Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leiden, van 0 naar 40.000 woningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leiden, van 0 naar 40.000 woningen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LEIDEN — Degenen, die rond 1125 langs de zuidelijke Rijndijk - nu Breestraat - een nederzetting stichtten ter hoogte van het huidige stadhuis, mogen beschouwd worden als de oer-Leidenaren, Kaninefaten (al voor het jaar nul) en Romeinen (van 12 tot 220 jaar na Christus), die de Oude Rijn als noordgrens van hun Rijk kozen. Diverse rondtrekkende volksstammen laten we hierbij buiten beschouwing. Houten bouwsels boden onderdak in een tijd dat de woningzoekenden nog hun eigen huis in elkaar timmerden. Wie had toen kunnen bevroeden dat in 1986 het gehucht inmiddels uitgroeide tot een stad met 40.000 woningen.

In de 12e eeuw ontstond de behoefte aan een marktcentrum in Rijnland. En wat was hiervoor een betere plaats dan het punt waar Oude en Nieuwe Rijn samenvloeien en de Mare uitmondde? Bovendien bood de Burcht op de heuvel tussen beide Rijnarmen een mooie vluchtgelegenheid bij hoog water en vijandelijke aanvallen. Aan de voet van de Burcht vormden twee bruggen over de Oude en Nieuwe Rijn belangrijke schakels in een van de weinige noord-zuidroutes van deze omgeving; daar waar nu nog de Sint Jansbrug en Visbrug de massa's verwerken die over de Hoogstraat lopen.

De graaf van Holland kreeg het in de elfde eeuw in deze buurt voor het zeggen en liet hier een buitenverblijfje, een kapel (de voorloper van de Pieterskerk) en een gevangenis (het Gravensteen) bouwen. Ook dat feit had aantrekkingskracht op kooplieden. Zo groeide het dorp van aanvankelijk boeren en vissers uit tot een centrum van lakennijverheid, leerbewerking en bierbrouwerij.

Verdedigingsgracht
Nadat graaf Willem I in 1204 de macht in dit graafschap had gegrepen, legden zijn aanhangers het Rapenburg en het Steenschuur aan als verdedigingsgracht. Zowel Willem I, zijn kleinzoon Willem II, als Floris V, de zoon van Willem II, verleenden voorrechten aan de inwoners van de vesting zoals belastingvrijheid, waardoor Leiden zich stad mocht noemen. Floris V, in 1254 hier geboren, gaf die stadsrechten als laatste in 1266. Hooguit 1500 „poorters" woonden er toen in Leiden. De bebouwing langs de Breestraat nam toe, het stadje bloeide. Aan de zuidkant ontstond aan het eind van de twaalfde eeuw een voorstad op de Hogewoerd en tevens (in 1294) een uitbreiding aan de oostkant van de Burcht tot aan de Vestestraat.

De bevolking wordt in de veertiende eeuw op 5000 mensen geschat. Dank zij het floreren van de lakennijverheid groeiden het inwonertal en de stad. Aan de noordkant van de Rijn kreeg het stadsbestuur in 1355 het ambacht Marendorp erbij tol aan de Oude Vest. Daarna werd in 1389 de overkant van het Rapenburg en het Steenschuur binnen de stadsmuren getrokken. Deze stadsuitbreidingen gingen toen al, net als de laatste in 1966, ten koste van Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude.
Ruim
Toch groeide de stad harder dan nodig was om de eigen bevolking te huisvesten. Er was natuurlijk ook ruimte nodig voor kerken, kloosters. gasthuizen en een raamland voor het drogen van laken en andere wollen stoffen op rekken (ramen), maar al met al zat Leiden ruim in zijn jasje; ondanks dat het aantal Leidenaars tussen 1400 en 1500 verdrievoudigde tot 15.000 en geen stad in Holland zo veel huizen bezat als Leiden. In de tweede helft van de vijftiende eeuw stagneerde de economische opgang. De stad moest veel geld afdragen voor de oorlogen van Philips de Goede en Karcl de Stoute, terwijl een burgeroorlog rond 1480 (de Hoekse en Kabeljauwse twisten) ook veel kwaad aanrichten. Tot aan het beleg van Leiden door het Spaanse leger in 1573 was het puur armoede voor de ongeveer 14.000 bewoners van Leiden. Maar het diepste dal werd bereikt tijdens de belegering zelf, door vocdselgebrek en door een pestepidemie. Deze waren fataal voor ruim 6000 Leidenaars. Slechts 8000 inwoners overleefden het ontzet van Leiden in 1574. Na het ontzet bloeide Leiden weer ongekend op. Leiden kreeg als eerste stad in de noordelijke Nederlanden van Prins Willem van Oranje een universiteit. Door rooms- katholieken vervolgde protestanten vluchtten hierheen, vooral uit de Zuidelijke Nederlanden. Zij vonden een bestaan in de opnieuw bloeiende textielnijverheid.

