Arabische kinderen dromen over de laatste, beslissende slag tegen Israël
"Over de grens ": een boek om de intifada beter te begrijpen
JERUZALEM - Er zijn Israëliërs die —uit liefde voor hun land— vinden dat Israël moet blijven heersen op de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Er zijn andere Israëliërs die —eveneens uit liefde voor hun land— vinden dat Israël zich spoedig terug dient te trekken. Vele schrijvers horen tot deze laatste categorie. De in 1954 geboren David Grossman, een nieuwe ster aan het Hebreeuwstalige firmament, is een van hen. Hij wijst in zijn boek "Over de grens" op aangrijpende wijze op de zware prijs die joden en vooral Arabieren voor deze bezetting betalen.
Die prijs is volgens hem tè zwaar. Toen ik het boek las dacht ik aan de woorden van professor Itzahak Galnoor van de Hebreeuwse Universiteit, die hij enkele maanden voor het begin van de intifada (het snel ingeburgerde woord voor "Palestijnse opstand") uitsprak. „We regeren nu twintig jaar over een ander volk en dat heeft een vernietigende invloed op ons. Niets is gevaarlijker voor de toekomst van Israël als de voortduring van de bezetting, hoe je het ook bekijkt. Het mag goed zijn voor onze veiligheid, maar het zal fataal worden voor onze morele positie", zo meent hij.
In het voorjaar van 1987 kreeg David Grossman opdracht van het Hebreeuwse weekblad Koteret Rasjiet naar de westelijke Jordaanoever te gaan, omdat liet twintig jaar geleden was dat de Zesdaagse Oorlog plaatsvond. Hij verbleef daar zeven weken en sprak met velen. Zijn ondervindingen werden in het blad en in een boek getiteld "De gele tijd" gepubliceerd.
Het boek, dat in Israël met meer dan 50.000 exemplaren een bestseller werd. veroorzaakte grote ophef. Het indrukwekkend verslag verschijnt dezer dagen ook in tal van Europese landen. Uitgeverij Veen te Utrecht heeft het boek in de Nederlandse taal onlangs uitgebracht onder de titel "Over de grens"(prijs ƒ 26,90).
Meeslepend
Het verschil tussen de talrijke boeken over het Palestijns-Israëlisch conflict en dit boek is dat het geen droge politieke beschouwingen of veelgehoorde commentaren van leiders bevat, maar het relaas van de gewone Palestijnen. Grossman, die zelf Arabisch spreekt, tekende hun gevoelens op meesterlijke wijze op. Deze gevoelens zijn dikwijls doordrongen met een diepe haat jegens Israël. Het boek geeft inzicht in de gedachtenwereld van hen die een half jaar later met stenen gooiden en autobanden in brand staken. Grossman weet niet of de intifada de verkoop van zijn boek heeft gestimuleerd. Wel zegt hij: „Mijn boek helpt de intifada beter te begrijpen".
Op een meeslepende wijze voert Grossman de lezer onder meer naar een peuterschooltje in een vluchtelingenkamp, een ontmoeting met Goesj-Emoeniem-leden, een rooms-katholieke universiteit in Bethlehem, een dorpje dat in tweeën gesplitst is door de Groene Lijn (en waar geen fysieke, maar wel een psychologische grens is), een rechtzaal in Nabloes, de Allenbybrug en naar de tragische begrafenis van Ofra Moses, de vrouw uit de nederzetting Alfei Manasje die verbrandde nadat de auto door een molotov-cocktail was getroffen. En voor wie het nog niet duidelijk is: Grossman bewijst weer eens dat de Israëliërs heel goed in staat zijn tot kritische zelfbeschouwing. Ze hebben daar echt geen betweterige buitenlandse politici voor nodig.
Lyrische droom
In de eerste hoofdstukken van het boek toont de auteur ons het vluchtelingenkamp Deheisja bij Bethlehem. Bij deze Palestijnen," die in erbarmelijke omstandigheden wonen, treft hij een grote mate van onverzoenlijkheid aan. Er bestaat een hevige, lyrische droom over de terugkeer naar de plaatsen in Israël (binnen de 'Groene Lijn', de grenzen van Israël voor 1967), waar hun ouders of grootouders veertig jaar geleden uit wegvluchtten.
