Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als de koekoek koekoek roept

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als de koekoek koekoek roept

7 minuten leestijd

Wat een mooie tijd is het wanneer april in mei overgaat. Het ontwakende leven in flora en fauna komt dan zo indringend op ons af. Soms vroeg, andere jaren wat later, zoals nu. Maar onweerstaanbaar lopen bomen en struiken uit, verschijnen de bloemen, worden de insekten actief en keren de zomervogels bij ons terug.

Het is de tijd waarvan Guido Gezelle dichtte dat er lentegroen genoeg is voor honderdduizend ogen en hem deed verzuchten: „eilaas, 'k en heb er ik, o grondig groene zee, maar twee....". Het is ook zo overweldigend als in het laatst van de vierde maand, in een wonderlijke groei-explosie, de bomen zich tooien met ontelbare bladeren. Wat is dat eerste groen teer en zacht van kleur. De berken met hun ragfijne takken, bungelende katjes waaruit stuifmeel waait en geelgroene blaadjes van nauwelijks een centimeter groot. En daarover de stralende voorjaarszon. Niet alleen de berken zijn zo betoverend mooi, maar die zie ik terwijl ik dit schrijf tegen de lachende voorjaarslucht in alle glorie prijken.

Vogelvertier
Het is ook de tijd dat de vogels het voorjaar van alle kanten verkondigen. Bijna alle zomerzangertjes zijn terug. Steeds weer is er de herkenning door de zang van pas uit het warme zuiden teruggekeerde vogels. Op een loods klinkt het krakerige geluid van een zwarte roodstaart en langs het fietspad hoor ik de veel welluidender strofe van de gekraagde roodstaart. Even kijken... het is zo'n prachtige vogel. Driftig zingen de tuinfluiters in de jonge aanplant, 's Morgens vroeg al, nog voor het tijd is om op te staan, hoor ik het rateltje van de braamsluiper achter mijn huis. De beuken langs de boslanen zijn bezig hun feestkleed aan te trekken. Elk jaar weer is het een verrassing en vreugde om dat te zien. Hier en daar een grote tak al groen als een ongeduldige voorloper. Wat later een geheel groene boom tussen nog kale beuken. Ook al zo'n voorloper. Dan gaat het snel. De boslanen worden overhuifd met het allermooiste groen dat denkbaar is: lentegroen. Wie kon het mooier verwoorden dan de dichterpriester uit Vlaanderen:

Geluwgroene legerscharen,
honderdduizend, waar vandaan
zijt gij, vastgevoete blaren,
komen op de bomen staan?

Zijt ge uit louter locht gesteven,
zijt gij zonnestralen teer,
schielijk en van licht geweven,
duizendwendig bladerenheer?
De kale winterse beukenlanen worden omgetoverd tot de heerlijkste wandelallees, overhuifd met donzig jong blad, waardoor de zon nog volop kan stralen. Zo licht en luchtig is het slechts enkele prille voorjaarsweken. Dan wordt het bladerdek dicht, het groen donker, de bladeren harder en de lanen vol zware schaduw.

Koekoek
Ook de hei is omzoomd met lentegroen. De leeuweriken zijn niet meer alleen. Op een lage struik roept de bontgekleurde roodborsttapuit. Uit een pasgroene berk stijgt een boompieper zingend omhoog, tien, twintig meter. Dan daalt hij met uitgespreide vleugels en staart terwijl hij zijn kanarieslag laat horen. Van heel ver, uit de bosrand, klinkt nu ook de monotone roep van de koekoek. Ook die wonderlijke vogel is weer terug. De parasiet, die andere vogels voor zijn nakomelingen laat zorgen. Waarover vreemde verhalen gaan. Die elk jaar nadrukkelijk laat weten dat het volop voorjaar is en vrijwel alle vogels druk bezig met nestbouw, eieren leggen en jongen verzorgen. Die zelf als een vagebond blijft zwerven en overal zijn blijde roep laat horen. Koekoek.... koekoek.... soms een drieslag: koekoe koek, koekoe koek.
Hij vliegt juist uit een jonge eik, laag boven de bruine hei. Het is net een roofvogel met zijn spitse vleugels en lange staart. Door de gestreepte borst en grijs verenkleed heeft hij oppervlakkig gezien wel wat van een sperwer. Nee, een rover is hij niet, hij doet geen vogeltje kwaad.... ten minste, niet direct. Indirect wel, dat is bekend. Hij laat ze dienen als pleegouders voor zijn koekoeksjongen.
De koekoeksman of -vrouw strijkt neer in een kleine struik en roept nog eens nadrukkelijk: koekoek-koekoekkoekoek. Van ver weg antwoordt een tweede en dat klinkt het mooist, vind ik. De koekoek moet je horen aan een bosrand of in de polder, als van heel ver het dromerige geluid klinkt, nog juist hoorbaar, terwijl het roerloos stil is om je heen.

Gàgàgàgàgà...
Maar het is volop dag en zonnig, de lente begint pas en ook de koekoeken, pas terug uit Afrika, zoeken een partner. Het geluid van de tweede klinkt steeds dichterbij, de eerste blijft vanuit de struik antwoord geven. Helderder klinkt het gekoekoek en vlugger wordt het herhaald. Dan komt, ook laag vliegend, de tweede uit de bosrand, gelokt door het vragend geroep van de ander. Wat maken die twee zich dan druk. Vlug en opgewonden klinkt het, terwijl ze elkaar snel achterna vliegen. Dan gaat het mooie geroep opeens over in een hees klinkend lachend geluid: gagagagaga. En de ander laat een nogal hoog kwie-kwie-kwie-kwie horen. Het is dus niet alleen koekoek-eenzang wat ze laten horen. Ze hebben dan ook de lente in hun koekoekskoppen. Ze verdwijnen tussen het prille groen en het geroep klinkt van steeds verder weg, almaar zachter en juist dan weer zo sprekend. Herkenbaar voor iedereen.

Duizend blijde keren
In zijn boeiende Mathilde-cyclus schrijft Jacques Perk in een van zijn sonnetten:

„Voorzegger die uzelven
roept, o kom,
En roep uw „koekoek"
duizend blijde keren.
En fladder aan,
vergulde vlinderdrom...."
Wat zitten we dan ver in het kostelijke voorjaar, als de koekoek zijn blijde roep laat horen van vroeg tot laat. Tot in juli zal hij ermee doorgaan en in augustus alweer vertrekken. Maar nu is het voorjaar, het feest van groen en bloemen, vogels en insekten.
Toch moet ik ook nare dingen van deze vogel vertellen. Koekoeken huldigen voor het huwelijksleven het standpunt: wel de lusten, niet de lasten. Ze laten hun jongen door andere vogels grootbrengen. Het vrouwtje zoekt het nest van een klein zangvogeltje en legt daarin een ei. Dat doet ze wel tot twaalf keer, steeds in een ander nestje. Meestal haalt vrouw koekoek er ook één eitje van hen uit en dat eet ze dan maar op. De waardvogels, zoals de gastheer en gastvrouw worden genoemd, ontgaat het dat er een soort huisvredebreuk is gepleegd. De jonge koekoek komt tegelijk of soms iets eerder dan de originele kinderen uit het ei. Dan zorgt hij er meteen voor dat hij alle zorg krijgt. Heel handig worden de andere jongen of eitjes uit het nest gewerkt. Dit is maar goed ook, anders zouden de oude vogels de verzorging helemaal niet aan kunnen.

Extra druk
Dan breekt er een drukke tijd aan voor de kleine zangvogeltjes die met het bezoek van een koekoek zijn vereerd. Want ze moeten dat vlug groeiende koekoeksjong de grote snavel volstoppen. Ze zijn er drukker mee dan wanneer ze hun eigen stel van vier of vijf hadden gehouden. De opgroeiende koekoek vult op den duur het hele nest want hij is al gauw groter dan de pleegouders. Die verzorgen hem alsof hij hun eigen jong is, terwijl de oude koekoeken niet anders doen dan voor zichzelf zorgen. Wat rondstruinen, stoeien en hun altijd boeiende roep laten klinken.
In de polderstreken hoor je ze nog meer en duidelijker dan in de bossen. Daar krijg je ze ook gemakkelijker te zien. Ze doen dan ook wel wat nuttigs, want ze eten harige rupsen wat andere vogels niet aandurven. Het zijn mooie vogels met een gedrag dat nooit verklaard is en dat ook niet begrepen behoeft te worden. Dat de kleine zangvogels die een koekoeksei in hun nest krijgen het niet merken en dat ze later zo'n vreemd jong grootbrengen, is even vreemd als het gedrag van de koekoek. Hier blijkt duidelijk de juistheid van de berijmde psalm waarin geschreven wordt over het „redeloos gedierte".
Koekoeken hebben een vaste voorkeur voor bepaalde vogelsoorten en kiezen steeds dezelfde uit. Hun eieren lijken dan ook sterk op die van de pleegouders. Een bijzonder vreemd gedrag van een boeiende vogel die zich in de zomerse bossen en velden met zijn ver klinkend geroep laat horen. Een echt zomergeluid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Als de koekoek koekoek roept

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1984

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's