Lobbyen, het Haagse 'spel'
Flessen whisky en steekpenningen achter de schermen van de politiek
Ze zijn netjes gekleed en werken achter de schermen van de politiek. Ze hebben tot taak in contact te treden met kamerleden, ministers en ambtenaren, die overtuigd dienen te worden de problemen van hun bedrijf of organisatie. Er zijn mensen die denken dat ze dit doen met behulp van flessen whisky, steekpenningen en dure etentjes. We hebben het over lobbyisten. Een gesprek met twee vertegenwoordigers van deze groep, drs. W. J. Bennis, directeur van een adviesbureau, en J. Moeliker, de 'contactman' van Philips, over hun werk en de problemen tussen de politiek en het bedrijfsleven. De nestor van het parlement, Th. H. Joekes (VVD), belicht de kamerzijde van het lobbyen.
Veel lobbyisten zijn gehuisvest in de buurt van het centrum van de politieke macht: het Binnenhof. Aan de andere kant van de Hofvijver, aan de Lange en Korte Voorhout en het Tournooiveld, zijn hun kantoren. Ook die van Moeliker en Bennis bevinden zich daar. Philips heeft al sinds 1946 een eigen Haags kantoor. De belangrijkste reden hiervoor was dat de overheid zich steeds meer ging bemoeien met het bedrijfsleven. Als gevolg hiervan nam het aantal regels en wetten toe. Om hier goed op in te kunnen spelen besloeg Philips een eigen werkruimte in Den Haag te betrekken, want de afstand naar Eindhoven bleek nogal eens een belemmering te zijn. Dank zij dit kantoor konden veel zaken sneller worden afgehandeld.
In de jaren '70 kreeg het onderkomen echter een andere functie, doordat ten tijde van het Kabinet-Den Uyl de relatie tussen de politiek en het bedrijfsleven snel verslechterde. De Haagse man moest zich voornamelijk bezighouden met het starten van een informele dialoog met de overheid en de kamerleden. Moeliker: „Deze persoon kreeg als taak het in de gaten te houden van wat er bij de overheid en in de Kamer leeft. Maar andersom moest hij ook de koers van Philips uitleggen, want wij vonden het belangrijk dat ze in Den Haag rekening hielden met onze belangen". Moeliker zelf doet dit werk nu al ruim vijf jaar. Daarvoor had hij vier andere banen bij het concern, die op het internationale vlak lagen.
STERKE WORTELS
Voor Philips is een goede relatie met de politiek van erg groot belang, omdat het bedrijf sterke wortels in Nederland heeft. In ons land werken 70.000 mensen bij Philips. Daarnaast vindt bijna 60 procent van het onderzoek hier plaats en bovendien zit het bestuursapparaat in Nederland. Hieruit blijkt dat Nederland erg belangrijk is voor Philips. Als het hier niet goed gaat heeft dat grote gevolgen voor de Philips-organisatie in de rest van de wereld, zo stelt Moeliker. Daarom hecht het concern grote waarde aan goede contacten met de politiek, zodat men voortdurend weet welke zaken voor Philips belangrijk zijn. Er lopen behalve via het Haagse kantoor, dan ook rechtstreekse lijnen tussen politici, ambtenaren en 'Eindhoven'.
Twee keer per jaar nodigt Moeliker het CDA, de PvdA, de VVD en, in iets mindere mate, D66 uit voor een overleg. De fracties komen dan, elk apart, praten met mensen van Philips. Tijdens zo'n overleg kan ieder zijn probleempunten op tafel leggen, die vervolgens worden bediscussieerd. De partijen stellen dat zeer op prijs. Moeliker: „Bovendien heeft het effect, want wij kunnen ons van nieuwe plannen. Hoe dichter men bij het vuur zit hoe beter.
Niet ieder bedrijf kan echter een eigen 'Haags' kantoor bekostigen. Het benaderen van politici en ambtenarenstuit vaak op problemen. Bij wie moet je zijn, hoe moet je het doen? Een oplossing is het inschakelen van speciale adviesbureaus, die als tussenpersoon optreden tussen de cliënt en de politiek. Een van de eerste adviesbureau's was dat van Bennis, opgericht in 1981. En de zaken gaan goed, want ieder jaar stijgt de omzet sterk. Een gevolg van het feit soms herkennen in de debatten in de Kamer".
WEG KENNEN
Ook andere grote bedrijven hebben inmiddels een 'Haags' kantoor. Goede relaties met politici en ambtenaren vindt men steeds belangrijker. Men probeert een netwerk van contacten op te bouwen. Niet alleen vanwege de overheidsopdrachten, maar vooral omdat men op deze manier sneller op de hoogte komt dat veel ondernemers en andere organisaties de weg in 'Den Haag' zelf niet goed kennen. Bennis beschouwt zichzelf overigens niet als lobbyist, maar als „adviseur overheidsbetrekkingen". Een lobbyist is volgens hem namelijk directer bij de zaak betrokken.
