Visserij betekende voor Hardinxveld belangrijke rijke bron van inkomsten
HARDINXVELD-GIESSENDAM - „Minstens twee in iedere schuit, hunkren naar een rijken buit. d' Eén, een riem in iedre hand, voert de schuit den juisten kant; d'Andre werpt het net in 't nat, dat hem soms om d'ooren spat. Want een drijver tuk op vangst, laat het drijven niet uit angst. Later voelt hij aan de lijn, of er visch in 't net kan zijn". Dit rijmpje staat te lezen in het onlangs verschenen boek "Hardinxveld en de riviervisserij". Dit interessante boekwerk is een jubileumuitgave van de Historische vereniging Hardinxveld-Giessendam.
In het ruim 400 pagina's tellende boek wordt een beeld geschetst van een bedrijfstak die in het verleden voor vele Hardinxvelders een voorname inkomstenbron was. Dit standaardwerk geeft de lezer niet alleen een beschrijving van het ontstaan en het verdwijnen van de Hardinxveldse visserijcultuur, maar ook onderwerpen als de vissersboot, de vis en het leven van de vissers zelf komen uitvoerig aan de orde.
Allereerst aandacht voor de visserij. Reeds in de zestiende eeuw werd op de rivier de Merwede gevist. Dit is vast komen te staan aan de hand van de rekeningenboeken van Arent de Jeude, die in die tijd heer van Hardinxveld en slotvoogd van Loevestein was. De Hardinxveldse vissers visten echter niet alleen op de Merwede, maar ook de Amer, het Hollands Diep, het Haringvliet en de Biesbosch behoorden tot hun visgebied.
Van oudsher was voor Hardinxveld de drijfnetvisserij de meest voorkomende vorm. Deze specifieke visserij dankt zijn naam aan het met de stroom laten meedrijven van de netten. De tegen de stroming opzwemmende trekvissen raken daarbij in de netten verward en worden vervolgens door de in de boot aanwezige vissers binnengehaald. De drijfnetvisserij werd voornamelijk uitgeoefend met grondnetten. Hierbij was het erg belangrijk dat de bodem van de dreven (de stukken viswater) vrij was gemaakt van obstakels. Rond het jaar 1900 verminderde de drijfnetvisserij, maar de ondernemende Hardinxvelders zochten een alternatief. En zij vonden dat in de schokkervisserij. Vakmanschap en ondernemingsgeest waren de beweegredenen die tot deze vorm van visserij geleid hebben.
Drijverschuit
De vissersboot die nodig was voor de drijfnetvisserij, noemde men de drijverschuit. Een scheepstype met een vlakke bodem, die vloeiend doorloopt in de platte voorkant met opgezette schijnsteven.
Een belangrijke scheepswerf was gebr. Van der Hoff in Den Bout, waar eerst drijverschuiten van hout en later ijzeren exemplaren werden gemaakt. Hardinxveld bezat een eigen model, de zogenaamde "Boutseboot". Rond 1915 beschikten de Hardinxvelders over zestig drijverschuiten, een aandeel van bijna 25 procent van het totale aantal dat op de Nederlandse rivieren werd gebruikt.
De Hardinxveldse riviervissers visten voornamelijk op de zogenaamde trekvissen. Trekvissen brengen een belangrijk deel van hun leven door in een totaal ander gebied dan waar ze zijn geboren. Ze trekken om te paaien van zout naar zoet water of omgekeerd. Tot deze groep vissen behoren onder andere de steur, zalm, houting, elft, fint, spiering en prik. De steurvisserij krijgt een afzonderlijke vermelding. Alleen al omdat Hardinxveld jarenlang de voornaamste steurmarkt was. Bij de steurvisserij ging het de vissers niet zozeer om het vlees van deze grote vis, maar vooral om de kuit, waar kaviaar van werd gemaakt.
De steur werd voornamelijk op het Hollands Diep en het Haringvliet gevangen. De laatste steur werd in 1952 gevangen, een exemplaar van 2,6 meter en een gewicht van ruim 200 pond.
In het hoofdstuk over het leven van de vissers zelf. gaat het niet direct om de vissers tijdens de uitoefening van hun vak, maar vooral om het leven op en aan de dijk, het wonen en het sociale leven. Vele vissers woonden in kleine huisjes aan de kronkelende dijk. Deze huisjes bestonden uit niet veel meer dan een kamer met bedstee, een zoldertje en een aangebouwd klompenhok. Achter of naast het huis bevond zich nog een apart bouwseltje. Dit noemde men 'de plee".
Zaterdagavond was voor de vissers de praatavond. Men kon ze dan in groten getale aantreffen op de hoek bij het café de Drie Snoeken. Omdat de meeste vissers verwoede pruimers waren, kon het pruimesap wel eens 'hoog' komen. In dit verband vermeldt de geschiedenis een aardige anekdote. Wat gebeurde er? Op een zaterdagavond wandelde burgemeester Van Aken zwijgend maar oplettend langs de vissers. Deze verwachtten, dat hij zijn schoenen in het pruimensop zou 'overhalen'. In de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad diende Van Aken een voorstel in voor een wijziging van de politieverordening, om de kringetjesspugers te verbieden op die plaats samen te komen. De gemeenteraad ontraadde de burgemeester deze maatregel ten sterkste, daar hier sprake was van een heel oude traditie.
Ondergang
Ten slotte nog aandacht voor de ondergang van de visserij. Als oorzaken worden genoemd; overbevissing, het onbereikbaar worden van de paaiplaatsen en de waterverontreiniging. Ook de toename van het scheepvaartverkeer en de opkomst van de sportvisserij worden gememoreerd.
De riviervisserij die rond de eeuwwisseling zijn hoogtepunt kende, is niet meer. De steeds voortschrijdende ontwikkeling van de samenleving, het blijvend verlangen naar steeds meer en steeds beter, bracht de visserij de nekslag.
Nooit meer zullen we de drijverschuiten zien uitvaren. Nooit meer zullen we de vissers over het wijde water een psalm of een ballade horen zingen. Daarom is het goed dat de historie, die vastgelegd is in dit boek dat aan de vergeteldheid is ontrukt.
Het boek is verkrijgbaar bij het Historisch Informatie Centrum Buitendams 4 (elke zaterdagmorgen van 10.00 12.00 uur) voor 45 gulden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's