Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moeilijke positie van Rouveense veehouders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moeilijke positie van Rouveense veehouders

Rapport doet aanbevelingen tot verbetering

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ROUVEEN — Het overgrote deel van de Rouveense veehouders heeft in de bedrijfsvoering te kampen met niet geringe landbouwkundige problemen. Ook de inkomenssituatie van de Rouveense bedrijven is relatief ongunstig te noemen. Dat is althans de constatering van ir. P. J. Rijk in het recentelijk verschenen rapport „Verkenning van de landbouw in Rouveen". Het rapport bevat de resultaten van een door het Landbouw Economisch Instituut te Den Haag ingesteld onderzoek naar de sociaal-economische ontwikkelingen van de landbouw in dit potentieel ruilverkavelingsgebied van ruim 6.000 hectare, gelegen in de gemeente Staphorst,

Het in voorbereiding zijnde ruilverkavelingsgebied „Rouveen" wordt globaal begrensd door de Dedemsvaart in het zuiden, de weg Hasselt-Zwartsluis en het Meppelerdiep in het westen, de Dekkersweg in het noorden en de Westerparallelweg en de Schapendijk in het oosten. De in het studiegebied gelegen bedrijven (257 hoofdberoepsbedrijven en 99 geregistreerde nevenbedrijven) beschikken over ongeveer 4.400 hectare cultuurgrond. Daarnaast hebben nog circa 100 bedrijven (voornamelijk uit Staphorst) grond in dit gebied. Dit betreft vooral grond in de buurt van Dekkersland en verder verspreid door het gebied.
Van de beroepsbevolking in het studiegebied is ongeveer een derde in de agrarische sector werkzaam. Bijna drie kwart van de agrariërs heeft de bedrijfsgebouwen langs de Oude Rijksweg, hier ook wel „de Streek" genoemd. De boerderijen staan hier veelal zo dicht bij elkaar, dat er bijna nergens plaats is voor het doen van grote, nieuwe investeringen in of bij de bestaande bedrijfsgebouwen of het bouwen van bijvoorbeeld een ligboxenstal. Bijna overal ontbreekt het tevens aan cultuurgrond bij huis.

Overvol
De huidige bedrijfsgebouwen zitten veelal erg vol met vee. Soms ontbreekt de ruimte voor een melktank. Bovendien zijn veel bedrijven moeilijk te bereiken met een tankauto, vanwege de smalle stegen en het gebrek aan wendbaarheid bij de gebouwen. Dit geldt ook voor de aanvoer van krachtvoer. Ook is er in of om de boerderij vaak weinig ruimte voor voeropslag. In veel gevallen wordt kuilgras en dergelijke op het land opgeslagen, in plaats van op het erf.
Ook de verkavelingssituatie wordt door ir. Rijk „zeer ongunstig" genoemd. Slechts 2 procent van de hoofdberoppsbedrijven heeft één kavel; 68 procent heeft minstens 5 kavels en 11 procent heeft minstens 10 kavels. Men heeft gemiddeld dus erg veel kavels per bedrijf, terwijl de gemiddelde kavelgrootte zeer gering genoemd kan worden.

Nieuwbouw
Ondanks deze moeilijke situatie van de bedrijfsgebouwen en de slechte verkavelingssituatie, zijn er de laatste jaren maar enkele bedrijven geweest die vanuit „de Streek" op een andere plaats een nieuwe stal gebouwd hebben. Dit heeft — volgens ir. Rijk — zowel te maken met de gemiddeld geringe bedrijfsoppervlakte, het ontbreken van een kavel van voldoende omvang als met het feit dat men niet graag schulden maakt.
Met betrekking tot de eigendomssituatie van de grond merkt ir. Rijk op, dat twee derde van de cultuurgrond eigendom is van de gebruikers. Dat is meer dan landelijk (60 procent), maar minder dan in Overijssel (73 procent). Ir. Rijk constateert verder dat de grondmobiliteit de afgelopen jaren — in vergelijking met andere gebieden — vrij laag is geweest. Bij verkopen op de „vrije" grondmarkt worden in vergelijking met andere gebieden hoge prijzen betaald. Staphorst en omstreken (dus ook Rouveen) en Twente kennen in Overijssel de hoogste grondprijzen.
Zo werd er in het najaar van 1983 in Staphorst vrije on verpachte grond verkocht voor 76.000 tot 84.000 gulden per hectare. Elders in Overijssel lag de grondprijs toen op 30.000 tot 35.000 gulden per hectare. Als oorzaken van deze relatief hoge prijzen noemt ir. Rijk: de geringe grondmobiliteit (weinig aanbod); de grote vraag door kleine bedrijven; de relatief kleine percelen die aangeboden worden; het waarschijnlijk lage consumptieniveau en de gehechtheid aan de grond.

