Gods toorn

Het Paaslam moest aan het heetste vuur blootgesteld worden, onmiddellijk, zonder tussenkomst van ketel of water; aan het spit, als de hoogste wijze, waardoor het vuur indringt in het vlees en doordringt tot al zijn delen, tot in het allerbinnenste met de felste en vinnigste kracht.
Nu is het vuur in de Schrift een gewoon beeld van lijden, en wel van lijden door de toorn Gods. Daarom is het Paaslam in zijn wijze van toebereiding om gegeten te worden, een beeld van het allerfelste lijden dat Christus treffen zou. Het is in het bizonder een voorafbeelding van de waarheid: dat Christus zou blootgesteld worden aan het vuur of de uitwerkselen van de Goddelijke toorn.
Ik weet wel, dat velen in God óf in het geheel geen toorn willen erkennen, óf enkel een misnoegen. Wat dit laatste betreft, het is een onderstelling van iets onedels. Misnoegen, ontevredenheid is een lichte graad van toorn, met gemelijkheid nauw verwant, en kan niet in een volmaakt Wezen gedacht worden, wel toorn. Doch naar de persoon is, is zijn toorn. Gods toorn is niet onze, is geen menselijke toorn, geen opkomende drift of hartstocht; deze kunnen in Gods Wezen niet vallen. Gods toorn is de openbaring Zijner heiligheid jegens het onheilige en de onheilige.

                                                      Uit: Bijbellezingen van mr. Is. da Costa.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen