Bondgenoten lieten Nederland in Indonesië in de „kou" staan
De rol van dr. H. J. van Mook voor en na Japans capitulatie
Zijn de Nederlanders die in de jaren 1945-1949 in Indonesië zijn gesneuveld dan aIlen tevergeefs gevallen? Deze vraag zou men kunnen stellen na het lezen van een deel van „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog", dat vandaag is verschenen. Zijn het onbuigzame mannen geweest het beleid van de Nederlandse regeringen in die jaren hebben bepaald of hebben zij niet anders kunnen handelen dan zij hebben gedaan?
Het zal duidelijk zijn dat de kabinetten-Gerbrandy en -Schermerhorn-Drees en -Drees-Beel met hun beleid omtrent Indonesië uit overtuiging hebben gehandeld, evenals degenen die zich als (principiële) vrijwilligers hebben gemeld in de dagen na WO II om Indonesië te „bevrijden". Niet van de Japanners maar van Soekamo en diens regering. Ja, die strijd is tevergeefs geweest, zou men kunnen zeggen. Op ...december 1949 droeg Nederland voorgoed de soevereiniteit van het vroegere Nederlands-Oost-Indië over aan Indonesië (toen behoudens Nieuw-Guinea).
Wat daaraan in de oorlogsjaren 1940-1945 in het Verre Oosten en in de tijd direct na de Japanse capitulatie — speciaal wat Indonesië betreft — is voorafgegaan, wordt in … heel uitvoerig beschreven.
Men kan hier en daar wellicht een vraagteken plaatsen bij hetgeen wat uit de pen van dr. L. de Jong vloeit, maar over het algemeen moet men met zijn conclusies instemmen. Wij wezen er reeds op bij de verschijning van deel IIB, dat Nederlandse kabinetten vóór 1940 met mannen als dr. H. Colijn, mr. C. P. M. Rommen en andere prominente politici hebben verkeken op het ontluikend nationalisme in Nederlands-Oost-Indië.
Herstel gezag
Bij de capitulatie van Japan heeft één doel centraal gestaan: het herkrijgen van het Nederlandse gezag in Indonesië. Zelfs koningin Wilhelmina gebruikte het woord Indonesië in haar befaamd geworden radiotoespraak van 7 december 1942, terwijl zij ook sprak van het Indonesische …..
Heeft Nederland het mislukken van het Indonesiëbeleid dan alleen aan zichzelf te wijten en haar niet juiste visie op alles wat zich had afgespeeld in Indonesië vóór en in WO-II? Beslist niet. De tegenwerking van vooral de Labourregering in Groot-Brittannië met admiraal Mountbatten als opperbevelhebber in Oost-Azië (die handelde eerst in opdracht van Churchills kabinet en later van dat met Attlee aan het hoofd), van de Verenigde Staten en van Australische zijde hebben mede de grondslag gelegd voor de breuk tussen Nederland en Indonesië. Al deze factoren bijeen hebben moeten leiden tot de erkenning van Indonesiës zelfbeschikking en ook zoals de geschiedenis heeft uitgewezen tot het recht daartoe.
Onjuiste visie
In de niet juiste visie op het groeiend nationalisme speelde ook mee de neutralisateitspolitiek van ons land vóór 1940. Hierdoor hadden de toenmalige regering(en) mede onvoldoende besef van de internationale verhoudingen, welke rol Nederland internationaal dan ook moge gespeeld hebben. Er voerde eigenlijk maar een gedachte de boventoon: Nederland en Indië behoren onlosmakelijk bij elkaar.
Toen het erop aankwam om die gedachte in 1945 opnieuw werkelijkheid te doen worden, bleek „hoe weinig de grote bondgenoten zich soms bekommerden om de kleine" (blz. 665). Zijzelf hadden al genoeg problemen en hun visie op zelfbeschikking der volken was van een andere inhoud dan die vele Nederlandse politici, die het toen voor het zeggen hadden, er op na hielden.
De beschouwing van dr. De Jong in hoofdstuk 9 „Slot" is boeiend en maakt dit deel heel sterk, te meer waar hij aantoont dat de overgrote meerderheid van ons volk te kort schoot (in het kielzog van politici en pers) in haar oordeel over de toekomst van het voormalige Nederlands-Oost-Indië, ja er zelfs niet aan dacht.
Dr. Van Mook
Op talrijke bladzijden komt men — vanzelfsprekend — de naam van dr. H. J. van Mook tegen. Hij nam als luitenant-gouverneur-generaal een zeer belangrijke plaats in. Hij kende Indonesië door en door. Een dominante persoonlijkheid, van wie „stuw"kracht uitging. Met opzet plaatsen wij hier stuw tussen aanhalingstekens, omdat Van Mook een vooraanstaand figuur was in de STUW-groep. Deze „Vereniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ontwikkeling van Nederlands-Indië" werd ten huize van Van Mook in Batavia opgericht en hij was redacteur van het orgaan van dit genootschap „De Stuw". Hij werd onder gouverneurgeneraal Van Starkenborgh directeur van het departement van economische zaken.
Het was niet zo vreemd dat Van Mook andere gedachten koesterde omtrent Indonesië dan de „heersende" politici in Nederland. Was het zo'n wonder dat hij in conflict raakte met een man als vice-admiraal Helfrich, destijds vlootvoogd in Indië, die er wel eens even op los zou gaan, op de Japanners? Deze kreeg niet de beschikking over middelen om het te doen (van de Britten). Het stak hem bovendien in hoge mate dat Van Mook het voor het zeggen had na de capitulatie, al mocht Helfrich dan de capitulatievoorwaarden op de „Missouri" namens Nederland ondertekenen.