In korte tijd ging de bevolking met sprongen onihoog: van 8000 in 1575 naar 20.000 in 1581, naar 30.000 in 1600. Hier was de omvang van de stad niet op berekend. Binnenterreinen werden propvol gebouwd met kleine woningen, terwijl de huren stegen als gevolg van de schaarste. Nieuwe uitbreidingen waren noodzakelijk.

Eerst beperkte de vergroting van de stad zich tot een voorstad tussen de Haven en de Zuidsingel (1604). Maar al gauw (1611) werd door het graven van de Morssingel, Rijnsburgersingel en Maresingel een flinke lap grond aan de noordkant van de stad toegevoegd.

Aarden wallen
In plaats van stadsmuren maakten aarden wallen en bolwerken opgang als verdedigingslinie. In 1644 en 1659 groeide de stad aan de oostkant aan tot de Herensingel, Zijlsingel en Zoeterwoudsesingel en ontstond het grote gebied dat nu de binnenstad wordt genoemd. Die vergrotingen waren geen overbodige luxe, want volgens een volkstelling in 1622 woonden er toen 44.745 mensen in Leiden en dat aantal steeg tot ruim 70.000 in 1669. Als we bedenken dat er zich toen ruim 10.000 woningen bevonden leefden er dus gemiddeld zeven personen in een huis.

Zo snel als de groei van Leiden in deze gouden tijd zich voltrok, zo snel sloeg de neerslag toe. In 1669 dunde een grote pestepidemie de bevolking uit. Maar vooral in de achttiende eeuw liep het aantal Lcidse ingezetenen sterk terug, namelijk tot 37.200 halverwege de eeuw en 28.000 in 1816.

Door de grote concurrentie elders in het land en in het buitenland stortte de Leidse textielnijverheid, de enige kurk waarop de Leidse economie dreef, dramatisch in. Huizen kwamen leeg te staan, raakten in verval en gingen voor een appel en een ei van de hand. Door de ramp met het exploderende buskruitschip in 1807 was hier een verlies van 150 doden te betreuren, tevens was er een groot verlies van woningen.

Opleving
Na de Franse overheersing (tot 1813) herstelde de stad zich slechts traag. In 1833 steeg het aantal inwoners tot 35.000, in 1866 tot 39.000 en in 1896 tot 45.000. De industrialisatie in de tweede helft van de negentiende eeuw veroorzaakte deze opleving. De nijverheid vond niet meer thuis plaats, zoals bij de vele wevers van destijds, maar in fabrieken met op stroom draaiende machines. 

In 1896 ging Leiden haar grenzen verleggen ten koste van de omliggende gemeenten. Met deze annexatie na de oppervlakte toe van 1,98 vierkante km tot 5,64 vierkante km. Langzaam kregen de wijken rond de singels vorm. Pas na de Eerste Wereldoorlog kwam er flink vaart in de bouwactiviteiten, dank zij de zojuist opgerichte woningbouwverenigingen. Wijken als De Kooi, Noorderkwartier, Zeeheldenbuurt en Tuinstadwijk werden met grote complexen tegelijk uitgebreid. In 1920 verdubbelde het grondoppervlak van Leiden zich tot 12,54 vierkante km. De stad bezat toen 12.000 woningen voor 66.000 inwoners. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bouwden particuliere ondernemingen buitenwijken, zoals de Burgemeesters- en Professorenwijk en de Vogelen Baadsherenbuurt, maar ook de arbeiderswijken werden in zekere zin afgebouwd.

In 1940 waren er in Leiden 79.000 inwoners en 21.000 woningen. Na de oorlog werd in de jaren vijftig ZuidWest gebouwd en het Morskwartier in de jaren zestig. De Merenwijk en Stevenshof werden respectievelijk in de jaren zeventig en tachtig gebouwd. Om de drie laatstgenoemde wijken te kunnen bouwen was er in 1966 een annexatie nodig. Sindsdien beslaat het Leidse grondgebeid 23,17 vierkante km. De voorraad woningen verdubbelde sinds 1950: van 20.000 (via 30.000 in 1970) naar 40.000 in 1986, met een inwonertal van ruim 105.000,

Bron: Stadswerk, uitgave voorlichting gemeente Leiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 oktober 1986

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Leiden, van 0 naar 40.000 woningen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 oktober 1986

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's