Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jagers hebben nog eenstukje oerinstinct in zich

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jagers hebben nog eenstukje oerinstinct in zich

Nog enkele stxiiptrekkingen en het dier is dood

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is stil rond de jachthut op het noordelijke deel van de Hoge Veluwe. Behalve het ademhalen van de aanwezigen en in de verte het geIuid van auto's, verstoort vrijwel nets de stilte. Af en toe wordt er iets gezegd... dat kan, er is nog geen wild in de buurt. Vanuit de schuilhut is de wijde omgeving te zien. Op ongeveer 20 meter afstand staat het eerste struikgewas; de bosrand is 100 meter verder. Achter de hut strekt zich een, zo lijkt het, oneindig heideveld uit. Op afstand loopt een drietal moeflons, te ver om geschoten te worden. Roodwild, en dat heeft onze voorkeur op dit moment, laat zich niet zien. Totdat...

Toch nog onverwacht staat het daar, trots en fier. Als een ongekroonde koning onder zijn soortgenoten, het grootste nog in Nederland levende zoogdier, het edelhert.
Onbeweeglijk overziet hij de vlakte, als een rots in de branding. In de
...t ontstaat enige opwinding. Jachtopziener J. Venema grijpt naar zijn jaszak, waarin hij een bundeltje foto's van te schieten roodwild heeft opgeborgen. Jager drs. J. Oosterbaan, tevens directeur van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNVJ), grijpt naar zijn geweer. Met spanning wacht hij op het moment dat Venema de foto's heeft doorgenomen.
Even staart Venema onzeker naar de foto die de meeste gelijkenis vertoont met het edelhert dat even buiten schoots-afstand nog steeds rustig zijn domein overziet. Geen enkele reactie van het dier wijst erop dat hij een vermoeden heeft van de aanwezigheid van mensen in zijn directe omgeving. De beslissing valt, Venema weet het zeker: „Het is 'm."

Wachten

Oosterbaan pakt zijn geweer en schuift hem voorzichtig tussen de bladeren en takken van de struiken die de jachthut aan het oog onttrekken. Dan breekt opnieuw een periode van aanzitten (wachten) aan; het hert is te ver weg voor een zuiver schot en dat laatste is een eerste vereiste bij het schieten op grof wild. Het wild mag niet de kans krijgen om aangeschoten het bos in te vluchten.
Het eerste schot moet dodelijk zijn. Bovendien moet het dier opgenomen zijn in het afschotplan, een lijst met soorten grof wild -in dit geval op de Hoge Veluwe- leeftijd en aantallen die afschoten moeten worden.
Eerder gemaakte foto's van met name het ..odwild (hert en hinde) geven een beeld van de gezondheid van het dier. In de meeste gevallen is het de welstand en het aantal van de diersoort in geslacht en leeftijdscategorie dat de doorslag geeft voor plaatsing op het afschotplan. Zieke dieren komen overigens op de Hoge Veluwe, volgens beheerder A.J. Snijders, vrijwel niet voor. Dit is het gevolg van het op peil houden van de wildstand en ieder jaar een aantal dieren, dat te veel is, afschieten. 

Voorkeur
Ziet men vanuit de jachthut een hert, dan wordt eerst via de foto nagegaan of het dier op het afschotplan staat. Regelmatig maakt men foto's van het roodwild om op deze manier een duidelijke keuze te kunnen maken. Dieren die gebreken vertonen aan bijvoorbeeld hun gewei 'genieten' de voorkeur op afschotlijst geplaatst te worden, om de groei van het gewei (stang) kan men onder meer ook nagaan of er genoeg voedsel is. De stang fungeert als graadmeter voor de gezondheid. Hoewel de Hoge Veluwe een bijzonder gezonde wildstand heeft -volgens jachtopziener Venema 100 procent- kan een dier 'natuurlijk' ziek worden. Het afschotplan probeert zo goed als mogelijk is de natuurlijke situatie na te bootsen. Dat betekent dat voornamelijk kalveren worden geschoten. In een natuurlijke situatie zouden ook veel jonge dieren door uiteenlopende oorzaken gedood worden.

Ontweid

Ons geduld wordt zwaar op de proef gesteld. Het edelhert -in de gedachten van jager Oosterbaan ongetwijfeld allang geschoten en ontweid- weigert ook maar een poot te verzetten. Al diverse malen is de loop van het geweer op het dier gericht geweest. Evenzo vaak werd in het vizier de plaats bepaald. De stand van het hert is uitstekend: dwars, de beste pose voor een nauwkeurig schot, aleen... de afstand blijft te groot.
Komt het hert dichterbij en blijftzijn houding dezelfde, dan ontstaat ervoor de jager de ideale situatie voor eenbladschot: een schot langs de voorpotenin de hartstreek. Het daar geraakte dier is vrijwel onmiddellijk dood. Met een reflexbeweging probeert het dan nog weg te komen.
Volgens Oosterbaan is deze 'stuiptrekking' het gevolg van de zuurstofreserves van het hert. „Op de Hoge Veluwe wordt goed geschoten,"meent Oosterbaan. „Bijna 100 procent van het wild valt op het eerste schot.
Een grof-wildjager verschiet meer patronen met het inschieten van zijn buks dan met het schieten op herten".

