Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontmoeting met de islam en de wenselijkheid van evangelisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontmoeting met de islam en de wenselijkheid van evangelisatie

Van confrontatie, dialoog en persoonlijk getuigenis

6 minuten leestijd

APELDOORN — De islam, moslims, de vastenmaand: allerlei gebeurtenissen en feiten daaromtrent vormen een belangrijk onderdeel van het nieuws van de dag. Alleen al in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam woonden een tijdje geleden 40.000 Marokkanen en Turken, grotendeels moslims. De buitenlanders vormen een belangrijke bevolkingsgroep. Daarom leest men over de ramadan als de „gezelligste maand". Dat betekent geen stilzwijgende stimulering van moslimse activiteiten door de pers: het is nieuws.

Inmiddels is de islam zelf geen gesloten eenheid. En toen enkele weken geleden een voetbalploeg uit Koeweit een wedstrijd in Frankrijk moest spelen zou dat bij voorbaat een verloren zaak zijn vanwege een vastenplicht voor het elftal. Maar de islamitische autoriteiten gaven vrijstelling.

Voetbal blijkt in elk geval in sommige islamitische ogen belangrijker dan de hele godsdienst. Dergelijke compromissen, tekenden ook het verval van het christendom.

Informatie

Het is goed van de islam waarmee christenen vroeger zo bloedig geconfronteerd werden en vandaag vriendelijk, veel te weten. Hoewel het een eerste vereiste is voor christenen om hun eigen geloofsleer wat beter te bestuderen. Sir Hamilton Gibb (gest. 1971), een arabist van grote reputatie, deed daarom in 1949 een (in en dus tot 1968) herzien boek het licht zien dat eind vorig jaar onder (misschien wat pretentieuze) titel „De islam" bij uitgever Boom, Meppel verscheen in het Nederlands (180 blz., prijs ƒ 27,50). Gibb beschrijft het ontstaan en de ontwikkeling van de orthodoxe islam in zijn strijd om zuiverheid en eenheid tegen afwijkende godsdienstige en politieke opvattingen, het Griekse rationaisme, de invloed van mystieke bewegingen en de stormvloeden van de moderne westerse wereld. Gibb heeft wel de apologetiek van belijdende moslims vermeden maar stoot zich aan de neerbuigende wijze waarop andere wereldgodsdiensten — dus bok het christendom — zich met vooroordeel over de islam als over een religie van lager orde buigen.

Wel respecteert de schrijver „geschriften die een zendingsdoel hebben" en noteert hij dankbaar de „vooruitgang" „tot een sympathiek in-voelen van de godsdienstige beleving van de moslims". Maar de islam, zo zegt Gibb, moet beschouwd worden in en door zijn eigen beginselen en normen en de buitenstaander moet meer op de idealen dan op de tekortkomingen letten.

Confrontatie

Ik noemde overigens de titel wat pretentieus. Er is zo ontzettend veel over de islam te zeggen. Gibb schrijft vanuit de historische invalshoek. Geoffrey Parinder was in „Jezus in de koran" (Ten Have, 1978) vanuit een ander gezichtspunt bezig: beter begrip tussen christenen en moslims. „De islam" is in elk geval een veel biedende informatiebron, maar ook niet meer dan dit. Anders ligt het met „De tijding van Job in de Bijbel en de Koran" van prof. dr. Hanna Kohlbnigge, uitgegeven door Voorhoeve, Den Haag (91 blz., prijs ƒ 14,90).

Kohlbrugge, buitengewoon hoogleraar in de Iraanse taal en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht gaf ons al eerder „Confrontatie met de Islam" in handen. (Voorhoeve, 1980). Ook dit nieuwe boek mag een confrontatie heten. De auteur concludeerde aan de hand van haar thema dat de koran niet de bevestiger of waarmaker van de Tora en het Evangelie is, maar hun tegenspeler. De koran holt het getuigenis van het Oude en Nieuwe Testament uit. De koran getuigt er immers niet van dat Jobs lijden vervulling en zin krijgt in het lijden van de Messias.

Ontmoeting

Wij hebben hier te doen met een geschrift dat vanuit het christelijk geloof de uniciteit daarvan vooronderstelt en opwerpt. Dat kan niet gezegd worden van „Anders geloven, samen leven — handreiking voor ontmoeting tussen christenen en moslims in Nederland", samengesteld door de sectie relatie wereldgodsdiensten van de oecumenische Raad van kerken en pas uitgegeven door De Horstink, Amersfoort (51 blz., ƒ 5,75).

De grondgedachte in deze brochure is dat Gods genade en liefde in Jezus Christus weUicht ook openbaar kunnen zijn onder een andere naam, in andere godsdienstige overtuigingen. Vals getuigenis van onze „anders-gelovige" naaste of aanbeveling van onze eigen godsdienst is verkeerd volgens deze brochure. Het christelijk getuigenis wordt versmald tot het doen van barmhartigheid dat de eigen religieuze rechten van de moslims zoekt.

