(Nadere) Reformatie had open oog voor belang van catechese
Gedurfde studie getuigt van indrukwekkend bronnenonderzoek (I)
Drs. W. Verboom verdedigde vorig jaar aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht met goed gevolg zijn proefschrift, getiteld "De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie". Dit is een hartelijke felicitatie waard. Te meer omdat de auteur als dienstdoend predikant in de Hervormde Kerk, momenteel te Hierden, zijn onderzoek moest verrichten naast een drukbezet ambtelijk bestaan. Verboom heeft zich grondig in het onderwerp van zijn dissertatie verdiept. De door hem bestudeerde hoeveelheid bronnen is indrukwekkend.
Hierbij komt dat dit proefschrift geen eersteling is. De auteur heeft reeds tal van boeken mede op zijn naam staan. Samen met ds. H. Veldhuizen schreef hij de serie catechisatieboekjes "Wij geloven (en belijden)". Het genoemde tweetal vormt de redactie van de serie "Thuis in de Bijbel", bedoeld voor de studie van en het gesprek over het Nieuwe Testament. Ten slotte zijn er van Verbooms hand verklaringen van Paulus' brief aan Efeze en van het boek Spreuken, bestemd voor bijbel- en gesprekskringen: "Waar de liefde woont" en "Levenswijs". Wie behalve dit alles een proefschrift weet te schrijven, levert een prestatie. Tevens maken de genoemde geschriften duidelijk dat Verboom over het onderwerp van zijn dissertatie schrijft als iemand die zich direct betrokken weet bij de bezinning over de uitgangspunten, de doelstellingen, de inhoud en de methode van de catechese en die hierbij deze betrokkenheid omzet in catechetische geschriften.
Titel
Verboom heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt. Voor een proefschrift ligt een beschrijving van één persoon of van één aspect van de theologie van een persoon veel meer voor de hand dan het in beeld brengen van —in dit geval— de protestantse catechese gedurende niet minder dan drie eeuwen. Zo'n uitgebreid onderwerp vergt uiteraard zeer veel tijd en moeite. Bovendien moet de auteur een goede visie op en een scherp inzicht in de ontwikkelingsgangen van al die eeuwen hebben. Verboom heeft het aangedurfd niet zo maar een proefschrift, maar een overzicht van het geheel —het in deze studie gebezigde woord totaaloverzicht is volgens mij een germanisme— van de protestantse catechese in bedoelde eeuwen te leveren. In feite beoogt hij met zijn studie een standaardwerk over de catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Zijn moed mag worden bewonderd.
Inhoudsopgave
Na de titel is de inhoudsopgave van groot belang voor een eerste kennismaking met een werk. Zo'n opgave van inhoud bevat het skelet van het boek en openbaart als zodanig gewoonlijk de sterke en zwakke zijden van een studie in het algemeen. Zo ook in het geval van Verbooms dissertatie. Het eerste wat in de inhoudsopgave opvalt, is de strakke compositie van het boek. De auteur presteert het om de overstelpende hoeveelheid stof in vier hoofdstukken op heldere wijze aan de lezer voor te leggen. In het vijfde en laatste hoofdstuk geeft hij zijn waardebepaling van het behandelde. De eigenlijke stof is in tweeën verdeeld. De eerste twee hoofdstukken geven een historische beschrijving, terwijl een theologisch-didactische analyse de volgende twee capita vult. Binnen deze structuur komt dan weer een verdeling in tweeën. De historische beschrijving behandelt allereerst de catechese van de Reformatie en vervolgens die van de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden. In het kader vari de analyse komt na de catechese van de Reformatie die van de Nadere Reformatie. Hier vertoont het skelet een opmerkelijke afwijking. De hoofdstukken een en drie hebben betrekking op dezelfde stof, maar de capita twee en vier? De Gereformeerde Kerk in de Nederlanden is toch wel iets anders dan de Nadere Reformatie? Verboom zelf rept - op één kleine uitzondering na, die nog aan de orde zal komen— met geen woord over deze incongruentie. Ik betreur dit zeer, want deze kwestie zal van fundamenteel belang blijken te zijn.