Aan een van de meisjes uit het kamp vraagt de schrijver waar ze vandaan komt. Ze komt uit Lod, de plaats vlak bij Israels nationale luchthaven Ben Gurion Airport. „Ze is zestien. Ze vertelt me, giechelend, van de schoonheid van Lod. Van haar huizen, die groot waren als paleizen. En in elke kamer een handgeverfde karpet. En het land was prachtig en de lucht was altijd blauw", schrijft Grossman.
Hij stelt de vraag: „Heb je Lod bezocht?" „Natuurlijk niet". „Ben je niet nieuwsgierig om het nu te zien?" „Alleen als we terugkeren", is het antwoord.
In haat opvoeden
In de peuterspeelzaal van het kamp, dat lijkt op een bunker en geen elektriciteit of ramen heeft, spreekt Grossman met twee jonge onderwijzeressen. Een van hen gaat binnenkort trouwen. Haar huis zal gebouwd worden op dat van haar ouders, in het kamp. Hij vraagt of ze niet naar een betere plaats zou willen verhuizen. „Alleen naar mijn vaderland. Zelfs al zouden ze me een paleis aanbieden". Ze gelooft niet dat Jasser Arafat zal helpen terug te keren naar haar dorp. „We zijn tegen Arafat, omdat Arafat vrede wil. We willen een oplossing door geweld. Wat door geweld genomen werd zal teruggenomen worden door geweld. Alleen zo".
Even later staat een klein ventje op die een soort gele plastic stok in zijn hand houdt en op Grossman schiet. „Wie wil je doodschieten", vragen de onderwijzeressen glimlachend als twee moeders die trots zijn op een bijdehand kind. ; Met hun lippen maken ze met hem het antwoord: „Joden". „Vertel )hem nu waarom", bemoedigen ze de tweejarige kleine. „Omdat de joden mijn oom wegnamen", zegt hij. „'s Nachts kwamen ze binnen en stalen hem uit zijn bed, dus nu slaap ik steeds hij mijn moeder".
Grossman vraagt de twee of het verstandig is ze in haat op te voeden. „Kun je het misschien niet op een andere manierproberen?" „Er is geen andere manier", antwoorden beiden.
Alles of niets
De antwoorden laten zien hoe gecompliceerd het probleem met de Palestijnen is. De Palestijnse leiders zullen in de toekomst misschien overgaan tot een expliciete erkenning van Israels bestaansrecht binnen veilige grenzen. Maar hoe staat het met de Palestijnse massa's?
Zullen zij bij een vredesregeling ooit genoegen nemen met een Palestijnse staat (als die er ooit komt), die alleen de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook omvat? Voor deze vluchtelingen geldt „alles of niets": of een ellendig leven in een kamp of de terugkeer naar de plaatsen in Israël. Een compromis is er niet. Daarom hangen vele Palestijnen niet Arafats El Fatah aan, maar extremere groeperingen binnen of buiten de Palestijnse Bevrijdingsbeweging PLO, die van een politieke dialoog niets moeten weten.
"De gele wind"
Een ander voorbeeld in het boek stemt nog droefgeestiger. In de Amerikaanse editie heet het boek "De gele wind". Deze titel is ontleend aan het verhaal van een oude man. Abu Harb, de 85-jarige dorpsoudste van Wadi Alfukin. De bewoners van dit dorpje werden in 1948 vluchteling. Na een vluchtelingenbestaan van 24 jaar op de westelijke Jordaanoever kregen zij. als enigen, opeens toestemming terug te keren naar hun voormalig dorp. De autoriteiten wilden dat ze binnen een maand hun huizen opbouwden, vertellen ze.