De brochure van de Raad van kerken is meer instructief dan informatief en hoeft gezien de uitgangspunten mijnentwege geen hoge verkoopcijfers te halen.

Evangelisatie

Er is in onze krant weleens wat geschermutseld over de mogelijke omkeerbaarheid van de geuzenleus „liever Turks dan paaps", gezien de opdringende islam. Ik twist daar niet over. Wel spreekt de Godsopenbaring, het Woord als de enige maatstaf van de hele schepping mij over de absolute noodzaak persoonlijk kennis te krijgen aan Christus als Zaligmaker. Rooms of rood, Turks of paaps, dat doet niet terzake. Ik geloof dat de Schrift het christelijk getuigenis niet tot intermenselijke barmhartigheid reduceert. Daarom bepleit ik actieve evangelisatie, ook onder moslims. En ik ben de enige gelukkig niet.

Onder de titel „Evangelisatie - wat verstaan we eronder" verscheen bij Kok, Kampen een bijdrage tot bezinning vanuit de Bijbel die niet alleen bedoeld is voor individueel gebruik. maar ook voor gespreks- en bijbelkringen, evangelisatiecommissies en kerkeraden. (199 blz., prijs ƒ27,90). ' Eindredacteur is ds. W. J. Bouw, (nu nog) verbonden aan de Hervormde Bond voor inwendige zending op geref. grondslag (IZB) en secretaris van de Evangelische Alliantie.

Medewerkers zijn prof. dr. J. P. Versteeg, hoogleraar aan de Theologische Hogeschool van de Chr. Geref. Kerken te Apeloom, John.R. W. Stot, een Anglicaanse geestelijke, drs. A. Noordegraaf, Herv. predikant en stafdocent van de Geref. Sociale Academie en ds. E. Reiling, evangelisatiepredikant van de Unie van Baptistengemeenten. Ds. R. van Essen, Herv. predikant heeft gewerkt onder verslaafden, in kinderevangelisatie en tienerclubs, ds. F. H. Veenhuizen is Gereformeerd evangelisatiepredikant-ppbouwwerker in de regio Apeldoorn, ds. M. R. van den Berg, Nederlands Geref., was ooit zendingsarbeider in Zuid-Afrika. Gert Doornenbal is leider van de Navigators in Nederland en Skandinavië en prof. dr. J. Verkuyl, Geref. predikant is emeritus-hoogleraar in de missiologie en evangelistiek aan de VU.

Eigen invalshoek

Het verscheiden gezelschap van scribenten accentueert temeer de opmerking van de voorzitter van de Evang. Alliantie, prof. ir. J. H. van Bemmel in zijn woord vooraf dat ieder „vanuit eigen invalshoek" schreef. Desondanks is het tot dankbaarheid stemmend, als men gezamenlijk, „niet belemmerd door muren, die mensen hebben opgetrokken" de ander op de ene Weg die leven betekent kan wijzen, aldus Van Bemmel. Dit boek is mede bedoeld als een stuk bezinning ter gelegenheid van het evangelisatorisch jaar. Persoonlijke getuigenis, de noodzaak van een missionaire gemeente, sociale verantwoordelijkheid, het zijn voluit Bijbelse begrippen. En het is goed dat daaromtrent een aantal Schriftgegevens op tafel komt.

Mijn vraag is echter: wat is precies het startpunt bij de ontvangen opdracht. AJs ik nu mezelf als gemeentelid eens niet als discipel van Jezus ken en voor de ongelooflijke barrière zit van eigen zonde die mij doodschuldig en onbekwaam tot enig goed maakt? Hoe kan ik dan oor- en ooggetuige zijn? Misschien zijn dat achterhaalde vragen? Of is het de Geest die levend maakt, ook tot persoonlijk getuigenis als een innerlijke, vanzelfsprekende zaak die geen aansporing en geen evangelisatorisch jaar nodig heeft? Is de aansporing nodig omdat er zo weinig werkelijk wedergeboren christenen zijn?

Ik zeg niet dat deze vragen niet aan de orde komen in het boek „Evangelisatie". Maar zij eisen wel een omvangrijke doordenking. De uitgave besluit met een aantal historische documenten over evangelisatie en zending. Een soortgelijk en boeiend overzicht geeft ons „Evangelisatie in de tachtiger jaren", door ds. W. J. Bouw, uitgegeven door Echo te Amersfoort (111 blz., prijs ƒ 11,50).

Bouw geeft in dit boek een samenvatting van een aantal rapporten van de wereldconferentie te Pattaya in 1980 over zending en evangelisatie. Daarnaast treffen we in dit boek de officiële tekst van de slotverklaring aan, alsmede drie lezingen die op de conferentie gehouden werden. Aan het eind van elk hoofdstuk zijn gespreksvragen opgenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 juli 1982

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Ontmoeting met de islam en de wenselijkheid van evangelisatie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 juli 1982

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's