Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelvertaler William Tyndale bezegelde werk met zijn bloed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelvertaler William Tyndale bezegelde werk met zijn bloed

'Ketterij' werd gestraft met de dood door verbranding

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maandag 6 oktober was het 450 jaar geleden dat William Tyndale de marteldood stierf. Hij werd in België op de brandstapel ter dood gebracht. Hij heeft zijn leven gewijd aan het werk van de bijbelvertaling. De huidige King James Version is voor negentig procent onveranderd overgenomen uit de vertaling van Tyndale. Tyndale bezegelde zijn werk met zijn bloed. Het wordt terecht van hem gezegd: „Zijn leven gegeven voor de Bijbel.

Omstreeks 1480 werd Tyndale geboren bij de grenzen van Wales, in Gloucestershire. Hij studeerde in Oxford en Cambridge. Daarna werd hij in zijn geboorteplaats kapelaan en huisonderwijzer bij de familie Welche. In deze plaats begon hij al met zijn vertaalwerk. Hij wilde een goede, betrouwbare Engelse bijbelvertaling tot stand brengen, opdat het onwetende volk zelf de Bijbel zou lezen.

Tijdens de maaltijden ontmoette Tyndale kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Hij weerlegde hun vele dwalingen vanuit de Heilige Schrift. Daardoor kwam er heimelijke haat tegen hem, waardoor Tyndale zich genoodzaakt zag naar Londen te vertrekken. Hij vervoegde zich daar in het jaar 1518 bij bisschop Cutbert Tonstal. Deze wilde hem niet helpen bij het werk van de bijbelvertaling.

De Heere leidde het zo dat Tyndale in contact kwam met een zekere Humfred Mummots, lid van de raad van Londen en een rijke fabrikant in lakenstof. Hij mocht bij deze man in komen wonen en ontving van hem geld voor het werk van de bijbelvertaling. Toen het in Londen te gevaarlijk werd voor Tyndale, zag hij zich genoodzaakt uit zijn geboorteland te vertrekken. Tyndale scheepte zich in naar Antwerpen en vertrok van daar naar Duitsland. 

In Duitsland
In Duitsland meende Tyndale veiliger te zijn dan in Antwerpen. Aangekomen in Duitsland zette hij zijn vertaalarbeid voort. Hij ging met grote nauwgezetheid te werk, want hij zou niet graag zien dat de lezers misleid zouden worden door een onjuiste vertaling. Hij streefde naar een getrouwe omzetting in de Engelse taal. Eerst vestigde Tyndale zich in Hamburg. Toen Tyndale bemerkte dat de rooms-katholieke geestehjkheid zijn vertaalwerk in handen wilde krijgen en verraad vermoedde, zag hij zich genoodzaakt Hamburg te verlaten en verder te arbeiden in Worms. Hij ondervond dus haat en vijandschap van de zijde van zijn tegenstanders, die zijn werk wilden verijdelen. De Heere heeft zijn arbeid willen zegenen.

Nadat Tyndale in Worms nog enige tijd voortgearbeid had aan de vertaling van het Nieuwe Testament in het Engels, mocht het eerste exemplaar in 1527 gereed komen. De Allerhoogste had er in Zijn goddelijke voorzienigheid voor gezorgd dat dé arbeid van Tyndale niet verijdeld was geworden. Het Nieuwe Testament mocht voltooid zijn.

Tyndale had voor zijn vertaling gebruik gemaakt van het Griekse Nieuwe Testament van Erasmus, de Vulgata en de Duitse vertaling van Luther. Nu was het echter niet eenvoudig deze Nieuwe Testamenten Engeland binnen te krijgen. Dit moest met schepen gebeuren, maar die werden nauwkeurig onderzocht. Ontdekte Bijbels werden in beslag genomen en verbrand. Er stond zelfs een boete op het bezit ervan. De vijanden roerden zich.

Aangaande het verbranden van de Nieuwe Testamenten heeft Tyndale gezegd: „De papisten hebben het Testament van Christus verbrand, een duidelijk teken dat zij in waarheid Christus Zelf verbrand zouden hebben als zij Hem in hun macht gehad zouden hebben". De martelarenvuren brandden weer op in Engeland, enkel door fcet lezen van Gods Woord, waardoor het kwam tot bezwaren tegen de Roomse Kerk en haar zondige praktijken, die tegen Gods Woord ingingen. 