De schrijver stelt „misschien de belangrijkste" vraag: „De Israëliërs brachten jullie terug naar je dorp'. Haten jullie hen nu minder?" Dan regent het klachten. Ten slotte vertelt Abu Harb over de gele wind. de "rih asfar". de wind die komt van de poort van de hel. een hete en verschrikkelijke oostenwind, die eens in een paar generaties komt en die de wereld in brand zet. De mensen zoeken beschutting voor zijn hitte in holen en spelonken, maar zelfs daar vindt hij wie hij zoekt, zij die wrede en onrechtvaardige daden gedaan hebben, en daar, in de scheuren in de rotsen, vernietigt hij hen, één voor één. De toespeling die de oude Arabier maakt is duidelijk: de Israëliërs zullen hun straf niet ontlopen.
Ondanks de vijandigheid tussen de beide bevolkingsgroepen bestaat er economische afhankelijkheid van elkaar: de Westoever en de Gazastrook zijn in de loop der jaren steeds meer in Israels economie geïntegreerd. Vele Palestijnse arbeiders werken binnen de "Groene Lijn".
Op een avond bezoekt de auteur met een Israëlische Arabier (een Arabier die binnen de Groene Lijn woont en het Israëlische staatsburgerschap heeft) een industrieterrein bij de stad Tel Aviv. Hier verkeren, weggescholen in de fabriekshallen, tientallen of misschien wel honderden werknemers uit de omstreden gebieden. Hun verblijf binnen de Groene Lijn is 's nachts illegaaL als de grenspolitie hen pakt wacht hen gevangenisstraf en slaag. Maar deze Palestijnen kunnen de dagelijkse gang naar de Westoever of de Gazastrook niet maken omdat ze te veel uren werken.
In een van de fabriekshallen ontmoet Grossman een groep Arabische werknemers. Ze zijn eerst schuchter: hij kan immers een agent zijn. Grossman schrijft dat er een zwart-wit tv op een plank staat, met een verwrongen beeld. Het is moeilijk te zeggen wat het laat zien. De werknemers kochten de televisie uit eigen zak, iedereen droeg bij. Ze kochten ook een antenne en vroegen de baas om toestemming deze op het dak te zetten om de kwaliteit van het beeld te verbeteren. Hij weigerde. Ze slapen tussen stapels ruwe materialen van de fabriek. Grote muizen rennen rond. onbevreesd. „De hele tijd dat we daar waren hoorden we een constant, vervelend geluid: drie dagen eerder was het alarm van de fabriek onklaar geraakt. Sindsdien schalt het zonder te stoppen. Vierentwintig uur per dag. hoewel de baas beloofd heeft iemand te brengen om het te repareren", schrijft Grossman.
Pop geconfisqueerd
Hij geeft ook een beschrijving van de Allenby-bridge. de brug over de Jordaan die de Westoever met Jordanië verbindt. De Arabieren worden alvorens ze op Israëlisch grondgebied worden toegelaten, aan een uitgebreid onderzoek onderworpen. Meer dan eens hebben ze geprobeerd wapens of explosieven naar binnen te smokkelen. Maar de manier waarop het onderzoek plaatsvindt, wakkert volgens Grossman de haat alleen maar aan.
Een voorbeeld. Een reservist vertelt de auteur dat hij een veiligheidscheck uit moest oefenen op een Arabische vrouw met haar drie jaar oude dochtertje. Het meisje hield een plastic pop vast. Maar speelgoed moet worden geconfisqueerd. Er kan immers springstof of een wapen in zijn verborgen. Ook is het verboden elektrische of houten voorwerpen, cosmetica, of iets waarop iets geschreven is zoals plastic winkeltassen of T-shirts) mee te nemen.
De reservist vertelt: „Omdat het een rustige en ontspannen dag was, besloot ik de pop uit elkaar te halen om zeker te weten dat zij 'schoon' was en het meisje toe te staan haar mee te nemen. Ik nam voorzichtig het mechanisme uit elkaar dat „Mama" zegt, de handen en de voeten, de maag en het hoofd. De soldaten om mij heen staken de gek met mij. Ze noemden me een „Peacenik". Er was niets in de pop. Ik zette de pop weer in elkaar en wilde haar teruggeven aan het meisje. Toen kwam de commandant van de brug eraan en vertelde me haar te confisqueren. Ik legde hem uit dat de pop niet gevaarlijk was. Maar hij stond erop. Het meisje huilde verschrikkelijk en haar moeder verdedigde zich met tranen in haar ogen. De commandant zei: „We kunnen geen uitzondering maken". De pop werd geconfisqueerd".