Reformatorische catechese
Verboom richt zijn aandacht op enkele centra, die representatief mogen worden geacht voor het geheel van de catechese der Reformatie: Wittenberg, Zurich, Straatsburg, Geneve, Heidelberg en de Nederlandse - en niet Hollandse, zoals de auteur schrijft- vluchtelingengemeente te Londen. Opnieuw komt hier een sterke kant van deze studie naar voren: de ordening van de stof. Verboom verdeelt het catechetische veld in drie sectoren: gezin, school en kerkelijke gemeente. Deze drieslag komt bij elk van de centra aan de orde. Een onvermijdelijk gevolg van deze methode is een zekere mate van eentonigheid, die echter niet opweegt tegen de helderheid van beeld dat op deze wijze wordt verkregen. De auteur constateert een grote mate van uniformiteit. Overal vormen het gezin, de school en de kerk een catechetische driehoek. In Wittenberg kan hierbij worden gesproken van een beginfase in de catechese, terwijl deze laatste in Heidelberg en Londen het verst is ontwikkeld.
Catechese Geref. Kerk
Het tweede hoofdstuk draagt als titel: "De catechese van de Gereformeerde Kerk in Nederland". Mijn vraag hierbij is: wat beweegt de auteur om met het oog op het behandelde tijdvak te spreken over Nederland in het enkelvoud? In de bedoelde tijd was de politieke en kerkelijke constellatie in ons land toch bepaald door de provincies? Het meervoud Nederlanden acht ik derhalve toepasselijker te zijn dan het enkelvoud. Hier ligt tevens de grond van mijn bezwaar tegen de term Hollandse vluchtelingengemeente. De meeste leden van deze gemeente kwamen van buiten de provincie Holland! De bespreking van de catechese der Gereformeerde Kerk in de Nederlanden valt in zeven onderdelen uiteen: 1. de taak van de ouders; 2. de catechese op school; 3. de catechismuspreek; 4. de kindercatechisatie; 5. de belijdeniscatechisatie; 6. de openbare en particuliere catechisatie; 7. de bijzondere vormen van catechese.
Acceptabel beeld
Verboom weet met behulp van een overstelpende massa bronnen een acceptabel algemeen beeld te schetsen. Zijn conclusie is dat de Nederlandse kerk —in navolging van de reformatoren— een open oog heeft voor het belang van de catechese en dat zij zich in de praktische vormgeving hiervan voornamelijk laat leiden door het voorbeeld van de catechetische centra der Reformatie. Een kritische opmerking over het eerste hoofddeel van deze studie. Herhaaldelijk grijpt de auteur met allerlei zinsneden vooruit op het tweede hoofddeel. Dit had hij beter achterwege kunnen laten. Nu is het gevaar niet denkbeeldig dat bij de lezer de indruk ontstaat dat de schrijver zich bij zijn behandeling van de historische stof laat bepalen door de uitkomsten van zijn analyse.
Analyse
Allereerst bespreekt Verboom de doelstelling van de reformatorische catechese. Het verschil tussen het lutheranisme en het gereformeerde protestantisme in dezen is dat het lutherse leerdoel meer kerkelijk is gekleurd en een neiging tot leerstelligheid vertoont. In de tweede plaats komen de motivatie en de leerroute aan de orde. De doop blijkt het algemeen geldende motief te zijn. Er bestaat een spanningsvolle verbondenheid tussen de verbondsgemeente en de verkiezing. Bij de leerroute treedt verschil op. De lutherse catechisatie kent het heilsordelijke model, terwijl de gereformeerde catechese daarentegen wordt bepaald door een zogenaamd open-relatie-model. Als uitzonderingen binnen de gereformeerde catechese noemt de auteur de Heidelbergse Catechismus en Hyperius.