Wantrouwen
Ook koningin Wilhelmina mocht Van Mook, die het concept voor de 7-decembertoespraak maakte (er werd wel iets in veranderd) niet, evenmin als minister-president Gerbrandy. Zij konden er echter niet omheen om deze man op een hoge post te benoemen, maar volledig vertrouwen schenken was hen schier onmogelijk (blz. 68). De achterdocht tegen Van Mook nam toe naarmate hij zelfstandiger optrad. Uitbranders zijn hem dan ook van bijvoorbeeld Gerbrandy niet bespaard gebleven, maar hij trok zich er niet veel van aan.
Opvallend is het ook te moeten constateren dat mannen als Ch. O. van der Plas, die evenals Van Mook Indië kende (hij was lid van de Raad van Nederlands-Indië), in zijn rapporten aan de regering in Londen zich zo heeft vergist in zijn kijk op de Indonesische bevolking tijdens de Japanse bezetting en in Soekarno, Hatta c.s. Er kwamen nauwelijks geheime verbindingen tot stand en het zenden van geheime agenten was echt een sprong in het duister. Zo werd vanuit Australië, noch vanuit Ceylon waar Helfrich zetelde, ook maar iets bereikt. Van Mook ging met de geheime dienst van de VS werken, buiten Helfrich en minister van defensie, Furstner (in Londen), om, terwijl Van Mook en Furstner elkaar van niets op de hoogte hielden. Latere operaties vanuit het bevrijde Nieuw-Guinea hadden meer succes.
Had Van Mook met MacArthur, aan wie het opperbeveld in de Zuidwest-Pacific was toevertrouwd, een goed contact, dat met de Britse admiraal Mountbatten (via Helfrich of Van der Plas) was niet best. Deze Brit (socialist) was een vurig voorstander van snelle ontvoogding van alle koloniaal bestuurde gebieden. Dat dit niet in het voordeel van de Nederlandse regering was, trad duidelijk aan het licht in zijn beleid en adviezen aan de Britse regering. Met de Australische Labourregering was het niet anders gesteld; zij weigerde zelfs Nederlandse militairen op haar grondgebied te ontvangen, afgezien van het feit dat er door tegenwerking van de Britse regering geen schepen voor vervoer naar het Verre Oosten beschikbaar waren.
Voorbereidingen
Alle voorbereidingen door Van Mook — ook die van MacArthur tot herstel van ons gezag in Indonesië gingen in rook op. Dit was vooral daaraan te danken dat Sumatra en Java aan het gebied van MacArthur werden onttrokken en bij dat van Mountbatten werden gevoegd. Een klemmende waarschuwing van Van Mook aan Londen in dezen werd genegeerd. De enquêtecommissie die na WO-II oordeelde over het beleid in de jaren 1940-1945 kon wel menen dat de regering in Londen zich hiertegen had dienen te verzetten, maar de „kleine bondgenoten" hadden slechts „lege briefjes in te brengen”.
Republiek Indonesie
Dat de door Soekamo en Hattauitgeroepen republiek Indonesië op17 augustus 1945 een Japans „kunststukje" was is aan geen twijfel onderhevig. Het was Soekarno die door de Japanners tot algemeen voorzitter van de „commissie ter voorbereiding van de onafhankelijkheid van Indonesië" werd benoemd. Tien dagen later riep hij met toestemming van de bezetters de republiek uit. Op 18 augustus werd hij president van de republiek en hij bleef het jarenlang. De algemene stemming onder de Indonesiërs was labiel (blz. 503). Soekarno had echter de Nederlanders in zijn eerste radiotoespraak verweten dat de Nederlanders niets gedaan hadden om Indonesië te bevrijden". „Nooit meer over ons heersen. Dan liever ons doodvechten", was zijn parool en dat sloeg in.
Na die zeventiende augustus volgde de tragiek van vier jaren onderhandelen, van touwtrekken, van wederzijdse beschuldigingen, van politionele acties, van harde debatten in de Tweede Kamer, het ontslag van gouverneur-generaal Van Starkenborgh, van de overeenkomsten van Linggadjati (wat weten jongeren er nog van?) enzovoorts, tot uiteindelijk Nederland zich boog voor de druk van de internationale wereld (VS, Groot-Brittannië en andere landen).
Angst
Natuurlijk moet men het handelen van de Nederlandse regering in de jaren 1942-1945 zien in het licht van die tijd. Dat neemt niet weg dat de angst om Indië te verliezen een overheersende invloed heeft gehad op het beleid. Men heeft daarmee te weinig of nauwelijks zicht gehad op zowel de kracht van het verlangen van de Indonesiërs naar onafhankelijkheid als op de geestkracht die ons volk zou kunnen opbrengen om het verlies van Nederlands-OostIndië te boven te komen. Wij zeggen erbij met hulp van en onder de zegen van God, maar die erkenning zal de meerderheid van ons volk niet nazeggen.
Wij hopen dat vele Nederlanders en in het bijzonder de jongeren onder ons dit boek zullen lezen. Het is een geschiedenisboek bij uitstek over een korte, emotionele episode van ons volksbestaan, die niet meer valt uit te wissen.
Naar aanleiding van „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog", deel IIC; door dr. L. de Jong. Uitgave: Staatsuitgeverij, 1986; 678 blz., prijs ƒ 49,50; wetenschappelijke editie ƒ 150.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 oktober 1986
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 oktober 1986
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's