Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Javamens was mens en geen tussenvorm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Javamens was mens en geen tussenvorm

11 minuten leestijd

Bij Trinil op Midden-Java staat een herdenkingssteen met een raadselachtige inscriptie. P.e. 175 m ONO 1891/93. Deze steen herinnert aan de opmerkelijke vondst van de Homo erectus of de Javamens in de rivierbedding van de Solorivier door Eugene Dubois. De inscriptie betekent, dat deze Javamens in 1891-'93 op 175 meter ten oostnoordoosten van deze plaats is gevonden.

De Homo erectus zou een van de meest omstreden fossiel-vondsten worden. Betreft het hier een primitief mens of een gespecialiseerde aap?

Eugene Dubois begon zijn wetenschappelijke loopbaan als docent anatomie van de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijzers in Amsterdam. Hij werd geboeid door de discussie, die op gang was gebracht door een Duits geleerde, die in ons land lezingen hield over de theorie, dat de mens zou afstammen van inmiddels uitgestorven mensapen. Veel eminente geleerden wezen deze theorie evenwel van de hand.

Ontbrekende schakels

Sinds Darwin echter in 1859 zijn geruchtmakend boek over het ontstaan van de soorten schreef vond de evolutietheorie steeds meer ingang, maar men wenste de ontwikkelingslijn te beperken tot de lagere dieren. Een evolutie van de mens werd niet algemeen geaccepteerd. Ontbrekende schakels waren immers nooit gevonden. Velen bleven vasthouden aan het Bijbelse scheppingsverhaal omdat een afstamming van de mens uit de dierenwereld niet bewezen kon worden.

Ernst Haeckel, de genoemde Duitse geleerde, geloofde echter wel degelijk in een tussenvorm tussen apen en mensen. Hij had er zelfs al een naam voor bedacht. Pithecanthropus moest de hypothetische tussenvorm heten. Weliswaar ontbrak het bewijsmateriaal, maar ongetwijfeld zouden vroeg of laat resten van de aapmens gevonden worden, mogelijk in het toenmalige Nederlands Oost-Indië.

Dubois voelde zich steeds meer aangetrokken tot het opzoeken van deze ontbrekende schakel. Graag wilde hij een fossiel-bewijs vinden voor de missing link tussen aap en mens. Zo begint hij met literatuurstudies.

Van de vondsten van de zogenaamde Neanderthaler in 1856 was hij reeds op de hoogte, maar men vond deze vondsten niet in aanmerking komen om als ontbrekende schakel te fungeren. Daarom besluit Dubois om als arts af te reizen naar Sumatra. In 1887 begint hij de lange reis. Inderdaad slaagt hij erin fossielen op te graven. Gedwongen door de malaria vertrekt hij later naar Java om hier zijn speurwerk voort te zetten.

Inmiddels heeft hij steun gekregen van het gouvernement, zodat hij zich geheel aan zijn opgravingen kan wijden. In de voorgalerij van zijn huis hopen de fossielen zich op. Kisten vol kan hij naar Nederland verschepen. De vondsten hebben echter voornamelijk betrekking op beenderen van allerlei zoogdieren, waarvan vele soorten destijds nog onbekend waren.

Trinil

Een probleem is altijd om een goede verzamelplaats te vinden. Dubois meent, dat de oever van de Solorivier bij het dorpje Trinil, op Midden-Java een goede vindplaats kan zijn. Gedurende enkele maanden van het jaar is de waterstand erg laag en kan de gelaagde oever worden onderzocht.

Met behulp van werklui begint hij de 15 meter hoge wal te onderzoeken. Veel oudere beenderen worden opgegraven en eindelijk verschijnt een fossiel van een primaat. (Mensen en apen worden door de biologie — ten onrechte — samen tot de primaten gerekend).

Het valt niet mee om de mensaapachtige kies te determineren. Het wachten is op nieuwe vondsten. Vlakbij de vindplaats van de kies graven arbeiders later een bruine steenklomp op. Na schoonmaken blijkt het een schedeldak te zijn. Het volgende jaar weten arbeiders een dijbeen bloot te leggen. Dubois ziet er menselijke trekken in. Als laatste belangrijke vondst komt een tweede kies te voorschijn. Trinil is een rijke vindplaats getuige ook de vele skeletten van herten, neushoorns, stegodonten (olifanten), varkens en tijgers.

