Vogels trekken langs vaste routes
„Deze spreeuwen zijn doortrekkers uit de Scandinavische landen, vogels op weg naar gebieden met een milder klimaat", schreef ik in het vorige artikel. Nog hoor ik ze elke dag, want dat feest in de vogelkersen gaat nog een poosje door. De trek van vogels naar het zuiden begint in deze maand duidelijker te worden. Het hoogtepunt ervan valt eind oktober, begin november. Dan zijn er massa's vogels in beweging en kun je gemakkelijker wat van dat steeds weer boeiende verschijnsel te zien krijgen.
Die indrukwekkende verplaatsing van ontelbare vogels in de herfst en straks opnieuw in het voorjaar, vindt plaats langs vaste trekwegen. Al zolang als er vogels op aarde zijn. Het is ook al heel lang bekend, hoewel niet zo doorgrond als in onze tijd, terwijl er toch nog steeds onbeantwoorde vragen zijn. Jeremia wist echter al dat die vogels niet stuurloos en willekeurig hun tochten maken: „Zelfs een ooievaar aan de hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif en kraan en zwaluw nemen de tijd hunner aankomst waar..."
In Israël
Azaria Allon schrijft in zijn boek „Flora en fauna in het land van de Bijbel" over de genoemde vogels, waaruit blijkt hoe juist het in Jeremia 8 staat. „Sinds de tijd van de profeet zijn deze soorten niet van gedrag veranderd. Ook nu behoren ze nog tot de opvallendste trekkers en 'nemen zij de tijd van hun komst in acht'". Een vogel die altijd tot de verbeelding spreekt is de ooievaar. Er zijn goede gronden om aan te nemen dat ooievaars hier in oude tijden gebroed hebben. 'Des ooievaars huis zijn de cypressen ..." (Psalm 104 : 17) Een enkele keer waagt een ooievaar het experiment om in Israël eieren te leggen, maar gebruikelijk is het niet. In de regel doen ze het land alleen in het voorbijgaan aan; het is moeilijk zich de lente voor te stellen zonder ooievaar, die achter de ploegers en maaiers aanlopen, speurend naar wormen en insekten'. De auteur haalt de nieuwe vertaling aan waar in de Statenvertaling 'dennebomen' staat. Duidelijk is echter dat de ooievaar vanouds ook in Israël een trekvogel was.
Verder staat in dat boek: „De tortelduif is in Israël een zomergast; hij komt uit Afrika aanvliegen als andere vogels al met nestelen zijn begonnen..." Kraanvogels zijn in Israël ook slechts wintergasten die zich ophouden bij de visvijvers en het Kisjinmeer in het Jezreëldal. Ook in het 'land van de Bijbel' is de vogeltrek duidelijk merkbaar volgens de genoemde auteur. 'Tijdens de trek in voor- en najaar ligt de nadruk op de gedurige variaties: vogels waaraan we gewend waren geraakt, worden niet meer gezien en dagelijks komen nieuwe aanvliegen om een seizoen lang te blijven. Een zwerm boerenzwaluwen brengt een bezoek van een dag, strijkt neer op telegraafdraden of hipt rond in tuinen en op boerenerven; de volgende dag is ze verdwenen. Het vertrek verloopt rustig, haast onopgemerkt; nieuwe gasten zijn onmiddellijk te herkennen aan hun drukke gedoe. Het verzamelen voor de trek begint en de opvallende formaties, waarin de vogels vliegen, in Europa algemeen bekend, ziet men in Israël nergens.'
Vaste routes
Gemakkelijk zijn op de wereldkaart de gunstigste en drukste trekroutes vast te stellen en wel daar waar de vogels zoveel mogelijk over land kunnen gaan. De Middellandse Zee ligt als een barrière tussen Europa en Afrika, maar biedt op enkele plaatsen een gemakkelijker oversteek. Bij Gibraltar is die al heel gunstig, via Italië kan ook nog een groot gedeelte boven land worden gevlogen, terwijl eilanden als Malta, Rhodos, Kreta en andere, goede pleisterplaatsen bieden. We kunnen boven Europa duidelijk vijf opvallende trekroutes vaststellen waar de drukte het grootst is. In het westen via Spanje en Gibraltar, in het oosten via de Bosporus, Turkije en Israël. Deze twee zijn de belangrijkste en ook de drukste routes. Via Italië en Sicilië loopt de derde drukke trekroute. De vierde gaat via Corsica en Sardinië, de vijfde langs de westkust van Joegoslavië en Griekenland.
