Met textielindustrie kwam calvinisme Brugge binnen
Dankzij migranten kreeg Reformatie invloed
MIDDELBURG/BRUGGE — Uit studies van de „Werkgroep voor de geschiedenis van het protestantisnie in Brugge en het Brugse Vrije" is de betekenis van Brugge en omgeving voor de Reformatie duidelijk gebleken.
In 1982 heeft de werkgroep - die bestaat uit Belgen en Nederlanders zich vooral bezig gehouden met de herdenking van de Oostvlaamse synode van 8 en 9 mei 1582 te Brugge. Zij heeft over deze herdenking een herdenkingsbundel uitgegeven. Een andere uitgave is „De hertog van Anjou en de prins van Oranje te Brugge 17 juli - 19 augustus". Ook uit de herdenkingsbundel wordt de rol van Brugge ten tijde van de Reformatie duidelijk.
De opkomst van het protestantisme wordt gekenmerkt door een wisselwerking van interne en externe factoren. De interne factoren zijn onder andere de sociale recrutering van de bevolkingsgroepen. De externe factoren voor de bloei van het protestantisme kunnen we plaatsen in de economische structuur waarbinnen zich ; toentertijd Brugge verhield.
Aan het begin van de 16e eeuw had Brugge goede handelscontacten met de Duitse hanzesteden. Van een zekere Cornells de Clerc die twee maanden in Lübeck was geweest voor de handel in 1534 is bekend dat hij na zijn verblijf in Duitsland voor zijn werkplaatspersoneel geen vastendagen meer hield en de mis had afgeschaft. Ook met Engeland onderhield Brugge in de eerste helft van de 16e eeuw nauwe handelscontacten.
Engelsen die in Brugge woonachtig waren mochten van het stadsbestuur in stilte hun godsdienst belijden. Aan de andere kant werd het rooms-katholieke religieuze leven geactiveerd door de handelscontacten met Spanje. Leden van de wolstapel gaven bijvoorbeeld giften voor de bouw van de St. Gillis.
Invloed textiel
Een invloed die van bijzondere betekenis is geweest voor de reformatie is die van de Zuidvlaamse textielgebieden. De Zuidvlaamse textielindustrie verdreef langzamerhand de gevestigde Engels lakennijverheid. Deze was vooral in de steden te vinden in de tweede helft van de 15e eeuw. In de eerste helft van de 16e eeuw ontstond een spectaculaire ontwikkeling van de plattelandsdraperie. Het Zuidvlaamse land legde zich toe op goedkopere produkten als saaien ep licht lakens..Deze beiden,werden «en.belangrijke exportprodukt.
Door de gevestigde én goed bekende koopliedenfamilies die Brugge huisvestte wist zij haar plaats als handelscentrum van de wolstapels en de lakenindustrie te handhaven. De kooplieden haalden de nieuwe weeftechnieken van het Westerkwartier naar Brugge. Tevens ontstond er een levendige handel tussen Brugse koop- lieden en de draperiecentra van het ""Westerkwartier. Dat met de Zuidvlaamse textiel ook nieuwe religieuze ideën Brugge binnensijpelden was haar een mindere zorg. De textielnijverheid werd dan ook één van de belangrijkste pijlers binnen Brugge waarop het calvinisme gevestigd werd.
Dat de economische ontwikkeling van Brugge tevens een grotere invloed van het calvinisme ter plaatse bewerkstelligde kwam door de contacten die de Brugse kooplieden hadden met het Westerkwartier. Zij bouwden hier voor hun handel in lakens en saaien nauwe contacten op en kwamen dan ook met het calvinisme in aanraking.
Vincent Sayon
Een vooraanstaande Brugse koopman Vincent Sayon, die wel een uitermate boeiend figuur van die tijd wordt genoemd, wist in samenwerking met een andere koopman in 1549 een aantal Hondschootse saaidrapeniers naar Brugge te halen om er de ingedommelde textielnijverheid nieuw leven in te blazen.
Door zijn contacten met de Hondschootse en Armentierse wevers kwam hij in calvinistisch vaarwater terecht. Hij was hiermee één van de rijkste en ook invloedrijkste Burgse burgers die tot het calvinisme behoorde.
Een ander invloedrijke koopman Oste Matruut onderhield ook nauwe contacten met het Westerkwartier. Hierdoor kwam ook hij in aanraking met het calvinisme. Of hij zelf calvinist was is niet met zekerheid te zeggen maar zijn familie werd wel voor het calvinisme gewonnen. Zijn zwager Jan Salop, een aanzienlijk lakenkoopman, was calvinist en nauw bij de ontwikkeling van de saainijverheid te Brugge betrokken. He{ calvinisme kreeg door de contacten met hét Westerkwartier vaste voet in Brugge.