Dubois voegt zijn vondsten samen en spreekt van een overgang tussen aap en mens. Dit schepsel is ongetwijfeld de gezochte Pithecanthropus van Ernst Haeckel. Met de Griekse woorden pithekos (aap) en anthropos (mens) sprak Haeckel immers over deze hypothetische Pithecanthropus.

Dubois meent dat hij nu de ontbrekende schakel gevonden heeft. Vanwege de bouw van het dijbeen spreekt hij van de rechtopgaande aapmens, vandaar zijn toevoeging erectus (rechtop). Dubois acht de tijd gekomen een telegram naar Europa te sturen om zijn vondst van de Pithecanthropus erectus te melden. Als Haeckel het bericht ontvangt, wordt hij enthousiast. Zijn Pithecanthropus, de overgangsvorm tussen aap en mens, is gevonden. De voorloper van de mens is bekend.

Reconstructies

Studies van deze en latere vondsten hebben aanleiding gegeven om de Pithecanthropus als volgt te beschrijven: een mensaapachtig wezen vanwege zijn enigszins gebogen hoofd, een grof gevormd gezicht met een kleine brede neus, snuitvormig naar voren springende kaken, een wijkend voorhoofd en sterk ontwikkelde beenwallen boven de oogkassen om de ogen te beschermen. Alles wijst erop, dat de Javamens normaal rechtop kon staan.

De schedelcapaciteit (herseninhoud) ligt bij ongeveer 800-1000 cc, terwijl mensapen ongeveer 400-500 cc bezitten. Ter vergelijking: de capaciteit van de huidige mens varieert van zo'n 1000-1500 cc met een gemiddelde van ongeveer 1400 cc. Maar er zijn uitersten bekend geworden van 900 cc tot ruim 2000 cc.




De vorm van de gebitsboog is een U. De lijn van de snijtanden is enigszins naar voren gebogen terwijl de kiezen in twee vrijwel rechte lijnen liggen, die naar achteren in geringe mate uiteenwijken. Opvallend is bij enkele exemplaren de ruimte tussen de hoek- en snijtanden in de bovenkaak. In deze ruimte van 4 mm (diastema) passen bij het sluiten van de kaken de hoektanden van de onderkaak. Een kenmerk dat ook voorkomt bij de Pongiden (mensapen). Het is moeilijk hiervoor een verklaring te geven. Er wordt wel eens aan een secundair geslachtskenmerk gedacht.

Berlijns congres

Op 14 december 1895 organiseerde het Berlijnse genootschap voor Anthropologic, Etnologie en Prehistorie een speciale bijeenkomst om de aapmens van Java te bespreken. Geleerden uit de gehele wereld waren uitgenodigd de gevonden schedel te bestuderen. Het congres wordt echter gekenmerkt door meningsverschillen. Enerzijds geleerden die aan een aapachtig wezen denken, anderzijds onderzoekers die pleiten voor een mens.

Virchow, een gezaghebbend Russisch anatoom behoort tot de laatste groep. Hij wijst als kundig patholoog op de onregelmatige woekering aan het dijbeen. Zulke woekeringen heeft hij meermalen bij zijn patiënten gezien. Na een goede behandeling is genezing heel goed mogelijk. Bij de late of onzorgvuldige behandeling sterven de patiënten echter. De gevonden Javamens vertoont sporen van genezing. Dit wijst niet op een primitieve maar op een moderne mens. De schedel kent Virchow wel aan een dier toe, waarbij hij denkt aan een soort reuzengibbon. Schedel en dijbeen hebben volgens hem niets met elkaar uit te staan.

De tegenstellingen hebben Dubois teleurgesteld. Hij wordt haatdragend en verbergt zijn vondsten achter slot en grendel. Over zijn andere dijbeenvondsten rept hij met geen woord. Er wordt zelfs beweerd, dat Dubois op latere leeftijd zijn aapmens-interpretatie wijzigde. De botten zouden toch aan een reuzengibbon toebehoren.

Tegenwoordig schat men de ouderdom van de vondsten op ongeveer 450.000 jaar. Anderen spreken van 700.000 ja&r (tweede ijstijd noordelijk halfrond). Toch was de belangstelling voor de aapmens gewekt en verschillende expedities werden uitgerust om meer skeletdelen te verzamelen.

