Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Fraaie boeken beschrijven in letters en beelden ontstaan'en ontwikkeling van de schrijfkunst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Fraaie boeken beschrijven in letters en beelden ontstaan'en ontwikkeling van de schrijfkunst

Over Soemerische kleitabletten, middeleeuwse handschriften en Sowjetpropaganda

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit artikel is niet eerst met een beitel gegrift in een kleitablet, noch met een rietpen op perkament geschreven. Het is ook niet met een kroontjes- of kogelpen op houtvrij papier neergepend of uit een oude Remington met het QWERT-alfabet geramd. Het is gewoon —maar zo gewoon is dat niet— geschreven (?) op toetsenbord en beeldscherm van een tekstverwerkingssysteem. Het had anders gekund, want vijftig eeuwen lang hebben ze 'het' schrift zonder zo'n kijk- en schrijfhuis op schrift moeten stellen. Dat leren ons enkele recente boeken over (de geschiedenis van) het schrijven.

Wij doelen eerst op "Van beitel tot vulpen", waarin door Donald Jackson "De geschiedenis van het schrift" wordt weergegeven, en op "50 eeuwen schrift", een inleiding tot de schrifthistorie door Ben Engelhart en J. W. E. Klein. Schriftgeleerden kennen in elk geval het laatste boek; dertig jaar geleden verscheen het voor het eerst, maar deze uitgave is sterk gewijzigd.

Ook "Van beitel tot vulpen" is niet helemaal 'vers', al verscheen het boek pas eerder dit jaar bij Gaade Uitgevers in Veenendaal. Het uit het Engels vertaalde werk werd in 1980 uitgegeven met als sponsor de Parker Pen Company in Londen. Van deze "Story of Writing" kwam in 1981 in ons land de vertaling uit en de tweede druk van 1988 lijkt ongewijzigd. Het boek is ontstaan uit vier films over het alfabet en de historie van het schrijfwezen, gemaakt voor genoemde pennenfabrikant. Het resultaat is een fraai, gebonden boek met veel foto's en tekeningen in kleur en zwart-wit. In 176 bladzijden wordt getracht, 5000 jaar schrijf-historie vanaf de Soemerische kleitabletten en de Egyptische hiërogliefen tot de komst van de typemachine weer te geven.

•Het boek kost 49,50 gld. Daarvoor krijgt men elf hoofdstukken over het ontstaan van het alfabet, de Romeinse en middeleeuwse schrijfkunst, de Karolingische minuskel, de schrijver en drukker vanaf de 15e eeuw, de schrijfmeesters in de 17e eeuw en het in koper graveren, het tijdperk van de machine en het schrift als schone-kunstvorm (kalligrafie). Jackson biedt ons een goed inzicht in de schrijfmaterialen, de ontwikkeling van de letters, de aanvankelijke bezwaren tegen de komst van de schrijfmachine en zo meer. Die komst was natuurlijk een enorme revolutie na de vulpen die in principe weinig verschilde van de rietpen der oude Egyptenaren.

In 1889 schreef een verontruste klerk, Warrell, dan ook: „Dit jaar doen vele geruchten de ronde over de komst van een machine, een zogeheten TypeWriter, die de schrijver geheel zal vervangen. Ik heb het ding aan het werk gezien en de dame die het bediende, vertelde me dat ze er 40 folio's per uur mee kan maken". Nu, één eeuw later, zou deze kantoorklerk zich helemaal geen raad geweten hebben met terkstverwerkers, elektronische media e.d. Wie deze ontwikkelingen zuiver vanuit het (hand)schrift bekijkt moet de teloorgang van het persoonlijke, sierlijke schrift —eerst duidelijk, dan snel...— wel betreuren. Want digitale letters en computerschrift kunnen, ook als ze in folders van postorderbedrijven soms verrassend op handgeschreven brieven lijken, niet het unieke van ieders afzonderlijk karakter-in-schrift vervangen.

