Bredero: Libertijn, Moderne Devoot of vroom calvinistisch dichter?
Gerbrand Adriaensz. Bredero: vier eeuwen geleden geboren en nu herdacht. Bekend als dichter en schrijver, maar van beroep schilder. Niet gehuwd. Jong gestorven en inspiratiebron voor andere auteurs als A. M. de Jong en H. Marsman.
Bredero: een snaakse schelm en libertijnse rokkenjager die vooral gek was op Tesselschade Visscher? Of een ten diepste ingekeerde mysticus wiens poëzie nauw aansluit bij denkwereld en werken van de Moderne Devotie, met name bij „Over de navolging van Christus" door Thomas a Kempis? Of een gelovig calvinistisch christen wiens „uitspattingen" eerder te maken hebben met zijn besef van eigen zondigheid en Gods genade dan met daadwerkelijk zich uitleven in boze lusten?
Libertijn of calvinist?
Wie de „echte" Bredero is weet ik ook nog niet, maar als ik bovenstaande drie typeringen grofweg toeschrijf aan humanist Garmt Stuiveling, de R-K Nijmeegse hoogleraar Kees Fens en aan de Chr. Geref. prof. L. Strengholt van de VU dan is het duidelijk dat ik het liefst bij Strengholts correcties op het oude, nogal „liederlijke" beeld van Bredero aansluit.
Men heeft zijn verhaal in deze krant kunnen lezen: bij al zijn uitbundige kunstzinnigheid was Bredero een vroom christen die stond in een (wel degelijk rijke) calvinistische traditie, die zich ook liet inspireren door Zondag 10 van de Heidelberger en die besefte dat hij in het gericht van God niet kon bestaan, maar die ook wist waar hij de vrede met God kon vinden. Wel, dit beeld van Bredero bevalt mij, ook al beseft men diens veelkleurigheid en de afstand in de tijd tussen hem en ons.
Moderne Devoot?
Maar tijdens een plechtige bijeenkomst in het Muiderslot, waar Bredero vroeger wel kwam kregen we tijdens de presentatie van twee Bredero-gedenkwerken een andere Bredero te horen in een rede van Kees Fens. Waarom juist deze rooms-katholieke criticus, die moderne Nederlandse letterkunde doceert, over deze protestantse dichter uit een tijd die Fens niet tot zijn vakgebied kan rekenen, werd uitgenodigd is me niet duidelijk.
Fens betoogde dat Bredero's religieuze poëzie — niet zijn amoureuze — vol innerlijkheid en innigheid verwant is aan de Moderne Devotie. Hij was „de laatste middeleeuwer" met zijn lyrische bezinning en inkeer, terwijl hij als toneelschrijver juist over de uiterlijkheid van het leven en de rotheid van het bestaan schrijft.
Liefde, niet.... geliefde
En in zijn liefdespoëzie is Gerbrand meer met de liefde dan met een geliefde bezig, aldus Fens die in het beroemde „'s Nachts rusten meest de dieren" herinneringen aantrof aan Petrarca (sonnet 164) en het Boek der Psalmen. De „ik" en het „zelf", in Bredero's verzen veelvuldig voorkomend, zijn niet de dichter. Zelfs zijn liefdespoëzie is niet per se autobiografisch; dié verskunst herinnert trouwens sterk aan de religieuze poëzie van de latere 17e eeuw, meende Fens.
Strengholt — desgevraagd — meende tegenover ons dat Fens die relatie tussen Gerbrand Adriaenszoon en de Moderne Devoten, met name a Kempis, niet zo kan leggen. Maar het oude beeld van Stuiveling die in Bredero de humanistische ondogmatische tegenvoeter van de benepen Contra-Remonstranten ziet, deugt evenmin. De „echte" Bredero zullen we wel niet meer achterhalen. De beide uitgaven van Wolters-Noordhoff die werden gepresenteerd zijn ook geen grote biografieën, maar fragmentarische werkjes.
Flarden Bredero
Eerst was daar het fraai geïllustreerde boekje „Bredero", geredigeerd door dr. M. A. Schenkeveld-van der Dussen, maar geschreven door een elftal studenten neerlandistiek uit Utrecht: de werkgroep publicitaire vaardigheden. De tijd dat afgestudeerden huiverend hun vroege wetenschapsvruchten ter perse legden is voorbij. Het zal wel te maken hebben met het maatschappelijk nut dat elke universitaire studierichting moet demonstreren, maar er verschijnen steeds meer publikaties van studenten, net voltooide scripties, collectieve produkten van anonieme vakgroepen etc.
De 95 pagina's Bredero met veel foto's (ƒ 21,-) zijn van zo'n twaalf auteurs en dat lijkt rijkelijk veel. Maar de neerlandisten van Van der Dussen verklaren blijmoedig: „Wij hebben geen wetenschappelijke pretenties". Prima, maar maak dan plaats vrij aan het Instituut De Vooys voor echte neerlandici en publiceer niet zo'n wel aardig, maar zo brokkelig boekje als gedenkwerk. Want zo biedt men stukjes legpuzzel die niet echt in elkaar passen.
Heel wat pittiger is het Brederonummer van „Spektator, tijdschrift voor neerlandistiek" (ƒ 14,50), dat prof. E. K. Grootes in het Muiderslot ten doop hield. Was het werk van Schenkeveld c.s. bestemd voor een breed publiek, dit tijdschrift bevat bijdragen als „Amplificatietechnieken in Bredero's „Moortje" (prof. J. H. Meter), „Sociolecten en stijlen bij Bredero" (dr. Jo Daan) en besprekingen van diverse (toneel)werken. Wie dat nummer verslindt zal vermoedelijk niet de luidruchtige jool hebben meegemaakt waarin Amsterdam meende zaterdag en zondag zijn „dichterszoon" te moeten eren. Maar ook de volkse, platte Bredero moest zijn herdenking krijgen. Die werd ondertussen wèl geopend door prof. Grootes. gastredacteur van „Spektator".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 maart 1985
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 maart 1985
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's