Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERRAAD!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERRAAD!

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ben ik het, Heere Marcus 14:18,19

Tijdens de paasmaaltijd zijn de discipelen met de Heere Jezus verenigd. Pascha is een feestelijke maaltijd. Dan herdacht men de uittocht uit Egypte. Dit Pascha staat echter in het teken van de dood. Jezus geeft Zich over in de handen van de zondaren.
Vaak is het zo, dat tijdens de grote feestmaaltijden de nare dingen gecamoufleerd worden. Dit doet Jezus echter niet. De Heere maakt tijdens de paasmaaitijd — volgens de meeste evangelisten aan het begin van de paasmaaltijd — het verraad van Judas bekend.
Jezus doet dat met een grote stelligheid: „Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u, die met Mij eet, Mij zal verraden". Mensen versluieren vaak, ook in godsdienstig opzicht, de werkelijkheid. Daardoor is er op de wereld zoveel huichelachtigheid.
Christus' Woord is echter ontdekkend. Alle dingen worden door Hem opengelegd. Het Woord Gods legt ieders leven open. In dat opzicht werkt het Woord Gods als een scheermes om het kwaad af te snijden. Zo handelt de Heere door Zijn Evangelie, als Hij zondaren aan hun schuld ontdekt. Dan wordt geen vlees gespaard.
Immers bij het laatste oordeel zullen alle dingen openbaar komen. Vandaar dat de Heere hier reeds Zijn discipelen leert zien de diepe schuilhoeken van een mensenhart. De ontboezeming van Christus is wel zeer persoonlijk: „Eén van u". Zo komt de Heere met Zijn Woord wel zeer persoonlijk tot zondaren.
Bij dit alles brengt Christus ook de Schrift in vervulling. Het valt op dat het woord „die met Mij eet" herinnert aan psalm 41. Daarin is al geprofeteerd van het verraad. Het Woord Gods wordt ook door dit verraad in vervulling gebracht. Christus Zelf volvoert ook hierin Zijn raad om het welbehagen Gods van begin tot eind te volbrengen.
Hoe reageren de discipelen op deze ontboezeming van Christus? Zij beginnen bedroefd te worden. Als de Heere Jezus zegt, dat Petrus zijn Meester zal verloochenen, dan verzet Petrus zich: „Al moest ik sterven met U, zo zal ik U geenszins verloochenen". Hier is de reactie anders; één voor één zijn ze bedroefd.
Verraad geschiedt vooral willens en wetens, met een vooropgezet plan. De uitlevering van Christus geschiedt daardoor vanuit de discipelenkring zelf. Daardoor wordt de liefde, die Christus de discipelen bewees, gekrenkt. Droefheid over de zonde tegen een liefdevolle Christus gaat ten diepste met liefde gepaard.
De liefde, die de Heere in het hart van de discipelen gegeven heeft, kan Christus niet missen. Daarom schiet er droefheid over. Het feit, dat die liefde ten dele is, maakt verdrietig. Daarom is er droefheid in de discipelenkring. Vervolgens zien we dat de discipelen een voor een vragen: „Ben ik het of „Ik toch niet?" Opvallend is het dat anders dan met de voetwassing ze elkaar niet beschuldigen, maar iedereen houdt zichzelf de spiegel voor: „Ik toch niet?"
Wat is er vaak een verbijten en vereten van elkaar, vaak ook een onrechtmatig beschuldigen van elkaar in eigen kring. Van de discipelen kunnen we leren, dat ze in de eerste plaats zichzelf onder de kritiek van het Woord stellen.
Genade maakt mensen ootmoedig. Wie veel van een ander weet te vertellen, lijdt vaak zelf aan het feit dat hij niet ontdekt wil worden aan zijn schuld. De Schriftgeleerden met Judas leden wat dat betreft aan een grote oppervlakkigheid.
Misschien zijn er lezers, die bang zijn voor de zonde, die Judas beging in zijn verraad. Judas zat echter niet met de vraag: „Ben ik het?" Hij had zijn werk al gedaan. Hoogstens was de vraagstelling huichelachtig. Dat was bij de elf discipelen anders. Zij vreesden; zij vertrouwden zichzelf niet, al hadden ze de Heere lief.
Het geloof gaat altijd door de smeltkroes van twijfel aan onszelf heen. Van nature leeft Judas immers in ons! De discipelen komen met deze vraag tot Jezus. Zo moogt u ook met uw vertwijfelingen en uw aanvechtingen komen tot Jezus. Hij alleen is het Antwoord op alle vragen, die er bij u leven.
De apostel Johannes schrijft later in zijn brief: „Indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart en Hij kent alle dingen". Bidt dan maar: „Zie of bij ons een schadelijke weg is en leid ons op de eeuwig weg!" Iemand heeft gezegd naar aanleiding van het verraad van Judas: „Die vrezen behoeven niet te vrezen, maar die niet vrezen mochten wel vrezen Dat wordt hier waar. Judas, die in hoog aanzien stond, vreesde niet. Bij hem was een totale verharding. U, die vreest, wordt toegeroepen: „Vreest niet! Christus heeft de schuld gedragen!"

 AMERSFOORT DS. P. MOLENAAF

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1985

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

VERRAAD!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1985

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's