Hoe groot is de dreiging van het wassende water?
Stijging van zeespiegel levert problemen op, variërend van kustafslag tot belastingperikelen
Al eeuwen lang wordt de gemiddelde hoogte van de zeespiegel gemeten. De bekende peilschaal in de Dam te Amsterdam moest op een gegeven moment worden bijgesteld. De veranderingen in de loop der tijd zijn bij benadering te schatten. De zeespiegel stijgt nu zo'n twintig centimeter per eeuw. Als deze verhoging vanaf de Romeinse tijd tot op heden gelijk gebleven zou zijn, moet toen de gemiddelde waterhoogte vier meter lager geweest zijn.
De zeespiegel is gestegen, maar dat is niet het enige wat is veranderd. We moeten ook rekenen met de bodemdaling, die onder meer in Nederland optreedt. De zogenaamde relatieve zeespiegelstijging is van grotere invloed dan de absolute stijging van de zeespiegel, waarover we het hier zullen hebben.
De recente gegevens mogen echter niet zomaar naar het verleden worden doorgetrokken. De hoeveelheid water op aarde verandert niet of nauwelijks. Een lager zeeniveau betekent dat er meer water elders, voornamelijk in ijskappen en gletsjers, is opgeslagen. Een ander deel kan zich in meren bevinden. Het feit dat 97 procent van het water op aarde als zeewater aanwezig is, geeft aan dat zoet water en landijs slechts een marginaal deel vormt.
Verlaging van de zeespiegel betekent groei van het landijs en omgekeerd. Die uitbreiding of terugtrekking van grote gletsjers wordt al geruime tijd in kaart gebracht. Van de Alpengletsjer zijn over de laatste 150 jaar tamelijk nauwkeurige gegevens bekend. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een eenduidige beweging. En er zijn heel wat meer en grotere gletsjers dan in dit deel van Europa. Voorzichtige schattingen spreken over een stijging van tien tot twintig centimeter per eeuw. Dat betekent al dat de verhoging van de zeespiegel in het verleden mogelijkerwijze met de helft kan worden verminderd.
Veranderingen
Dat er sprake is van stijging sinds het begin van onze jaartelling is wel duidelijk. Ter illustratie wil ik drie veranderingen
• noemen die met name ons kustgebied ingrijpend hebben gewijzigd:
• De duinerij lag op sommige plaatsen vroeger veel verder in zee dan op dit moment. Bekende voorbeelden zijn de duinafslag bij Monster, waar Ter Heyde in de zeventiende eeuw lag op duinen die nu zijn verdwenen. Met name bij Petten in Noord-Holland is sinds 1600 enkele kilometers duingebied verloren gegaan.
• De belangrijkste monding van de Rijn lag in de Romeinse tijd bij Katwijk. De stroomsnelheid van een rivier hangt nauw samen met het hoogteverschil tussen bron en monding. Bij een verhoging van het zeeniveau neemt de stroomsnelheid af, waarbij met name in de riviermondingen grote hoeveelheden zand worden opgehoopt. In de twaalfde eeuw is de Katwijkse Rijnmonding van de zee afgesloten.
• De grootste veranderingen deden zich in het zuid-westen en noorden van ons land voor. In een aantal perioden waarin de zeespiegelstijging relatief groot was (de zogenaamde transgressiefasen) werd de duinenrij op verschillende plaatsen doorbroken. De binnendringende zee heeft vervolgens zeer grote veengebieden aangetast. Zo is in Zeeland en Zuid-Holland een aantal zeegaten gevormd. Een van de laatste grote uitbreidingen was de overstroming van de Grote Waard, waarbij de Biesbosch ontstond. In het noorden is de Waddenzee en later het IJsselmeer ontstaan.
Oorzaken
Hoge waterstanden, stormvloeden, overstromingen hebben eeuwenlang een bedreiging van het land gevormd. De bewoners van de bedreigde gebieden hebben getracht zich zo goed mogelijk te verweren. De bouw van terpen, de aanleg van dijken tot en met ons Deltaplan zijn daar een voorbeeld van. Deze rampen bleven echter vrijwel beperkt tot een betrekkelijk klein gebied.
Het nieuwe van de recent ontdekte zeespiegelstijging is dat deze zich over de gehele wereld voordoet. Het is daarom ook wel „a global issue" genoemd, een zaak die voor de hele wereld van grote betekenis zal zijn. De laatste jaren wordt er veel onderzoek verricht naar de oorzaken van deze wereldwijde stijging van het zeeniveau. Omdat het proces niet nieuw is, is er waarschijnlijk een aantal natuurlijke oorzaken te noemen. Aangezien er sprake is van een duidelijke versnelling, is het gewenst na te gaan of het menselijk handelen direct of indirect ook van invloed is.