Leren en kennen
Het derde onderdeel betreft het leren en het kennen. In het algemeen beoogt men geloofskennis bij te brengen. Ook hier neemt de Heidelbergse Catechismus volgens Verboom een uitzonderingspositie in. In navolging van Melanchthon kent Ursinis immers ook een intellectualistische kennis als voorbereiding op het rechtvaardigmakende geloof. In de vierde plaats laat de auteur zien dat de leerbaarheid van de geloofskennis in de Reformatie als een pneumatologische werkelijkheid wordt gezien. Het volgende dat de aandacht vraagt, is de vorm waarin twee derde van de leerboekjes is gegoten, namelijk die van vraag en antwoord. Deze vorm heeft een didactische en een theologische betekenis. In tegenstelling tot de Middeleeuwen laat de Reformatie de leraar vragen en het kind antwoorden. Op deze wijze maakt het kind zich de geboden en de beloften van God-als door een-pneumatologische synchronisatie eigen.
Leergemeenschap
In de zesde plaats richt Verboom de schijnwerper op de catechisant. In theorie is de gemeente een leergemeenschap die alle leeftijden omvat, in de praktijk valt de meeste nadruk op het kind. Het betoog wordt bijzonder interessant wanneer wordt gesteld dat de Reformatie —en niet eerst de Verlichting!— bijzondere aandacht voor het kind-zijn heeft. Voorts benadrukt de auteur dat de Reformatie het oog heeft op alle kinderen, op het gehele kind, op het gedoopte kind en derhalve op het kind van de gemeente. In de zevende plaats wordt de catecheet besproken. In dit opzicht verschillen de lutherse en de gereformeerde catechese hierin van elkaar dat de eerste met het predikambt en de tweede vooral met het regeerambt is verbonden. Ten slotte wordt de leerstof onder de loep genomen, waarbij stilgestaan wordt bij achtereenvolgens: de historisch- praktische ontwikkeling, de leerinhoud, de indeling, de aard en de omvang van de leerstof alsmede de plaats van de Bijbel hierin.
Nadere Reformatie
Voordat Verboom de catechese van de Nadere Reformatie analyseert, zegt hij eerst in drie pagina's iets over de Nadere Reformatie op zich zelf. Juist op dit punt nu, waar dit proefschrift voor mij en menig RD-lezer het meest interessant wordt, kan menige vraag worden gesteld. In feite vormen de bladzijden 243- 245 wetenschappelijk-methodisch gezien een zwak geheel. De auteur rekent het niet tot zijn taak een studie te wijden aan het verschijnsel van de Nadere Reformatie. Hij acht een verwijzing naar de vakliteratuur voldoende. In de vakliteratuur die hij dan noemt, wordt echter veel meer over piëtisme dan over Nadere Reformatie gesproken. Dit op zich simpele feit heeft grote draagwijdte. Het is immers een van de grootste problemen —zo niet het grootste— waar de onderzoekers van de Nadere Reformatie zich voor gesteld zien, namelijk of er in de achttiende eeuw wel van Nadere Reformatie mag worden gesproken. Verboom gaat in zijn studie ervan uit dat dit wel het geval is, zonder echter het genoemde probleem te signaleren en zonder ook maar enige argumentatie voor zijn keuze te geven. Van een wetenschappelijk Werk mag de lezer toch wel iets anders verwachten? Verbooms handelwijze wordt des te problematischer wanneer men ziet dat het meeste bronnenmateriaal van de achttiende eeuw dateert en dat hij zijn evaluatie van de Nadere Reformatie baseert op de tweede fase van deze beweging, waarbinnen de achttiende eeuw het overwicht heeft.
