moet staan, het moet tot zijn recht komen. Het kind met het hoofd, hart en handen. Wij pleiten voor zo'n vorm van onderwijs, opdat dat ook mogelijk wordt. Ode menen wij, aldus Gunneman, dat gekozen moet worden voor de kansarme leerling, de leerling met een geestelijke, een lichamelijke of een maatschappelijke handicap. Deze uitgangspunten zijn niet typisch of exclusief protestants christelijk.
Kritisch
Anderen zullen op grond van welke levensovertuiging dan ook, zeker tot vergelijkbare uitgangspunten komen. Vanuit onze uitgangspunten kijken wij kriti.sch tegen de huidige struktuur van het onderwijs aan. Die is onrechtvaardig, ze levert nodeloze barrières op. Ik pleit dan ook voor een geïntegreerd voortgezet onderwijs voor leerlingen van 12 tot 15 è 16 jaar. Ik gebruik heel bewust niet de term „middenschool", aldus Gunneman.
Binnen de PCO vermijdt men deze term op grond van de overtuiging dat het woord middenschool voor velen dermate politiek beladen (en voor sommigen partijpolitiek geladen) is. Wij zijn wel van mening aldus spreker dat de middenschool er niet van vandaag op morgen zal komen. Onderwijsbeleid in Nederland (ik denk overal) is altijd lange-termijn-beleid.
Rol overheid
Uitgaande van artikel 208 van de Grondwet maakte Gunneman vervolgens een aantal opmerkingen over de rol die de overheid moet spelen bij het voeren van een onderwijsbeleid. De overheid moet de grootst mogelijke terughoudendheid in acht nemen als het gaat om de inrichting en de inhoud van het onderwijs. Het stellen van deugdelijkheidseisen en bekostigingsvoorwaarden is haar taak.
Naar mijn mening, aldus spreker, is de overheid ook verantwoordelijk voor het wettelijk vastleggen van ons onderwijsstelsel en van de daarop berustende schooltypen. De overheid moet aandacht schenken en zorg hebben voor de zwakkeren in de samenleving. Die verantwoordelijkheid betekent op geen enkele wijze een aantasting van de vrijheid van onderwijs. Integendeel: die verantwoordelijkheid is een van de kenmerken van ons grondwetsartikel.
Nadat de PCO-voorzitter aangetoond had waarom hij tegen het OPVO was, kwam hij in zijn rede terug op het beleid van de onderwijsvakorganisaties. De organisaties zijn geneigd de eigen verantwoordelijkheid te ontkennen. De werkelijke invloed die uitgeoefend kan worden wordt onderschat. De invloed van anderen met name de bewindslieden wordt overschat. Bewindslieden moeten binnen smalle marges opereren. Het beleid van ministers met een verschillende politieke kleur kan niet haaks op elkaar staan.
Als het gaat om de middenschool, zo vervolgde Gunneman, wordt er nogal eens op gewezen dat daarvoor een maatschappelijk draagvlak zou ontbreken. Wij mogen ons niet verschuilen achter veronderstelde opvattingen binnen de maatschappij. Als wij menen dat zo'n draagvlak ontbreekt, dan is het onze plicht om invloed uit te oefenen op dat maatschappelijk draagvlak. Wij zullen als onderwijsvakorganisaties moeten kiezen. Wij zullen niet gebruik mogen maken van de klassieke alibi's: veronderstelde opvattingen van de ouders binnen de scholen, het maatschappelijk draagvlak, het parlement of het alibi van het beleid van de bewindslieden.
Deed Gunneman de hoorders de mededeling aan het eind van zijn betoog, dat de middenschool er in Nede.Wand toch komt, een heel ander geluid kwam van de kant van drs. J. C. Traas rector van de Rijksscholengemeenschap Goeree Overflakkee.
Van Kemenade sprak indertijd uit dat als er een middenschool zou komen, die er zou moeten zijn voor alle kinderen in een bepaalde leeftijdsfase. Als dat niet gebeurt wordt een dergelijke school in het hart geraakt. Kinderen van verschillende begaafheid, van uiteenlopende milieus en verschillende " toekomstverwachtingen moeten langer bij elkaar blijven.
Grondrecht
Principiële voorstanders van de middenschool, aldus Traas hebben gepleit voor een snelle parlementaire be.slissing waarna de middenschool ingevoerd kon worden voor alle kinderen. Ik stel, aldus spreker, dat de vrijheid van onderwijs in de zin van vrijheid van schoolkeuze een der grondrechten van een democratische samenleving is. Ik vind daarbij steun in de verklaring van de rechten van de mens die stelt dat aan ouders in de eerste plaats het recht toekomt de soort van opvoeding en onderwijs te 'kiezen welke aan hun kinderen zal worden gegeven.
Traas ontzenuwde vervolgens de strategie van de voorvechters van de middenschool om critici en aarzelaars te overtuigen.
Hij was ook van mening dat er op de experimenteerscholen soms te hard gewerkt wordt, de onderwijsgevenden raken in een overspannen toestand. De openheid, inspraak en medezeggenschap vereisen een vrij grote mate van inschikkelijkheid en geduld. Van buitenaf wordt er ook veel op de onderwijsgevenden gelet dat kan aanleiding geven tot stress-situaties en conflicten.
Vervolgens wees hij op onderwijskundige problemen: zijn de kinderen wel zo gemotiveerd als het ideaalbeeld veronderstelt? Zijn er geen ordeproblemen meer en is de begeleidersrol vol te houden? Wat te denken van de aansluiting met het ouderwetse onderwijs, is vier jaar middenschool voldoende voor aansluiting op het MBO of Havo?
Ongunstig plan
Kijkend naar het Ontwikkelingsplan voor het Voortgezet Onderwijs merkte spreker op dat het een bijzonder ongunstig plan is voor de middenschoolontwikkeling, het huidige onderwijsbeleid vond hij dan ook niet zo gunstig voor de middenschool. Men moet maar doorgaan met experimenteren tot het jaar 1985, de datum die hiervoor genoemd is, daarna moet deze periode afgesloten worden en de balans opgemaakt.
Traas was van mening dat de experimenterende scholen steeds meer met problemen te maken krijgen. Als deze niet opgelost worden dan zullen ze het loodje moeten leggen. Voor de experimenten is ook niet veel extra geld beschikbaar gezien de krapte op de onderwijsbegroting. Het ziet er somber uit.
Traas zei aan het eind van zijn verhaal dat hij er nog niet in geloofde dat de middenscholen bij leerlingen, ouders en onderwijsgevenden beter zouden voldoen dan de traditionele scholen.
In acht discussiegroepen werden de opvattingen van de beide sprekers hierna besproken. ledere groep moest een aantbl stellingen formuleren, die tijdens de middagzitting uitgangspunten voor een discussie van de beide sprekers met de aanwezigen zouden zijn. Het forum stond onder eiding van de heer J. Honnephof rector van de Rijksscholengeraeenschap Broklede te Breukelen, Traas had als assistent de heer Erdtsieck, J. Erdtsieck rector Openbare Scholengemeenschap H. v.d. Vlist te Utrecht en aan de.zijde van de heer Gunneman zat de heer H. G. de Jong, coördinator staf Middenschool Christelijk Pedagogisch Studiecentrum te Hoevelaken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 maart 1980
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 maart 1980
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's