Nieuwe vondsten

In 1930 kwam de Javamens opnieuw in de belangstelling. Prof. von Koenigswald vindt namelijk in datzelfde jaar bij Sangiran werktuigen van de Pithecantropus. Ze bestaan uit afgeslagen stukjes steen. Een kant is glad, de andere vertoont sporen van bewerking. Het zijn primitieve schrappers. Er zitten ook eenvoudige punten bij, die soms al bewerkt zijn. Het materiaal is van verkiezelde kalksteen.

Een volgende vondst is de schedel van een kind bij Modjokerto op Oost-Java. Eerst denkt men aan de schedel van een orang oetan maar nader onderzoek wijst in de richting van een tweejarig Pithecanthropus-kind. Aansluitende opgravingen worden gepland in Sangiran bij Surakarta. De heuvels rondom Sangiran bevatten veel fossielen. Verschillende Javamens-vondsten worden gedaan. Ze lijken sprekend op de eerste fossielen, die Dubois opgroef op Trinil. Zo is de Javamens bekend geworden van twee lagen. De Pithecanthropus I en II stammen uit de Trinillagen. Ze bezitten een groter hersenvolume dan de schedels van de Pithecanthropus IV uit de Djetislagen. De Djetismens is wat robuuster gebouwd dan te Trinilmens.

Solomens

In 1930 kwam nog een vondst aan het licht, bekend geworden als de koppensnellers van Ngandong. In een laag grint en zand ongeveer 20 meter boven de bedding van de Solorivier vinden onderzoekers talloze dierenbeenderen. In 1933 komen er 11 schedels te voorschijn. Het zijn evenwel geen Javamensen maar Javaanse Neanderthalers, nu beter bekend als Solomensen. De schedels zijn met geweld ingeslagen, althans breuken getuigen daarvan. Daarom denkt men wel eens aan kannibalen of koppensnellers.

Deze oerjagers van Ngandong worden gedateerd in het begin van onze zogenaamde laatste ijstijd. Ze leefden gelijktijdig met twee soorten olifanten, o.a. met een uitgestorven soort van het geslacht Stegodon. (Sommige onderzoekers willen de Solomens ook tot de Pithecanthropus rekenen.)

Volgens de wetenschappelijke dateringsmethoden zouden Javamens en Solomens geen tijdgenoten zijn. Verre van dat. Het is echter gebruikelijk om alle gevonden fossielen in het evolutieschema te plaatsen. ledere onderzoeker beschouwt een nieuwe vondst als de vertegenwoordiger van een nieuw soort oermens. De naam wordt dan ontleend aan de vindplaats. Vergelijk bijvoorbeeld de anatomisch verwante Java-, Peking- en Heidelbergmens.

Hominines

De laatste tijd zijn er veel geslaagde opgravingen verricht o.a. in Afrika door Leakey, die nieuw licht hebben geworpen op de interpretatie van de verschillende Pithecanthropus-schedelvondsten. Een treffende overeenkomst tussen de schedels en de slechts kleine anatomische verschillen hebben er onder meer toe geleid, dat de Javamens met de Peking- en Heidelbergmens tot de groep wordt gerekend, die nu bekend staat als de Hominines met het geslacht Homo. Daarom spreekt men niet meer van Pithecanthropus erectus maar van Homo erectus.

De Javamens wordt gezien als de Javaanse vertegenwoordiger van de Homo erectus. De schedels behoren stellig aan deze mens toe maar dit kan niet van alle gevonden kiezen worden gezegd. Evenmin staat vast, dat dijbeen en schedel uit dezelfde tijd afkomstig zijn. Het dijbeen, gevonden in een hogere aardlaag, kan van een meer recente mens afkomstig zijn. Latere Indonesische onderzoekers hebben bij Sangiran meer vondsten gedaan.

De literatuur over de Javamens geeft tegenstrijdige interpretaties. Zo ziet men de Javamens van Modjokerto (1 miljoen jaar oud) als een oude primitieve vorm van de Homo erectus. De evolutielijn wil men niet loslaten. De Javamens staat tussen de Australopithecus (aap uit het Zuiden) en de moderne mens in.