Rundvee
Aangezien in Rouveen het accent van de agrarische produktie ligt op de grondgebonden rundveehouderij, hebben veel bedrijven ook een geringe produktieomvang. Men houdt relatief weinig koeien per bedrijf. De oorzaak hiervan ligt — naar de mening van ir. Rijk — zowel bij de gemiddeld geringe bedrijfsoppervlakte als bij de relatief lage veedichtheid. Ir. Rijk noemt dat een van de zwakke punten van de melkveehouderij in Rouveen. Zo heeft meer dan een kwart van de hoofdberoepsbedrijven minder dan 20 koeien. Slechts 10 procent van de hoofdberoepsbedrijven heeft meer dan 50 koeien. Als de nevenbedrijven meegerekend worden heeft 41 procent van de bedrijven minder dan 20 koeien.
Als tweede zwak punt noemt Rijk de gemiddeld vrij lage melkproduktie per koe. Van de bedrijven die aangesloten worden bij een melkcontrolevereniging (een derde van de koeien wordt gecontroleerd) lag de melkproduktie per koe met 5.030 kg melk per jaar zo'n 8 procent onder het landelijk gemiddelde. Voor deze relatief lage melkproduktie geeft het rapport een aantal oorzaken aan:
• Het selecteren voor een goede en betere veestapel wordt moeilijker, wanneer men niet is aangesloten bij een melkcontrolevereniging.
• Relatief weinig bedrijven maken gebruik van K.I. (circa 50 procent).
• In de weideperiode moeten de koeien — vanwege de slechte verkaveling — dikwijls verplaatst worden van het ene perceel naar het andere.
  Daardoor is vaak de voervoorziening niet optimaal en dit veroorzaakt verlies aan melkproduktie.

Modernisering
Als derde zwak punt voor de melkveehouderij in Rouveen noemt ir. Rijk de — in vergelijking tot andere gebieden — lage moderniseringsgraad; Het percentage melkveehouders dat geen melktank heeft ligt vrij hoog. De meeste melk wordt in bussen opgehaald. Verder komen er vrij weinig (ongeveer 30) ligboxenstallen voor. De afgelopen vijf jaren zijn er zeven nieuwe ligboxenstallen in het gebied bijgekomen, waarvan twee in het deelgebied „de Streek". Ir. Rijk is echter van oordeel dat in Rouveen en dat geldt voornamelijk het deelgebied „de Streek" — de bedrijfsoppervlakte, de hoeveelheid cultuurgrond bij de boerderij en de plaatsruimte op het erf veelal te gering is, om een ligboxenstal te overwegen.
Ir. Rijk stelt verder, dat gemiddeld en landelijk bezien — een bedrijf momenteel een produktieomvang van ongeveer 170 sbe ofwel circa 50 koeien met bijbehorend jongvee moet hebben, wil de continuïteit van het bedrijf op wat langere termijn gewaarborgd zijn. Op zo'n bedrijf kan men gemiddeld genomen een inkomen behalen, dat voldoende is om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat tevens ruimte biedt voor voldoende investeringen. In Rouveen is echter nog geen vijfde van de bedrijven groter dan 170 sbe. De inkomenssituatie van de Rouveense melkveehouder wordt door ir. Rijk dan ook „relatief slecht" genoemd. De gemiddelde arbeidsopbrengst per man (ongeveer 25.500 gulden) ligt zo'n 30 procent onder het landelijk gemiddelde.
Hierbij moet wel in ogenschouw worden genomen dat relatief veel bedrijven een gemeenschappelijke exploitatie hebben (bijvoorbeeld vee in één stal, gezamenlijk gebruik van machines en samenwerking wat de uitvoering van de werkzaamheden betreft), hetgeen kostendrukkend werkt. Bovendien hebben verscheidene bedrijfshoofden een neveninkomen buiten de landbouw.
Daarbij kan — aldus het rapport — uit de ontwikkeling in het verleden afgeleid worden dat het streven naar inkomensverhoging hier een iets mindere prioriteit heeft dan elders en dat het streven naar zelfstandigheid en de gehechtheid aan het eigen agrarisch bedrijf hier een grote betekenis hebben. Iets wat zich ook uit in een eigen stijl van bedrijfsvoering.