Hendrik VIII
De koning van Engeland, Hendrik VIII, gaf opdracht nasporingen te verrichten naar de woon- en verblijfplaats van Tyndale. De denkbeelden van Tyndale aangaande de vervloekte macht van de paus spraken de koning wel aan. Maar Tyndale bleek onvindbaar. Op 17 april 1531 zocht Tyndale via een derde, contact met de agent van Hendrik VIII. Op een afgelegen stuk land buiten Antwerpen vond de ontmoeting met deze agent plaats. Tyndale stelde echter in het geheel geen vertrouwen in de koning en diens schone beloften.

De koning wilde Tyndale ertoe bewegen terug te keren naar Engeland. Een koninklijk vrijgeleide werd hem aangeboden. Maar Tyndale antwoordde dat de geestelijkheid de koning ervan zou overtuigen dat beloften aan ketters gedaan, niemand binden. Die beloften zouden verbroken mogen worden.

Ook antwoordde Tyndale: „Wat doet het er toe of al mijn ballingschap ophoudt daar toch de Bijbel voortdurend verbannen bhjft? Vergeet de koning dat God beveelt dat Zijn Woord door de gehele wereld zal verbreid worden? Zo het steeds blijft ontzegd aan des konings onderdanen, dan is de dood mij liever dan het leven".

Antwerpen
De laatste jaren van zijn leven mocht Tyndale in Antwerpen arbeiden. In deze plaats woonden veel Engelse kooplieden. In de woning van een hunner mocht Tyndale zich vestigen. Hier kon hij verder gaan met de vertaling van de boeken van het Oude Testament, waar hij in Duitsland reeds aan begonnen was. De Engelse koopman waar Tyndale in huis werd opgenomen, droeg de naam Thomas Poyntz. De meeste tijd werd door Tyndale besteed aan het vertalen van de Heilige Schrift. De Engelse kooplieden voorzagen hem van geld. 

Naast het werk van de bijbelvertaling ging Tyndale 's maandags naar de armoedige wijken van Antwerpen, zocht daar arme Engelse vluchtelingen op, die om der wille van het Woord Gods uit hun vaderland verbannen waren. Hij probeerde hen ervan te overtuigen dat het juk van Christus licht is en besteedde ook zorg aan de zieken.'s Zaterdags bezocht hij de armen brekkigen in de dorpen rondom Antwerpen.

Van zijn godsdienstoefeningen op zondag werd gezegd dat hij de Schrift las en verklaarde met zoveel liefde, zalving en praktische toepassing dat de hoorders meenden de apostel Johannes te horen. In 1534 werden vier nieuwe uitgaven van het Nieuwe Testament te Antwerpen gedrukt en verscheept naar Engeland. Dit wakkerde de vijandschap sterk aan.

Verraad
Behalve Luther was er geen man die bitterder gehaat werd door de Roomse Kerk dan William Tyndale. In Antwerpen zou blijken dat hij niet veilig was voor de sluwe macht van de geestelijkheid. De vijanden van de Reformatie in Engeland wilden de bijbelvertaler onschadelijk maken, dan zou ook de stroom Bijbels wel opdrogen. Maar daartoe zouden slinkse wegen bewandeld moeten worden. Maar men deinsde nergens voor terug.

Een zekere Philips die een verrader zou blijken te zijn, deed zich voor als een vriend. Hij wist het vertrouwen van Tyndale te winnen en kwam onder hetzelfde dak te wonen. Tyndale, die geen kwaad vermoedde, liet hem al zijn boeken en handschriften zien en sprak met hem over al zijn arbeid en over zijn plannen voor de toekomst.

Tijdens de afwezigheid van de Engelse koopman bij wie Tyndale verbleef,wist Philips de bijbelvertaler op laag-hartige wijze in de handen van zijnvijanden over te leveren. Samen metTyndale verliet Philips de woning, weesde bijbelvertaler met de vinger aan,waarop hij van zijn vrijheid werd beroofddoor agenten die daar tevoren neergezet waren.

Gevangenschap

In augustus 1535 werd Tyndale, na een reis van ongeveer drie uren met een rijtuig, gevangen gezet in een sterk Belgisch kasteel te Vilvoorden. Hij heeft dus voor zijn marteldood ruim een jaar gevangen gezeten. Poyntz (de Engelse koopman bij wie Tyndale in Antwerpen nad ingewoond) deed vergeefse moeite Tyndale vrij te krijgen.