De vraag rijst wat dat advies geven, dat overleggen met de politiek nu eigenlijk inhoudt. Wat doen lobbyisten of adviseurs overheidsbetrekkingen de hele dag en wat willen ze bereiken?
Moeliker en Bennis vinden het belangrijkste aspect van hun werk het naar voren brengen bij politici en ambtenaren van de standpunten van het bedrijf dat ze vertegenwoordigen. Niet met het doel om besluiten te blokkeren, maar wel in de hoop dat er met hun standpunten rekening wordt gehouden, dat hun argumenten mee worden gewogen in de besluitvorming. „Beïnvloeding van het stemgedrag van politici is er niet bij, dat kan ook helemaal niet", zo stelt Moeliker met nadruk.
Bennis krijgt wel eens cliënten over de vloer die willen dat er in korte tijd een bepaalde beslissing door de politiek genomen wordt. „Maar dat gaat niet, zo werkt het niet. Politiek is iets van een lange adem. Je moet in de discussie steeds weer opnieuw je standpunten naar voren brengen en hopen dat ze worden genomen. Overigens is het zo dat er bijna altijd wel iets van je argumenten wordt overgenomen, want in de politiek wordt meestal een compromis gesloten. Je hebt dus zelden helemaal gewonnen of verloren".
Bennis gaat overigens niet zelf de politieke arena in. Zijn bureau maakt voor de cliënten een plan hoe een probleem het beste opgelost kan worden. Daarin staat hoe ze de politiek moeten benaderen. Als de wetgeving nog in een vroeg stadium verkeert, dus als ambtenaren nog over de kwestie aan het 'nadenken' zijn, kan er het beste contact gezocht worden met het desbetreffende departement. Op dat moment is volgens Bennis de kans op succes het grootst. Argumenten spelen in zo'n situatie een belangrijke rol. Is de politieke discussie echter al ver gevorderd, dan kan het raadzaam zijn politici te benaderen.
Als de wetgeving nog in een vroeg stadium verkeert, dus als ambtenaren nog over de kwestie aan het 'nadenken' zijn, kan er het beste contact gezocht worden met het desbetreffende departement. Op dat moment is volgens Bennis de kans op succes het grootst. Argumenten spelen in zo'n situatie een belangrijke rol. Is de politieke discussie echter al ver gevorderd, dan kan het raadzaam zijn pohtici te benaderen.
SMEERGELDEN
Dit gaat overigens niet gepaard met smeergelden en andere ongeoorloofde praktijken. Daar is volgens de beide lobbyisten geen sprake van. Dat zou volgens hen in Nederland absoluut niet werken. De al de 64-jarige en 25 jaar voor de VVD in de Tweede Kamer zittende Joekes drukt het nog duidelijker uit: „Het werkt zelfs averechts. Bovendien zijn dergelijke zaken in strijd met ons aller ambtseed. Wij staan iedere vier jaar met de vingers omhoog te zweren of te beloven dat we niets aan giften en gaven zullen aannemen of hebben aangenomen. Het aanbieden van geschenken is dus dom!"
Toch wil Joekes het niet zo scherp slijpen dat je helemaal niets mag aanpakken. „Als iemand iets voor je doet mag je hem toch best een kistje sigaren geven? Maar wat ik verkeerd vind dat zijn de tientallen flessen whisky die tegen Kerst bij de Tweede Kamer worden afgeleverd om te worden uitgedeeld. Ik heb geweldig lopen tobben met die fles. Je kunt hem terugsturen, maar dat kost tijd en moeite. Ik had hem ook in de gootsteen leeg kunnen gooien... Uiteindelijk heb ik de whisky maar opgedronken".
GEWETENSCONFLICT
Joekes meent dat een kamerlid de schijn van beïnvloeding moet vermijden. Ook al is een vakantie op de Bahama's nog zo aantrekkelijk, volgens hem mag een kamerlid daar niet op ingaan. Wel ziet hij kamerleden die wat makkelijker zijn op dit gebied. „Die zeggen niet: Je moet met het minste niet beginnen. Zij hebben wat eigentijdsere opvattingen". Voor Joekes staat voorop dat bedrijven en organisaties niet moeten proberen Kamerleden in een gewetensconflict te brengen. „Als je niet oppast maken ze een mannetje met een reclamebord van je. Ze proberen je te gebruiken". Hij vindt echter dat dit niet betekent dat lobbyen niet mag. „Integendeel zelfs, iedere burger mag politici en ambtenaren benaderen, dat is een democratisch recht. Maar de methode moet wel goed zijn".