Dromen
De invloed van het conflict op kinderen wordt besproken in een hoofdstuk over een onderzoek van de Hebreeuwse Universiteit. In het onderzoek werden dromen van Arabische en joodse kinderen in verschillende delen van de westelijke Jordaanoever en Israël geanalyseerd. Zeventien procent van de dromen van joodse kinderen gaat over ontmoetingen met Arabieren. Dertig procent van de dromen van de kinderen van het Palestijnse vluchtelingenkamp Kalandia gaat op de een of andere manier over een ontmoeting met joden. Volgens de psycholoog dr. Bilu, leider van het onderzoek, betekent dit dat deze Arabische kinderen op geobsedeerde wijze betrokken zijn bij het conflict.
In de 328 dromen over ontmoetingen met iemand van "de andere kant' wordt de ander niet geïdentificeerd met een naam. De beschrijvingen van de ander zijn gestereotypeerd: ze worden aangeduid met hun etnische identificatie als "jood", "Arabier" of "zionist" of met geladen termen als "de terroristen" of "de onderdrukkers". De kinderen van Kiryat Arba (de stad van joodse kolonisten bij Hebron) associëren de Arabieren vaak met criminaliteit. „Ik woonde in een Arabische stad, vol criminelen", schrijft een elfjarige. Een andere: „Ik ging een kruidenierswinkel binnen en een Arabier en een gangster vielen me daar aan".
Laatste, beslissende slag
De Arabische kinderen dromen, vaak over de laatste, beslissende slag, waarin de Arabieren (in het wit gekleed) de joden (in het zwart gekleed) verslaan. De dromen van, de kinderen van het Kalandia-kamp? duiden op gebrek aan gevoel van veiligheid. Een jongetje droomt dat "het zionistisch leger" zijn huis omgeeft en naar binnen breekt. Zijn grote broer wordt naar de gevangenis gebracht en daar gemarteld. „De soldaten gaan door het huis te doorzoeken. Ze gooien alles in het rond, maar ze vinden niet de persoon die ze zoeken (de dromer zelf). Ze verlaten het huis, maar keren terug, geholpen door een buurman die verrader is. Deze keer vinden ze mij en mijn familieleden, nadat we ons allen uit angst in de kast hadden verstopt".
De meerderheid van de interacties in de dromen zijn gewelddadig en agressief en eindigen in de dood. De dromen bieden geen ontsnapping of verademing, schrijft Grossman. Hem valt een „bijzonder interessant" maar treurig feit op: „Tussen de enkele duizenden dromen van joodse en Arabische kinderen is er niet een die wijst op een verlangen naar vrede".
Kanttekeningen
Grossmans boek "Over de grens" ligt ook bij de Nederlandse boekhandels. Wellicht zal deze schrijver in de toekomst even bekend worden als Amos Oz of A. B. Yehoshua. De lezer doet er wel goed aan de boodschap van dit indringend boek waar nodig te relativeren: niet alle Palestijnen werken zestien uur per dag voor een uurloon van drie gulden. Niet allen wonen in krotten in de kampen. De Arabische wijken in Jeruzalem bij voorbeeld bestaan voor een groot deel uit kolossale prachthuizen.
Ook dient het schrijnend probleem dat Grossman schildert in de brede context te worden gezien. Het is goed te beseffen dat de bezetting Israël in zekere mate is opgelegd: vooralsnog is het onmogelijk zich terug te trekken wil men de veiligheid van de Israëliërs en van de Palestijnen (die onderling weinig verdraagzaamheid tonen) niet in gevaar brengen.
De lezer dient ook in gedachten te houden dat de Palestijnen in hun "alles-of-niets"-mentaliteit niet naar de onderhandelingstafel zijn gekomen om over een verbetering van hun toestand te praten. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Shultz is dit jaar al vier keer in Israël geweest. Zijn vredesplan behelst een tegemoetkoming in hun nationale aspiraties. Maar op zijn herhaalde uitnodigingen om met hen te praten gaven ze geen thuis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1988
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's