Dus steeds kiezen de vogels plaatsen waar de oversteek over water zo kort mogelijk is. De zeeën vormen vooral voor de laagvliegende dagtrekkers een hindernis die de oorzaak is dat de vogels zich langs de kusten concentreren, daar zijn dan ook op de gemakkelijkste manier de meeste trekvogels te zien. Grote concentratiepunten in de trekroutes noemt men 'stuwingen'; die ontstaan vooral door de laagvliegende soorten. Vogels die hoog vliegen worden niet zo sterk geleid en beïnvloed door landschap en obstakels, hebben meer ruimte om zich te verspreiden.
Zweefvliegers
Roofvogels en ooievaars trekken over land en nemen de route via Gibraltar of oostelijk via de Bosporus. Ze doen dat omdat ze gebruik maken van de thermiek, de opstijgende luchtstromingen. Boven zee is geep thermiek, boven land ontstaa'n wel, door de zonnewarmte, van die luchtkolommen. Buizerds kun je in het voorjaar hun baltsvluchten zien houden, waarbij ze eveneens op die luchtstromingen steeds hoger gaan, al cirkelend, met bijna niet bewegende vleugels. Om dan, soms zo hoog dat ze als stippen amper meer te zien zijn, in glijvlucht over grote afstand weg te zeilen zonder hun vleugels te bewegen. Tijdens de trek laten roofvogels en ooievaars zich tot grote hoogte stijgen waarna zij honderden kilometers ver in de goede richting 'glijden', moeiteloos.
Het is al lang bekend dat een groot aantal vogels bewust gebruik maakt van het gemak dat de thermiek biedt. Juist in delen van de wereld waar die luchtstromingen vrij constant zijn, profiteren vogels ervan. Het zijn met name de grote soorten die met hun brede vleugels de mogelijkheid daartoe hebben. Ooievaars en buizerds staan terecht bekend als meesters in de zweefvliegtechniek, terwijl andere grote roofvogels daarin ook bedreven zijn. Deze soorten zijn daardoor minder gevoelig voor weersomstandigheden. Kleinere vogels, laagvliegers, trachten ook van de wind te profiteren. Wanneer er echter lange tijd tegenwind staat kunnen zij hun tocht niet uitstellen, maar gaan zij zo laag mogelijk vliegen omdat daar de windkracht minder sterk is.
Concentraties
Doordat de zweefvliegers zoveel mogelijk boven land blijven en vaste routes aanhouden is de concentratie van vogels op dieplaatsen erg groot. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Falsterbö in Zweden, waar vele soorten roofvogels naar die smalle oversteekplaats worden gestuwd. De in westelijk Europa broedende roofvogels gaan langs de westelijke baan naar Afrika, die uit oostelijke en noordoostelijke gebieden wegtrekken houden de oostelijke route via de Bosporus aan.
Voldoende energie
Trekvogels moeten, voor zede lange reis beginnen, over voldoende energie, voldoende brandstof, beschikken. De soortendie over land vliegen kunnen de tocht onderbreken om te fourageren. Er zijn echter vogels, zoals de kleine goudplevier uit Amerikadie daarvoor geen kans krijgen.Er zijn twee trajecten die door on-telbare vogels tweemaal per jaarmoeten worden gegaan zonder datdaar gelegenheid voor voedsel-stop is. Amerikaanse trekvogelsmoeten over de Golf van Mexi-co, terwijl de vogels uit Europaeerst de Middellandse Zee moe-ten passeren, waar echter nogsmalle oversteekplaatsen zijn.Maar daarna vliegen ze boven deSahara. De vogels die via Italië of Klein Azië naar Afrika vliegen moeten over een zeebreedte van300 tot 500 kilometer. Aan de noordkust van Afrika kunnen ze rusten en voedsel vinden, maar zich niet lang ophouden. De breedte van de woestijn die dan volgt is bijna duizend kilometer!
Op dat traject verbruiken de vogels hun vetvoorraad. Daarvoor eten ze zich voor hun vertrekdik en rond. Dat geeft, na de drukte van de broedtijd en in de voedselrijke nazomer, geen problemen. Men heeft vastgesteld dat in dietijd bij kleine vogels wel de helft van hun gewicht uit vet kan bestaan. Die voorraad wordt meestal vrijwel geheel opgebruikt.
Wanneer vogels niet vol-doende voedsel vinden, dus nietgenoeg reservevet kunnen vor-men, is de trekroute vaak teuitputtend en gaan ze onderwegdood, vooral wanneer ook deweersomstandigheden tegen-werken.
In de komende weken kanmen vrijwel overal wel iets van de vogeltrek te zien krijgen, door boven open terrein de lucht met een verrekijker af te speuren. Wie naar de Wadden, Zeeland, de pier van IJmuiden, het Lauwersmeer en dergelijke plaatsen kan gaan, heeft daar de beste kansen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1986
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1986
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's