Onze interpretatie

De Javamens is wereldberoemd geworden. In veel natuur-historische musea treffen we afgietsels en reconstructies van zijn schedel aan. De plaats die hij echter ontvangen heeft in de ontwikkelingslijn van de mens is voor ons onaanvaardbaar. Niet alleen op religieuze gronden, maar ook uit wetenschappelijk oogpunt.

De evolutielijn van de mens zou als volgt zijn verlopen: Australopithecus 3.000.000-700.000 jaar; Homo erectus 800.000-350.000 jaar; Homo neanderthalensis 100.000-35.000 jaar; Homo sapiens (recente mens) 50.000 jaar.

Moderne vondsten hebben de onjuistheid van deze ontwikkelingslijn aangetoond. Toch houdt dit niet in, dat het geloof in de evolutie van de mens een achterhaalde zaak is. Integendeel.

Men zal blijven proberen een stamboom van de mens samen te stellen ondanks dat deze is teruggebracht tot twee soorten nl. Australopithecus (aap) en Homo (de mens). We moeten stellen dat alle gevonden menselijke fossielen behoren tot de soort mens. Ze verschillen niet noemenswaard van elkaar en van ons! De nu levende mensen stammenaf van één mensenpaar, dat door God geschapen is. De verschillende mensenrassen hebben zich uit dit eerste paar mensen ontwikkeld, ook de Javamens, zowel de oude als de recente vormen. De „oude" Javamens komt bijvoorbeeld in schedelvorm en capaciteit zeer veel overeen met de nu nog levende Australische inboorlingen.

Naast elkaar

Niet alleen de Bijbel maar ook de wetenschap verbiedt ons in evolutie van de mens te geloven. Er zijn bijvoorbeeld Homo sapiens schedels gevonden, die ouder zijn dan vondsten van de Australopithecus of uit dezelfde lagen afkomstig zijn als erectusvormen.

Zo hebben recente vondsten van de Homo sapiens in Italië en in Californië de gehele menselijke stamboom omvergekegeld, toen dateringsmethoden uitwezen, dat ze gedurende het Tertiair geleefd hebben, dus nog voor de eerste Javamensen. Homo sapiens vormen behoren tot de oudste menselijke fossielen. Zij kwamen soms in dezelfde lagen voor als meer „primitieve" menselijke fossielen.

Het is overbodig nog eens op te merken dat ook de tijdtafel op dubieuze dateringsmethoden berust. Alle verschillende Homo schedels moeten we zien als vertegenwoordigers van variëteiten binnen de soort mens. Dan kan er van afstamming geen sprake zijn. Evolutie van de mens bestaat niet. Wel is er variatie binnen de soort Homo. Daarom is de Javamens wel een opzienbarende vondst maar van geringe betekenis.

_____________________________________________________________

Chronologisch overzicht

Chronologisch overzicht van de belangrijkste Pithecanthropusvondsten.

1890: Dubois: een deel van een onderkaak; Pithecanthropus A uit de Djetislagen (vindplaats Kedung Brubus).

1891: Dubois: schedeldak en een kies bij Trinil uit de Trinillagen; Pithecanthropus I. 1892: Dubois: linker dijbeenbot bij Trinil.

1936: Van Koenigswald: Pithecanthropus modjokertensis (= P.robustus) bij Modjokerto (Djetislagen); hersenpan van een kind.

1937: Von Koenigswald: onderkaak bij Sangiran (Djetislagen): Pithecanthropus B en hersenpan van Pithecanthropus II uit Trinillagen.

1938: Von Koenigswald: niet complete hersenpan bij Sangiran, Trinillagen- Pithecanthropus III.

1939: Von Koenigswald: bovenkaak en achterhoofdsgedeelte. - Pithecanthropus IV (P. modjokertensis) bij Sangiran. Djetislagen (Pithecanthropus robustus is een niet erkende naam in de zin van het prioriteitsbeginsel), vanaf 1962: Indonesische onderzoekers: drie vondsten in 1962-1965 bij Sangiran, Trinillagen. Later zijn nog meer vondsten gedaan. Pithecanthropus VI (Jacob), VII en VIII (Sartono). De originelen liggen in Bandutig.

Enkele vondsten waarvan niet vaststaat dat ze tot de Pithecanthropus behoren, zijn weggelaten.






Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1982

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Javamens was mens en geen tussenvorm

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1982

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's