Hervormden geven minder aan zending
GZB en Raad voor Zending publiceren jaarverslag
OEGSTGEEST/ZEIST — In de jaren 1984 en 1985 zijn de inkomsten voor de zending binnen de Nederlandse Hervormde Kerk teruggelopen. Dat blijkt uit het jaarverslag van de Raad voor de Zending over deze jaren en uit dat van de Gereformeerde Zendingsbond over 1984. Bij de Raad kwam er respectievelijk 0,3 en 4,3 procent minder binnen en bij de GZB in 1984 twee procent minder.
In het verslag van de Raad wordt gesproken over de problematiek van de oprukkende islam, zoals die onder andere speelt in Indonesië, Egypte en Nigeria. De Raad acht het van groot belang om „als kerk, die veelal een minderheid van de bevolking vertegenwoordigt, in gesprek te treden dan wel te blijven met de gematigde elementen in de islam, en er in het theologisch onderwijs veel meer aandacht aan te geven dan tot dusver het geval is geweest".
De hervormde Raad voor de Zending steunt al jaren het islam-in-Afrika-project, dat christenen in zo'n twintig Afrikaanse landen van de noodzaak van de ontmoeting met moslims tracht te overtuigen. Dat blijkt een moeizame taak. Ten dele door de defensieve en onzekere opstelling van de christenen, en voor een ander deel door personele en financiële problemen binnen de organisatie. Het islam-in-Afrika-project is een van de aandachtspunten van de Raad voor de Zending.
Vrouwen
In Azië heeft de hervormde zending nauwe relaties met de protestantse kerken in Indonesië, en met de Evangelisch-Christelijke Kerk in Irian Jaya. De Raad steunt hier onder andere „leiderschapstrainingen van en voor vrouwen, die bewustwording. verandering van het traditionele rolpatroon van man en vrouw en strijdbaarheid beogen". De rol en positie van vrouwen kreeg in de jaren '84 en '85 meer aandacht dan voorheen. Zuid-Koreaanse kerken. Een ander belangrijk aandachtspunt was de toekomstige structuur, waarin hervormde en gereformeerde organen voor zending, werelddiaconaat en ontwikkelingssamenwerking kunnen samenwerken. Daarvoor is een tweede schetsontwerp in bespreking.
Naar aanleiding van verkennende gesprekken met de GZB, IZB en het HEB (Hervormd Evangelisatorisch Beraad) bericht de Raad dat er sprake was van grote openheid en herkenning van dezelfde missionaire bewogenheid. „Overigens was een opmerkelijke ontdekking dat er geen sprake was van twee blokken tegenover elkaar. De verschillen waren veel genuanceerder en liepen door de deelnemende instanties heen".
De GZB maakt in zijn verslag melding van contacten met kerken in Indonesië, Afrika, Peru en Chili. In het voorwoord wordt de vraag gesteld of al het werk dat geschiedt, als zendingswerk te kwalificeren is. Het bestuur wil deze vraag niet zonder meer met ja of nee beantwoorden. „Dat zou een enorme versimpeling van de feitelijke situatie betekenen. Wel kan en moet gezegd worden, dat alle arbeid in een zendingssituatie plaatsvindt. En dat is naar het inzicht van het bestuur beslissend voor het missionaire gehalte en de missionaire 'reikwijdte van het werk".
"Wat nauwelijks in het verslag vermeld wordt, is de theologische en kerkelijke context waarbinnen alle arbeid plaatsvindt en die ook de plaats en positie van de GZB raakt, binnen en buiten de Nederlandse Hervormde Kerk". Het bestuur signaleert dat het voor een organisatie als de GZB heden ten dage niet eenvoudig is „om in rapport met de tijd(geest) zijn gereformeerde identiteit te verwoorden en te verantwoorden. Een extra complicatie hierbij vormt het feit dat het 'traditionele' achterland van de GZB niet meer ongedeeld achter het werk staat.
Wederkerigheid
Uit het GZB-verslag kan worden opgemaakt dat 'wederkerigheidsprocessen' in het binnenlandwerk een grotere plaats kregen toegemeten. Dat blijkt onder meer uit de benoeming van ds. C. Snoei tot toerustings-predikant ten behoeve van- de gemeenten door GZB en IZB samen. Over de verhouding tot de Torajakerk in Indonesië bericht de GZB onder andere dat duidelijk is gebleken dat de kerk in de GZB niet veel meer dan een subsidiënt ziet voor door de kerk gevoerde projecten. Voor spirituele en theologische inbreng van de zijde van de GZB is nauwelijks ruimte. „Dat de Torajakerk in bepaalde opzichten, bijv. de openstelling van de ambten voor de vrouw, een weg gaat, waarin de GZB haar niet kan en wil volgen, zal deze laatste -hoezeer hij het ook betreurt- onder protest in liefde hebben te verdragen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1986
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1986
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's