Aanbersen

Het wachten duurt Oosterbaan en jachtopziener Venema te lang. Door dichterbij te sluipen probeert men het hert beter op de korrel te krijgen. Aanbersen heet dat. Dat betekent wel dat men uiterst voorzichtig te werk moet gaan en de wind niet in de rug mag krijgen. Gebeurt dit laatste wel, dan krijgt het dier letterlijk lucht van de jagers.

Voorzichtig, zonder geluid te maken en onder dekking van de karige bomen en struiken, wordt het hert benaderd. Beide mannen proberen binnen een straal van ongeveer 130 meter te komen, een goede schootsafstand. Voor ons betekent het een nieuwe periode van wachten. Te veel mensen richting hert vergroot de kans op ontdekking. Uitdrukkelijk is ons verteld niet direct na een schot de jachthut te verlaten. Ook voor jagers geldt deze regel. Er mag geen associatie zijn tussen een schot en mensen.

De knal…
De knal blijft echter uit. Teleurgesteld, lijkt het, keren Oosterbaan en Venema terug. Het is niet gelukt. In de inmiddels halfduister geworden jachthut vertellen de jagers hun relaas. Het aanbersen is mislukt, hoewel men wel binnen schootsafstand wist te komen. De stand van het hert verhinderde echter een goed schot. 
„Toen we probeerden in een goedeschiethoek te komen, speurde het hertwaarschijnlijk onraad." Gevolg: weg hert.

Het is ondertussen vrijwel donkergeworden. Een laatste lichtstraal in hetwesten, een laatste burl in de verte. Het einde van een jachtpartij.

Verhalen

Terug naar de plaats van samenkomst, het jagerskwartier op de Hoge Veluwe. De andere jagers zitten daarook. De 'buit' valt tegen, de verhalen zijn spannend genoeg. Ook nu blijkt weerdat zelfs goede jagers een hert op kleine afstand kunnen missen. Een lid van St.Hubertus, het broederschap van grofwildjagers dat de jacht op de Hoge Veluwe heeft, schaamt zich over een gemist schot op een afstand van 40 meter.
Het broederschap, waar KNJV-directeur Oosterbaan ook lid van is, telt negentien leden. In het gezelschap zit volgens jachtopziener Venema weinig verloop. De leden komen uit nagenoeg het gehele land.

In het jagersbuis gaat 'het boekrond'. ledere jager schrijft daarin zijn 'verhaal' van die dag. Oosterbaan vertelt: „Het doet je wat als je een hert neerschiet. Iemand die op zo'n moment niet bewogen is, is een kouwe kikker; het blijft een stukje natuur. Jagers hebben misschien nog een stukje oerinstinct in zich: even terug naar de basis van ons bestaan. Op het moment dat een jager het hert schiet, is hij even een met het dier en met de natuur."

Toeschouwers Ook naar de perikelen van Ooster-baan en Venema wordt in het jagersbuisgevraagd. Een jonge jachtopzienermerkt na het verhaal van Oosterbaanquasi-serieus op: „Je zult wel niet ge-schoten hebben omdat er zoveeloeschouwers waren." Onze gidsen kijken elkaar eens aanen lachen als boeren met de bekeiidekiespijn. Ons wantrouwen wordtnog eens versterkt; hoe toevallig was devlucht van het edelhert? Geen enkele jager zal er om staan te springen om naast een door hem geschoten hert gefotografeerd te worden.
Een stukje ritueel komt eveneensaan het jagen te pas. Voordat een jager oppad gaat wordt hem het „weidmans-heil" toegewenst (succes -geluk- met dejacht). De jager antwoordt dan met„weidmansdank" (bedankt).
Met een van de jachtopzieners op deHoge Veluwe gaat de jager naar een van devele schuilhutten die op het natuurter-rein aanwezig zijn. Een jachtopzienerstaat de jager indien nodig ter zijde. Hijcontroleert eveneens nog eens, aan dehand van foto's, of het te schieten wildwel op de afschotlijst staat. Na een dode-lijk schot wordt eerst gewacht toteventuele dieren in de omgeving gevluchtzijn. Pas dan lopen jager en jachtopzie-ner naar het geschoten wild.
Bij het wild feliciteert de jachtopzie-ner de jager en deze laatste bedankt deopzichter voor de hulp. Daarna wordthet wild ontweid, ontdaan van ingewan-den. Het geschoten wild gaat in demeeste gevallen naar de poelier, de op-brengst is voor de Stichting De Hoge Veluwe.