Op het moment dat Tyndale van zijn vrijheid werd beroofd, was het hele Oude Testament vertaald en persklaar. De vrees dat dit werk verloren zou zijn, bedroefde Tyndale meer dan zijn gevangenschap. Het was dan ook een grote vreugde en verlichting voor hem toen hij vernam dat dit handschrift gered was en dat het gedrukt zou worden.

Tyndale bracht de tijd van zijn gevangenschap niet in ledigheid door. Vele jaren geleden had hij de volgende gelofte gedaan: „Als God mij het leven laat, zal ik het zo maken dat zelfs een boerenknecht, die bedaard achter de ploeg loopt, de Schrift even goed kent als ik." Zo heeft hij in de gevangenis voor de eenvoudige landbewoners van Gloucester en omgeving een uitgave van de Bijbel gereed gemaakt, in de taal en de spelling die in dit gedeelte van Engelancl in. gebruik was.

Voor anderen werd zijn gevangenschap tot eeuwige zegen: de gevangenbewaarder, zijn dochter en andere huisgenoten werden door middel van de handel en wandel van het woord van Tyndale tot bekering gebracht. Tijdens het proces tegen Tyndale mocht deze getrouw blijven. Hij werd schuldig bevonden aan ketterij en van zijn bediening vervallen verklaard. Dat was in augustus 1536. Door aarzeling van de wereldlijke overheid bleef Tyndale nog ongeveer twee maanden in de gevangenis. 

Marteldood

De keizerlijke regering was eindelijkde priesters ter wille, zodat vrijdag 6 okto-ber 1536 het leven van Tyndale beëindigd zou worden. Een grote menigte had zich op de plaats van strafoefening vergaderd. Het ging echter heel anders dan de overheid had gedacht.

Het toegestroomde volk kreeg niet te zien hoe een ketter gestraft werd, maar het kreeg de zegepraal van een martelaar te zien. Tyndale sprak: „Ik neem God tot getuige dat ik nooit tegen mijn geweten een enkele lettergreep van Zijn Goddelijk Woord verminkt heb. Neen, dat zou ik nooit hebben gedaan, al had men mij al de genoegens, al de eer en al de schatten der aarde gegeven".

De blijdschap der hoop vervulde zijn hart. Tyndale bad dat de zonden van Hendrik VIII, de koning van Engeland, zouden mogen worden uitgewist. Zijn laatste woorden waren: „Heere, open de ogen van de koning van Engeland". Daarop werd hij door de beul gewurgd en verteerden de vlammen het ontzielde lichaam van de martelaar. Zijn laatste woorden werden overgebracht naar Groot-Brittannië. Tyndale had zijn leven mogen geven voor de Bijbel. 

Bijbelverspreiding
Hoe zou het gaan met de gehele Bijbel die Tyndale gereed had mogen maken? Die vraag werd voorgelegd aan koning Hendrik VIII. De naam van Tyndale " stond er niet in en de opdracht aan de koning was zeer goed gesteld. De koning beschouwde de Heilige Schrift als het krachtigste werktuig om het pauselijk, stelsel te vernietigen. Deze vertaling zou de koning grote diensten kunnen bewijzen om Engeland van de roomse heerschappij vrij te maken.

Zo kwam de koning tot een onverwacht besluit: hij gaf vergunning om in het hele rijk de Bijbel te verkopen en te lezen. De bijbelverspreiding, die toen krachtig ter hand werd genomen, is zeer belangrijk geweest voor de Hervorming in Engeland. Tyndale had zijn levenstaak mogen volbrengen. In heel Groot-Brittannië mocht door jong en oud de Bijbel gelezen worden.

Tyndale was ertoe verwaardigd geworden een instrument in de hand des Heeren te zijn tot overzetting van de gehele Bijbel in de Engelse taal. Zo mocht de inhoud van Gods Woord aan het Engelse volk bekendgemaakt worden. Zo mocht ook in Engeland het welbehagen des Heeren door de hand van de Zone Gods gelukkiglijk voortgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1986

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bijbelvertaler William Tyndale bezegelde werk met zijn bloed

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1986

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's