Verbetering
Ir. Rijk ziet verschillende mogelijkheden om de zwakke punten van de Rouveense melkveehouderijbedrijven te verbeteren. Een van de grootste problemen is volgens hem de gemiddeld geringe bedrijfsoppervlakte en -omvang. Een mogelijkheid ter verbetering van de oppervlakte van de bedrijven zou ontstaan als er meer grond beschikbaar kwam. Dit kan alleen gebeuren wanneer er meer personen met landbouw stoppen. Hierbij valt te denken aan personen met landbouw als nevenactiviteit en aan bedrijfshoofden van 65 jaar en ouder. Wanneer er in deze categorieën meer bedrijfsbeëindiging zou voorkomen, zou dit voor jongeren ruimte kunnen bieden om hun bedrijf meer levenskansen te geven. Verder kan men zijn bedrijfsoppervlakte vergroten door nog meer grond te gaan gebruiken buiten het gebied.
De bedrijfsomvang kan ook verbeterd worden door het meer te gaan zoeken in de intensieve veehouderij. Met behulp van mestvarkens, fokzeugen, leghennen, mestkalveren en dergelijke, zou in sommige gevallen een aanvullend inkomen verkregen kunnen worden. Vrijkomende bedrijfsgebouwen zouden in toenemende mate hiervoor gebruikt kunnen worden.

Selectie
De relatief lage melkproduktie per koe zou volgens ir. Rijk verbeterd kunnen worden door een betere selectie bij de veefokkerij. Ook een betere verkaveling zou een betere verzorging van het vee mogelijk maken. Met behulp van een ruilverkaveling zou de huidige verkavelingssituatie sterk kunnen verbeteren. Er zouden dan wel voldoende bedrijven verplaatst moeten worden, zodat er wat meer ruimte komt voor bedrijven langs de Oude Rijksweg.
Van belang is vooral een voldoende grootte van de huiskavel. De overige grond dient zoveel mogelijk in één kavel te liggen. Ir. Rijk denkt dat een eventuele verplaatsing van bedrijven in Rouveen extra problemen zal opleveren, vanwege de geringe geneigdheid om schulden te maken en de veelal geringe bedrijfsoppervlakte van vooral de bedrijven uit „de Streek".
In zijn slotbeschouwing stelt hij dat een „driehoeksruil" van bedrijfsgebouwen hier en daar wellicht een oplossing zou kunnen bieden: Nieuwe bedrijfsgebouwen worden gezet door bedrijven die nu al buiten De Streek" hun gebouwen hebben (deze hebben veelal ook een grotere gemiddelde bedrijfsoppervlakte). Hun vrijkomende bedrijfsgebouwen kunnen in gebruik worden genomen door bedrijven uit „de Streek". De slotconclusie van het rapport is, dat een goede landinrichting voor de Rouveense landbouw een stimulans kan zijn om zich verder te ontwikkelen. Maar, zo besluit ir. Rijke een domper op de mogelijkheden voor de Rouveense landbouw is evenwel de recente beleidsmaatregel inzake de EG-melkquotering.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1985

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Moeilijke positie van Rouveense veehouders

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1985

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's