Coccejanisme
In verband met het vorige een andere vraag. Het valt mij op dat er relatief veel Coccejanen in dit werk ten tonele worden gevoerd. Had de auteur dit gezichtspunt van het coccejanisme niet in zijn onderzoek moeten betrekken? Van een door dr. T. Brienen en anderen ondernomen poging tot het bepalen van de notie Nadere Reformatie - ten onrechte stelt Verboom dat het hierbij om een definitie gaat— vindt de schrijver dat hierin de Nadere Reformatie te veel als een eenheid wordt gezien en dat hierin te weinig rekening wordt gehouden met ontwikkelingen binnen de Nadere Reformatie zelf. Hiernaast leg ik nu een citaat uit de gewraakte poging tot begripsbepaling: Het woord beweging geeft voorts aan dat het bij de Nadere Reformatie niet gaat om de optelsom van een aantal identieke figuren. Het is een rijkgeschakeerd geheel. De variatie wordt veroorzaakt door de tijd, door de locatie, door het karakter, door de levensgang, door het ambt of beroep e.d. van de verscheidene vertegenwoordigers". De lezer oordele zelf.
Tweefasen
Wanneer Verboom zelf zijn visie op de Nadere Reformatie geeft, wordt die verscheidenheid gereduceerd tot een verdeling in twee fasen. Wat de catechese betreft zal de overgang volgens hem in de buurt van het midden van de zeventiende eeuw liggen. In de eerste fase blijft men min of meer in het spoor van de Reformatie, in de tweede fase is de visie op alle onderdelen verschoven. Handelend over de aanvang van de tweede fase merkt de schrijver op dat het de tijd is dat de catechismus van Westminster in Nederlandse vertaling verschijnen (1654). Zo brengt hij zelf mij op een volgende wezenlijke vraag: Waarom heeft hij het Puritanisme buiten beschouwing gelaten ? Steeds meer toont immers het onderzoek van de Nadere Reformatie aan dat deze beweging in een vergaande mate afhankelijk is geweest van het Engelse Puritanisme. Des te meer klemt deze vraag aangezien recent onderzoek heeft geresulteerd in de ontdekking dat J. Koelman in zijn catechismus de toelichting van de puritein T. Vincent op de kleine catechismus van Westminster heeft overgeschreven.
Uit elkaar gegroeid
In zijn analyse van de nadere-reformatorische catechese laat Verboom eerst de doelstelling aan bod komen. Verboom constateert een grote mate van overeenstemming tussen de afzonderlijke elementen waaruit de doelstellingen van de reformatorische en nadere-reformatorische catechese zijn samengesteld, maar signaleert wel dat de elementen onderling uit elkaar groeien. Hij maakt onderscheid tussen de voorlopige doelstelling, die in de kennis van de leer en van de godzaligheid bestaat, en de definitieve doelstelling, die het beleven van de leer en het beoefenen van de godzaligheid inhoudt. In de tweede fase van de Nadere Reformatie beperkt men de haalbaarheid van de definitieve doelstelling tot de wedergeborenen, met als gevolg een kwalitatieve degradatie van de catechisatie. Het gaat dan om een verstandelijke kennis bij de catechese en de geloofsbelijdenis, enerzijds resulterend in avondmaalsmijding en anderzijds in de godsdienstoefening in gezelschapsverband.
Andere terreinen
Een soortgelijke ontwikkeling signaleert de auteur op de andere terreinen. Bij de motivatie verdwijnt de doop steeds meer naar de achtergrond; de theologische leerroute verdringt de heilsordelijke; bij de vraag-en-antwoordmethode is de ontwikkeling van het persoonlijke naar het algemene. Bij de leerstof blijkt in het algemeen de informatie het te winnen van de introductie, die in de Reformatie domineerde, terwijl het leerstellige element naar voren komt ten koste van de Schrift. De Nadere Reformatie hecht bijzondere waarde aan de ouders als catecheten. Haar programma vermeldt de gezinscatechese, meestal als een onderdeel van de godsdienstoefening in gezinsverband (huiscatechisatie en huisoefening zijn volgens mij germanismen).
Het vervolg van dit artikel wordt volgende week vrijdag op deze pagina geplaatst.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1987
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1987
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's