OJEC-discussie over vrijheid van godsdienst
Aanhanger echtpaar Goeree ,,getuigde''
ZWOLLE — „Toen ik na mijn bekering door Jezus genezen werd van al mijn ziekten — daarvoor droeg ik een bril maar nu dus ook niet meer — werd ik wel door mijn baas ontslagen omdat ik tegen iedereen op de zaak getuigde van de genezende kracht van het bloed van Jezus. Dus is er geen godsdienstvrijheid meer in ons land." Tot deze uitspraak kwam gisteravond een aanhanger van het evangelistenechtpaar Lucas en Jenny Goeree uit Zwolle tijdens een open OJEC-avond in Zwolle die als thema had „Is de godsdienstvrijheid in gevaar?"
De aanleiding tot het thema en de plaats was, aldus OJEC-voorzitter dr. S. Schoon, het feit dat op 13 september vorig jaar in Zwolle de rechter uitsprak dat Lucas en Jenny Goeree met de publikatie van hun evangelisatieblad Evan een onrechtmatige daad gepleegd hadden. Na die uitspraak laaide de discussie op over de vraag of de godsdienstvrijheid nu wel of niet in gevaar is. Deze week verscheen zelfs een boek over de „zaak-Goeree" (zie de krant van woensdag 29 januari).
In het forum dat gisteren in Zwolle bijeen was, hadden onder voorzitterschap van dr. S. Schoon, mr. H. W. J. Droesen, drs. R. M. Naftaniël, dr. C. S. L. Janse, hoofdredacteur van het RD, en de liberaal-joodse rabbijn D. Liliënthal zitting.
Geen vrij
Nadat de forumleden elk een korte inleiding hadden gehouden kreeg men vanuit de zaal de kans vragen te stellen. De aanhanger van de Goerees stelde geen vraag maar volstond met te zeggen dat godsdienstvrijheid allang niet meer in ons land aanwezig was.
Rabbijn Liliënthal merkte op dat velen in ons land van joodse of islamitische overtuiging ook geen vrij krijgen, soms op straffe van ontslag, voor het bijwonen van hun erediensten op eigen feestdagen, afwijkend van de christelijke kalender.
Inperking?
Dr. C. S. L. Janse was het eerste forumlid dat zijn visie op het thema van de avond gaf. Eerst beschreef hij de grote mate van godsdienstvrijheid in ons land, de ruimte voor de verkondiging, de mogelijkheden voor het christelijk onderwijs en de subsidies die ook daaraan verstrekt worden. Toch vroeg hij zich af of er zich in de laatste jaren geen inperking van de godsdienstvrijheid begon af te tekenen.
Alvorens dat verder uit te werken nam hij eerst duidelijk afstand van de Goerees. „In hun boodschap worden te snel schuld en oordeel, ongeloof en straf met elkaar verbonden." Hij betitelde hun geloof als „succesgeloof". Toch juich ik de veroordeling van dat echtpaar niet toe.
Aanklachten
Dr. Janse plaatste die veroordeling in een historische context en betrok daar bijvoorbeeld bij het voorontwerp van een wet gelijke behandeling en ook de aanklacht tegen de boekhandelaren Van Horssen en Van Tol wetaat van Luther voorgelezen dat inhield dat synagogen verbrand moesgens hun uitgave van Levinsohn. Ook de aanklacht van Stiba tegen het RD zag hij in dat verband.
„Vooral in de achterban van het RD leeft de vraag welke kant het opgaat met de vrijheid van godsdienst", zo zei hij. „Een tweewegenleer wijzen wij af maar ondanks theologische afwijzing van de joodse godsdienst staan wij sympathiek ten opzichte van het jodendom als „beminden om der vaderen wil."
Rabbijn Liliënthal zag de vrijheid van godsdienst momenteel geenszins in gevaar maar achtte regels nodig die de beweging van de een beperken ter wille van de vrijheid van de ander. Hij was van mening dat de rechter helpen moet fanatieke denkbeelden te beteugelen. De rabbijn zag geen noodzaak het Nieuwe Testament te herschrijven of in de tekst te schrappen maar bepleitte mentaliteitsverandering.
Toch verkondigen
Mr. Droesen zag de vrijheid van godsdienst evenmin in gevaar. Drs. Naftaniël, de directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël was dezelfde mening toegedaan. Het geval Goeree noemde hij een voorbeeld van een extreme opstelling waarbij tekst, illustratiemateriaal, het ongevraagd in de brievenbus stoppen, enzovoort een rol gespeeld hebben.
Op de vraag of iedereen zijn godsdienst niet alleen mag belijden maar ook mag verkondigen en verspreiden antwoordde mr. Droesen met „ja".
Dr. Janse werd gevraagd of het niet gevaarlijk was te spreken over de valse religie van het jodendom. Dr. Janse wees erop dat het Nieuwe Testament getuigt van de ene Naam gegeven tot zaligheid voor jood, christen en nietchristen.
Uit de zaal werd vervolgens een citen worden en rabbijnen niet meer mochten spreken op straffe van de dood. De vraag aan rabbijn Liliënthal was of hij van zulke opmerkingen nu ook zo doodziek werd. De rabbijn wees er op dat ook in het jodendom citaten te vinden zijn die evenmin sympathiek overkomen. In dezen zijn joden niet beter dan anderen, zo merkte hij op. Drs. Naftaniël zei niet te schromen zo'n citaat, mits nu geplaatst, bij justitie ter veroordeling voor te leggen.
Verder kwam de verhouding antisemitisme/anti-judaïsme aan de orde. Dr. Janse was van mening dat anti-judaïsme geen antisemitisme tot gevolg hoeft te hebben. Mr. Droesen vond dat beide in werkelijkheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dr. Janse vroeg vervolgens hoe het dan zit in deze met Christusbelijdende joden. Mr. Droesen antwoordde: „Niets is zuiver en enkelvoudig, Dit is niet in een hokje te vangen."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1986
Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1986
Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's