Voor zover nu bekend kunnen geologische, atmosferische en klimatologische ontwikkelingen schommelingen in het gemiddelde zeeniveau veroorzaken.
Nog nooit gesmolten
In de geologie gaat het onder meer om de vorming van gebieden die op een bepaalde afstand van de evenaar of de polen liggen. Door de stand van de aardas ten opzichte van de zon kunnen op aarde koude gebieden voorkomen waar een deel van het water als ijs wordt vastgehouden.
Rob Biersma stelt: „Zolang het vasteland van Antarctica rond de geologische Zuidpool ligt, is het ijs daar nog nooit gesmolten..." Hij duidt daarbij op de theorie van onder andere Wegener . waarin wordt aangenomen dat de continenten niet altijd op de zelfde plaats hebben gelegen. In deze gedachtengang zou een mogelijke verschuiving van Antarctica ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Laat dit alles nog al theoretisch zijn, er is wel een ander gegeven van belang.
Het Zuidpoolgebied is van doorslaggevende betekenis voor de waterhoeveelheid op aarde. Veranderingen hier kunnen een direct gevolg hebben voor het zeeniveau.
Volgens de nieuwste gegevens wordt er jaarlijks 24.000 km² ijs aan de Antarctische ijskap toegevoegd. Daarvan voeren de twee grote ijsplaten in de Ross-Zee en in de Weddell-Zee 60 procent af. De grotere Ross Ice Shelf met een veel langere buitenrand zal meer dan de helft voor zijn rekening nemen, misschien 8000 km². Het volume van een onlangs afgebroken stuk ijs kan men bij benadering op 16.000 km² stellen (namelijk de oppervlakte van 64.000 km² maal de gemiddelde dikte van het ijs aan de buitenrand van de plaat 0,25 km).
Afkalving
Afkalven van ijs van de rand van de ijsplaten, die met name rond West-Antartica liggen, is een normaal verschijnsel. Men spreekt in dit verband over een dynamisch systeem. Door de neerslag in de vorm van sneeuw wordt de ijskap gevoed. Onder de druk van zijn eigen gewicht schuift het ijs naar buiten zoals een pudding inzakt. Op vele plaatsen stroomt het ijs over de rand van het continent in zee.
Waar de zeebodem te diep ligt om het ijs nog te laten steunen (ruwweg dus dieper dan 9/10 van de ijsdikte) gaat het ijs drijven. Er ontstaan dan drijvende ijsplaten ("ice shelves").
Naast tientallen kleinere platen (samen zo'n 200.000 km'), zijn er twee van zeer grote afmetingen: de Ross Ice Shelf (700.000 km') en de Ronne-Filchner Ice Shelf (500.000 km', ongeveer zo groot als Frankrijk). Zij vullen gedeeltelijk twee diepe inhammen, respectievelijk de Ross-Zee en de Weddell-Zee. In een evenwichtstoestand, zoals die ten naaste bij in de Antarctische ijskap bestaat, verliest een ijskap dus evenveel ijs als er door aanwas (neerslag als sneeuw die in ijs overgaat) wordt toegevoegd. Bij een gebergtegletsjer vindt die compensatie plaats door afsmelting aan het ondereinde. Bij de Antarctische ijskap is verlies door afsmelting nauwelijks van betekenis, ongeveer 1 procent, terwijl 99 • procent door afkalving plaats vindt. De drijvende ijsplaten (en dat geldt voor alle ijsbergen, ook voor het drijfijs in het Noordpoolgebied) zijn niet van invloed op het zeeniveau. Iets anders is het als deze drijvende ijsranden rond Antarctica verdwijnen en de oceaan in directe aanraking met de Westantarctische ijskap komt. Deze rust grotendeels op de zeebodem en is erg kwetsbaar. Als hier afkalving zou plaatsvinden, zou er een catastrofale stijging van het zeeniveau ontstaan, namelijk ongeveer zes meter.
Gassen
De tweede natuurlijke factor die van invloed is op de zeespiegelstijging betreft de ontwikkelingen in de atmosfeer. Er bestaat een evenwicht tussen de "binnenkomende" zonestraling (zichtbaar licht) en de "uitgaande" warmtestraling (infrarood). Zonder atmosfeer zou de temperatuur op aarde veel lager zijn, gemiddeld 18 graden onder nul. De atmosfeer zorgt er namelijk voor dat een gedeelte van de warmtestraling onderschept wordt. We noemen dat het broeikas-effect.