Anders
Een andere vorm van jagen, waar meer amateurjagers van kunnen profiteren -mits men natuurlijk kan jagen op minimaal 40 hectare grond- is de jacht op klein- en waterwild.
's Morgens om negen uur, de dauwligt nog op het veld, gaan we in Haarzui-len op pad met een tweetal jagers,jachtopziener D. (Jelle) Balk en KNVJ-bioloog drs. S. Siebenga. Het doel is waterwild en houtduiven. Jachtopziener Balk is beroepsjager en wordt betaald door de jachtcombinatie ter plaatse. Behalve het tegengaan van stropen omvat het opzichterswerk afschieten van schadelijk wild. Omdat jagers over het algemeen alleen zaterdags paraat kunnen zijn is het schadelijk wild een taak waar Balk doordeweeks vrij druk mee is. Tijdens de fruitoogst betekent dat ondermeer het jagen op kraaien. Ook konijnen kunnen voor duizenden guldens aan schade veroorzaken.
Als een boer in het opzichtersgebied van Balk vindt dat er te weinig schadelijk wild wordt afgeschoten kan hij via eengerechtelijke procedure de jachtopzieneraansprakelijk stellen voor de geledenschade. Ook het vangen van muskusrat-ten is een van de taken van Balk. Vooriedere gevangen rat ontvangt hij 7,50 gul-den. Aan dat bedrag wordt dan nog weldoor de belasting geknabbeld.

NuchterheidDe aanwezigheid van drs. Siebengalijkt op het eerste wat vreemd. Weinigbiologen zijn zo 'jachtlustig' dat ze zelfhet geweer hanteren. Siebenga verduide-lijkt: „De meeste biologen zijn niettegen jagen. Nuchterheid en voldoendekennis overheersen meestal. Wat eenjager doet is eigenlijk het wegnemen vande jaarlijkse aanwas, zodat een bepaal-de soort niet te veel uitgroeit en overlast ofschade kan veroorzaken. Het blijft na-tuurlijk altijd oppassen voor over-exploiteren.”
In gezelschap van de jachthond van Balk, een onmisbare helper zo blijkt later, gaan we richting jachtvelden. Voorzichtig lopen we tussen de fruitbomennaar de weilanden. Een paar houtduiven, opgeschrikt door onze onvermijdbare geluiden, proberen wegte komen. Vliegensvlug schoudert Siebenga zijn dubbelloops, mikt even enschiet. Een voltreffer. Een van de houtduiven stort naar beneden. Nog eenpaar stuiptrekkingen en het dier is dood. Een clean kill wordt dit in jagerskringen genoemd. De duif was volgens Siebenga direct dood: „De stuiptrekkingen komen door het shockeffect."

Veiligheid
De tocht gaat verder. Om bij de wei-anden te komen moeten we overafrasteringen en hekken heen. Voor de hindernissen worden de geweren geknakten de patronen uit de lopen gehaald.
Dit is een van de vele veiligheidsmaatrege-en waar tijdens de jacht niet de handmee gelicht mag worden. Het is niet on-denkbaar dat tijdens het nemen van dehindernis een verkeerde beweging wordtgemaakt en men struikelt.
De veiligheidsmaatregelen verklei-nen het risico van een ongeval. Ookijdens de tocht langs sloten, op zoeknaar eenden, wordt met geknakt geweergelopen. ledere jager moet de veilig-heidsmaatregelen onder de knie hebben.Worden deze tijdens bijvoorbeeld hetachtexamen vergeten, dan is men gezakt.Wat men tijdens de jachtcursus ook leert is wanneer geschoten kan (mag) worden. Een schot op te korte afstand, met hagel, blaast een dier in feite op. Bij een te grote afstand is de doorslag niet groot genoeg meer. De effectieve draagwijdte van een hagelgeweer ligt volgens Siebenga rond de veertig meter.
Kaliber
De voorkeur voor een gewone dub-belloops of een bokgeweer is bij iedereager verschillend. De belangrijksteactor in dit geval is volgens Siebenga devraag: waar schiet je zelf het lekkerstemee. Een geweer dat past is het halvechot. Siebenga prefereert zijn (gewo-ne) dubbelloops jachtgeweer, kaliberwaalf. Balk schiet met een dubbel-oops bokgeweer, zo genoemd omdat deopen boven elkaar liggen.
Steeds opnieuw blijkt dat de houtduiven waarop gejaagd wordt -eenden zijn nergens te bekennen- genoeg kans krijgen om weg te komen. Als bij ieder schot de duiven uit de lucht dwarrelden zou al snel het schietplezier bij de jagers weg zijn. Siebenga vertelt:„Door onder meer Kritisch Faunabeheer worden we vaak verweten de velden leeg te schieten, maar dat is de grootst mogelijke onzin. Daar hebben we alleen onszelf mee."

Hond
Tijdens de jacht in een met struiken begroeide omgeving blijkt hoe onmisbaar de jachthond is. Goedgemikte schoten halen enkele houtduiven naar beneden. Een aantal daarvan valt in de bosjes, onzichtbaar voor het oog en vrijwel onbegonnen werk om het te zoeken. Een enkel commando is genoeg voor de speurhond om het wild uit de struiken te slepen. De hond gaat hierbij op de reuk af. Óp het open land is de noodzaak van een jachthpnd wat minder aanwezig. „Dat kan iedere pekinees",vindt jachtopziener Balk.




Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1986

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Jagers hebben nog eenstukje oerinstinct in zich

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1986

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's