Toch valt het benaderen van politici voor veel bedrijven niet mee. Als ze hun problemen willen voorleggen stuiten ze vaak op onbegrip. Moeliker denkt dat dit komt doordat de politiek een wereld op zichzelf vormt. Veel politici leven volgens hem in een andere denkwereld. Zijn verklaring hiervoor is, dat veel kamerleden afkomstig zijn uit de onderwijs- en de ambtelijke sector en maar weinigen uit het bedrijfsleven. „Hierdoor is er in de politiek een grote onwetendheid over hoe een bedrijf in elkaar zit en waar je als bedrijf tegen aan loopt bij het uitvoeren van je taak. Er is een gebrek aan kennis. Door gesprekken tussen politici en mensen uit het bedrijfsleven zou dit wellicht kunnen verbeteren".
ZWARTE STROPDAS
Het gebrek aan deskundigheid bij politici van het bedrijfsleven is volgens Bennis iets van de laatste 20 jaar. „Daarvoor was een lidmaatschap van de Tweede Kamer een eindfase van een loopbaan. Als je het in het maatschappelijk leven ver had geschopt, dan werd je kamerlid. Dan droeg je een overhemd met een gesteven boord, een zwarte stropdas en een gestreept pak. Vroeger waren kamerleden niet van die specialisten, zoals tegenwoordig. Ze hadden meer een algemene kijk op de zaken, ze hadden een zekere wijsheid, een grote levenservaring en daarnaast vertegenwoordigden ze bijna allemaal belangengroepen. Het waren gepokte en gemazelde en door de wol geverfde bestuurders van vakbonden, het Groene Front (landbouworganisaties, HvdB), omroepen en werkgevers. Toen wisten kamerleden waar het in het bedrijfsleven om ging".
Tegenwoordig is dat echter niet het geval. „Nu is een Tweede-Kamerhd vooral iemand die aan het begin van zijn loopbaan staat en daardoor ontbreekt het bij velen aan bestuurlijke ervaring. Velen beschouwen het lidmaatschap van de Tweede Kamer als een opstapje naar een andere baan. Bovendien zijn er weinig kamerleden met een bedrijfsmatige achtergrond".
Bennis wijst voorts op het gevaar van het specialisme van kamerleden. „Er bestaat een kans dat ze het werk van de ambtenaren nog eens dunnetjes gaan overdoen en dat ze de grote lijnen uit het oog gaan verliezen. Dit neemt echter niet weg dat ik vind dat er veel kamerleden zijn die zeer goed weten waar ze het over hebben. Alleen moeten zede samenhang wel in de gaten houden".
GEZONDE RIVALITEIT
Deze kritiek op de Tweede Kamer -meestal gecombineerd met kritiek op het ambtelijk apparaat- is in ondernemerskringen vaker te beluisteren. Het wordt dan bovendien toegelicht met talloze voorbeelden. Wat vindt Joekes daarvan?
De liberale parlementariër veert van verontwaardiging even op van zijn stoel en zegt met stemverheffing: „De Kamer weinig kennis?" Al tijdens het terugzakken komt hij echter met zijn verklaring. „In Nederland bestaat er een gezonde rivaliteit tussen de politiek en het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven zegt dat de Kamer er niets vanaf weet. En de Kamer denkt dat het bedrijfsleven niet eens de moeite neemt om af te wachten hoe een bepaald besluit in de praktijk werkt. Bovendien doen wij het in de ogen van het bedrijfsleven toch bijna nooit goed. Dus ach...".
ZEUREN
Het bedrijfsleven moet er volgens Joekes rekening mee houden dat een wetgevingsproces langzaam moet verlopen. „Iedereen moet geraadpleegd worden, dat is het systeem van democratie. Sommige ondernemers hebben weinig begrip voor ons, die hebben zo ongelooflijk weinig fantasie dat ze niet weten wat wel en niet kan. Dat komt ook door hun andere achtergrond. Het zijn mensen die snel en verantwoord en met beperkte risico's beslissingen kunnen nemen, maar zulke mensen willen niet in de Tweede Kamer zitten, waar ze een stuk minder verdienen. Afgezien dan van degenen die het uit puur idealisme doen". Joekes zet in het kader van de gezonde rivaliteit nog één keer aan: „Als ondernemers kritiek hebben moeten ze zich directer met de politiek bemoeien en niet van een afstand staan te zeuren!" Initiatieven van bedrijven om die afstand te verkleinen juicht hij van harte toe. Lobbyisten vervullen daarbij in zijn ogen een nuttige rol.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's