In dit proces spelen enkele gassen rol spelen. Deze sporegassen (koolzuur, C02), methaan en ozon (C03) kunnen infrarood licht absorberen en daardoor warmte vasthouden. De gehalten van deze gassen zijn de afgelopen jaren gestegen. Vroeger leerden de schoolkinderen dat het aandeel 0,028 procent was, tegenwoordig is dat 0,035 procent.
Planten kunnen C02 door fotosynthese vastleggen. Na het afsterven van de plant zal die verrotten, waardoor er weer koolzuur vrijkomt. Door veenvorming (en vervolg-processen als vorming van steenkool) wordt C02 wel min of meer blijvend uit de atmosfeer gehaald.
Het natuurlijke broeikaseffect van de atmosfeer reguleert de gemiddelde temperatuur op aarde. Door natuurlijke oorzaken (denk aan vulkaanuitbarstingen, grote bosbranden en dergelijke) kan er een verandering in de gassamenstelling van de atmosfeer optreden, waardoor temperatuurschommelingen ontstaan. Inmiddels is berekend dat sinds 1950 de gemiddelde temperatuur is gestegen met 0,4 graad Celsius.
Warmte
Het klimaat is de derde factor in het proces van het stijgen van de zeespiegel. Hoewel weer en klimaat al eeuwenlang bestudeerd worden en een aantal processen redelijk goed bekend is, blijft er nog onnoemelijk veel verborgen. Verschuiven de klimaatzones op aarde? Is de vrees die onlangs uitgesproken werd, namelijk dat Zuid-Europa een Sahelklimaat krijgt, terecht? Anders gezegd: zal de droogte in Zuid- en Midden-Europa toenemen? En zullen dientengevolge de gletsjers in de Alpen afsmeken? En wat zal het gevolg zijn voor het ijs op de Noordpool? Het smelten van het drijfijs in de Poolzee geeft op zich geen verandering van de zeespiegel. Maar als Noord-Amerika warmer wordt en de Groenlandse ijskap afsmelt, zou dit een stijging van zeven meter inhouden.
Hogere versnelling
Bij de geschetste processen en ontwikkelingen is al min of meer gebleken dat hét menselijk handelen daarin een plaats kan hebben. Dat geldt met name voor de atmosferische processen. De toename van de hoeveelheid koolzuurgas in de atmosfeer wordt voor een flink deel veroorzaakt door de verbranding van hout, turf, steenkool, olie en gas. Ontwatering van veengebieden of moerassen is op die toename eveneens van invloed. Ook de landbouw levert een bijdrage, deels door uitbreiding van de rundveestapel, deels door overbemesting.
Meer bekend is de invloed van chloorfluor-koolwaterstofverbindingen, ook CFK's genoemd, die als drijfgas gebruikt werden/worden in spuitbussen, als koelmiddel en bij piepschuim. Deze CFK's zijn bijzonder agressief en erg lang werkzaam. Uit laboratoriumproeven is gebleken dat CFK's de ozonlaag afbreken. Deze ozonlaag filtert het "harde deel" van de ultraviolette straling van het zonlicht weg. In 1987 is bekend geworden dat er boven Antarctica een "gat" in de ozonlaag gemeten is.
Wereldwijd
De mens beïnvloedt de atmosfeer in tamelijk sterke mate, juist uitgerekend op die punten waar belangrijke facetten van de warmtehuishouding gereguleerd worden. Deze onbedoelde gevolgen van het menselijk handelen hebben veranderingen in het broeikaseffect ten gevolge. Meer absorberende deeltjes in de atmosfeer betekent dat de aarde meer warmte vasthouden kan. De temperatuurstijging van 0,4 graden sinds 1950 is niet gering.
In tegenstelling tot vele andere voorbeelden van milieuverontreiniging die vaak van plaatselijke aard zijn heeft de luchtverontreiniging gevolgen voor de hele wereld. Thermische verontreiniging, dat wil zeggen verwarming uit nietnatuurlijke bronnen, niet in overeenkomst met de natuurlijke omstandigheden, blijft niet beperkt tot stedelijke gebieden en industriecentra. Deze verwarming is ook meetbaar in klimatologisch koude gebieden, heeft ook gevolgen voor de zeewatertemperatuur. Hoewel er nog vele vragen openstaan, wordt het verband tussen milieuverontreiniging, broeikaseffect en zeespiegelstijging door wetenschappers algemeen erkend.