Het is geen wonder dat de meeste Bruggelingen zich geen zorgen maakten over het feit dat het calvinisme de roomse leer verdreef. Immers met het calvinisme kwam de nijverheid in de stad terug. De kooplieden die zich toespitsten op de saai- en de nieuwe draperienijverheid dienden zich weldra aan als pleitbezorgers van het calvinisme binnen Brugge. Dit gold vooral voor de genoemde handelsfamilies. We zien hier duidelijk dat handelsrelaties dragers werden bij de verspreiding van het calvinisme.
Massale stroom
Ook door het binnenhalen van Zuidvlaamse ambachtslieden werd het calvinsme sterk verspreid in de stad. Reeds in 1530 ging de stadsmagistraat ermee akkoord dat een aantal Armentierse drapeniers naar Brugge zouden komen om hun produktietechnieken toe te passen. In de jaren '40 kreeg Brugge een massale toestroming van handwerklieden in de lakennijverheid te verwerken. Velen van deze textielwerkers konden geen werk in Brugge vinden. In 1553 trok dan ook een groep naar de steden Duisburg en Frankfort. In 1554 volgde nog een groep.
In het jaar 1565 kwam er opnieuw een grote stroom migranten vanuit Amrmentiers naar Brugge. Ditmaal was de Brugse magistraat niet zo bijster ingenomen met de komst van deze textielarbeiders. Het ging hier om zo'n 300 personen. Deze grote groep was het gevolg van de sterke terugloop van de Armentierse drapenienijverheid. Omdat deze weinig triomfantelijke intocht samenviel met een periode van hongersnood en dure graanprijzen viel het ergste te verwachten. De magistraat vaardigde dan ook een aantal ingrijpende maatregelen uit. Ook tegen het calvinisme.
Op 16 april 1565 werd Boudewijn Domminisent verbrand te Brugge. Deze textielarbeider was enkele jaren tevoren uit Apen naar Brugge gekomen. De terechtstelling was een gevolg van het vinden van verboden lectuur. Ook zijn echtgenote onderging hetzelfde lot. De verbranding van Boudewijn Domminisent was bedoeld als afschrikwekkend voorbeeld.
Brugge die wevers uit Armentiers had aangetrokken om de in slaap gewiegde Brugse textielnijverheid wat aan te zwengelen haalde tevens het calvinisme en de armenlast binnen haar poorten. Niet zo zeer de drapeniemijverheid werd aangezwengeld maar wel het calvinisme en de armenlast. De textielproduktie liep op een complete fiasco uit. Een negatief saldo voor de stad Brugge dat zich ook tijdens het wonderjaar 1566 nog maar eens liet aan voelen.
Hagepreken
Tijdens de hagepreken van de calvinisten in-1566 waren het-vooipal de vreemde textielwerkers te ^rt^g^^ die zich niet onbetuigd lieten. "De ,eerste hagepreek vond plaats op 28 juli 1566 waarbij zo'n 400 personen aanwezig waren. Een tweede hagepreek op 10 en 11 augustus bij Brugge beloofde uit te groeien tot één van de meest spectaculaire en massale calvinistische manifestaties die Vlaanderen tot dan gekend had.
Een belangrijke hand hierin hadden de calvinisten uit het Westerkwartier. Op 3 augustus werd Mare de Peau uit Hondschoote een van de belangrijkste mensen achter het organiseren van de hagepreek gearresteerd. Meerdere arrestaties volgenden. De twee hagepreek ging echter toch door, hoewel de belangselling sterk was verminderd. Z'n 4 a 5000 mensen van wie een belangrijk deel mensen van het Westerkwartier. Slechts 200 Burggelingen waren aanwezig.
Even intens als de calvinistische migranten uit het Wèsterkwartier zich met de hagepreken inlieten werkten zij ook mee aan de uitbouw van de calvinistische organisaties.
De calvanistische migranten hadden zich in Brugge Vooral in en rond de Ganzestraat gevestigd. Ook de saai- en nieuwe draperienijverheid was hier geconcentreerd. In het jaar 1566 was de Ganzestraat dan ook een calvinistisch begrip.
Toevluchtsoord
Brugge werd in de woelige jaren van 1565 - 1568 een toevluchtsoord voor vluchtelingen verschoppelingen, in plaats van naar het buitenland te vluchten, doken er velen onder in Brugge. Hoewel Brugge niet hard optrad tegen de migranten kwamen er toch nog in handen van het gerecht en werden terechtgesteld. In deze jaren zijn er zo'n vijftien geëxecuteerd.
De Bruggelingen zelf hebben nooit zo warm gelopen voor de „nije leer" gezien het feit dat bij hagepreken slecht een handjevol Bruggelingen aanwezig was. Ook het percentage van dé samenstelling van de Doopsgezinde gemeente in 1566 laat zien dat vooral onder de migranten de nieuwe religieuze gedachten sterk leefden. Slechts tien procent van de Doopsgezinde leden was afkomstig uit Brugge. De conclusie dat de Reformatie te Brugge nooit zo'n grote plaats had gekregen wanneer geen migranten naar Brugge waren gekomen is dan ook gerechtvaardigd te noemen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 mei 1984
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 mei 1984
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's