Gevolgen
Zeespiegelrijzing gaat erg langzaam. Zelfs de verwachting van dr. Vellinga „dat we rekening houden met een stijging van een halve tot een hele meter halverwege de volgende eeuw" zal voor de meesten van ons niet schokkend zijn. Tenslotte treft het een toekomstvoorspelling die uiteraard erg onzeker is. Bovendien geven andere onderzoekers weer andere getallen. En wat betekent een zeeniveau van een halve meter hoger nu voor ons? De dijken zijn immers op Deltahoogte gebracht. Anders gezegd: we wonen redelijk veilig en de dijken kunnen wel een stootje opvangen.
We stelden reeds dat je veranderingen in het verleden uit de ontwikkeling van de kustgebieden kunt aflezen. Dat is nu ook nog het geval. Kust-erosie is een zeer gevoelige graadmeter voor zeespiegelrijzing. Aan 70 procent van de kusten vindt afslag plaats. Zo ook langs onze kust. Rijkswaterstaat moet nog steeds zand opspuiten. Nederland geeft per jaar 60 tot 100 miljoen gulden uit aan deze zandsuppleties. De recente afslag op Ameland tekent op sommige plaatsen de uitzichtloze strijd tegen het water.
De zeespiegelstijging zal de kustverdediging niet gemakkelijker maken. Misschien is het te overwegen sommige duingebieden op de eilanden min of meer als verloren te beschouwen, dat is in ieder geval goedkoper dan steeds weer zand aanbrengen. Niet alleen de Waddeneilanden komen onder druk te staan, het is met name de Waddenzee waar men enigszins beducht voor is. Het is denkbaar; dat de nu bij eb droogvallende delen , dan voorgoed onder water blijven. En daarmee zou dit gehele milieu (fouragegebied, rustgebied, kraamkamer voor de Noordzee) sterk in biologische betekenis achteruitgaan.
Wat Wad
Misschien zal er door tegelijkertijd komende opslibbing wel Wad overblijven. Voor Zuidwest-Nederland wordt de bescherming door dijken en dammen minder: de groei van een reeks zandbanken zou gestimuleerd kunnen worden.
Vorig jaar is "Impact of sea level rise on society" (Invloed van de zeespiegelrijzing op de samenleving) onder redactie van prof. H. Wind verschenen. Hierin worden vijf categorieën genoemd waarop de zeespiegelrijzing invloed heeft.
1. economische gevolgen (verlies van eigendom en produktievermogen, de kosten die voor de noodzakelijke maatregelen gemaakt moeten worden).
2. milieu/ecologisch (verlies van natuurgebieden, verstoring van ecologische systemen)
3. volksgezondheid (veiligheid, toename van bepaalde ziekten in moerassige gebieden en de beschikbaarheid van voldoende voedsel).
4. sociaal (werkloosheid, hervestiging van nederzettingen en verlies van openbare werken als sluizen, kanalen).
5. bestuurlijke (wetgevende problemen, grensproblemen en dergelijke).
Ingrijpend
In een folder uitgegeven door het waterloopkundig laboratorium in Emmeloord worden, naast kusterosie, de volgende problemen genoemd:
• Verlies van cultuurgrond, onder andere door verzilting.
•Verlies van waterrijke natuurgebieden.
• Aantasting van koraalriffen en eilanden.
• Toename van grote overstromingen.
• Verlies van waterstaatkundige infrastructuur.
• Veranderingen in zeeën van het continentaal plat (Noordzee, Zee van Maracaibo, enzovoort) waar zoutgehalte, temperatuur en dergelijke veranderen.
• Legislatieve en belastingsproblemen, dit betreft vooral de vraag wie de kosten zal betalen.
• Problemen met het waterbeheer, wat betrekking heeft op zowel irrigatie- als drainagesystemen en zeker de winning van zoet/drinkwater.
Hoewel niemand van" ons de toekomst kan voorspellen en er met het doortrekken van gegevens grote voorzichtigheid betracht moet worden, verdienen bovengenoemde verschijnselen zeker onze aandacht.
Bij alle eerdere ingrepen van de ! mens in het milieu vergeleken, is deze beïnvloeding van groter omvang, moeilijk meetbaar, maar op termijn zeer ingrijpend. Vooral voor de Lage Landen.
Het Nieuw Amsterdams Peil moest door de stijging van de zeespiegel in de loop der jaren worden aangepast. Kort geleden werd het het NAP verplaatst van de Dam naar de binnenstraat van de Stopera.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's