Jacksons boek, met fraaie reprodukties van middeleeuwse miniaturen, boeken en schilderijen, heeft in de keuze der voorbeelden en teksten geheel een Engelse achtergrond, maar voor de schrift-historie van vele eeuwen en beschavingen maakt dat weinig verschil. Een mooi boek.

Ook digitalen

"50 eeuwen schrift" van Engelhart en Klein is soberder van opzet. Deze genaaid gebrocheerde uitgave van 224 blz. bevat wel meer dan 100 tekeningen en zwart-wit foto's, kost 27,50 gld. en is een produkt van Aramith Uitgevers in Amsterdam. In 1957 verscheen het als Prismaboek en J. W. E. KLein nam de herziening voor zijn rekening. Ben Engelhart is dezelfde als Bruno Ernst, die voor Aramith diverse boeken schrijft over Escher-achtige wiskundige figuren en opmerkelijke natuur(kundige) verschijnselen als holografie. Engelhart en Ernst zijn beide schuilnamen van de Utrechtse wiskundige J. A. F. de Rijk. Engelharts boek is niet alleen dikker, maar ook grondiger dan dat van Jackson, al wordt ook hier niet naar volledigheid gestreefd. Maar in het hoofdstuk "De laatste honderd jaar" nemen Engelhart en Klein wèl de ontwikkeling van het digitaal schrift en de computer op, terwijl Jackson daarvóór al stopt. Bij Engelhart vinden we ook geen afzonderlijk hoofdstuk over het schoonschrijven. Hij begint niet met Soemerië (het oude Tweestromenland, veelal de bakermat der schrifthistorie genoemd), maar met het verschil tussen de schriftloze en de schrijvende culturen en de vraag, wat schrift nu eigenlijk is.

Pictogram

Vrij diepgaand worden zaken als het pictogram (thans nog bekend van de borden op onze stations die telefoon, toilet, bloemenkiosk, restauratie en lectuurstal aanduiden), het alfabet, het pseudo-alfabet (Egypte) en het consonantenalfabet (Phoenicië) behandeld. Maar ook het schrift van het oude India, China, de teksten bij de Paaseiland-beelden, Oegaritisch spijkerschrift en vele andere typen. Uiteraard zijn er afzonderlijke hoofdstukken over Romeinse inscripties.

Omslag van het Sowjethoek over reclame en propaganda onder Lenins NEP. Boven: reclame voor boeken (knigi) in de agit-propstijl. Onder: affiche van D. Boelanov uit 1926 over de aantrekkelijkheid van reclame op trams. de vele varianten van het middeleeuwse manuscript, het zogeheten humanistische schrift van de Renaissance in Italië, de gothische letters als uiting van de vroege boekcultuur en de ontwikkeling van de drukletter sinds Gutenberg (èn L. J. Coster, zo moeten wij er chauvinistisch aan toevoegen).

Beide boeken over het schrift zijn de moeite waard, maar Engelhart mikt op lezers die meer willen weten over achtergrond en ontstaan, terwijl Jackson wat vlotter schrijft over deze zaken zonder al te zeer in details te treden. Beide boeken noemen ook literatuur, maar de bibliografie van Jackson is, nogal dwaas, geheel iiiet aangepast aan de Nederlandse situatie. Zijn boek heeft wel een register, dat bij Engelhart ontbreekt. Maar de ware schrift-liefhebber zal zich wellicht beide boeken wensen. Terecht, want in onze tijd van beeldcultuur mag de kennis van de letter niet verloren gaan. Het plaatje is mooi, maar een middeleeuwse unciaal of het kunnen lezen van de Codex Aureus, het Book of Kélls of de getijdenboeken van vrome monniken schenkt (mij) meer bevrediging dan het kijken naar teletekst en het printen van een digitaaltekst.

Tekst en beeld

Nu hebben het schrift en het beeld natuurlijk veel met elkaar te maken; het woord 'beeldschrift' geeft dat al aan. Tekst en afbeelding raken elkaar in het boek "Om een lang verhaal kort te maken". Dat boek staat voor het "Schrijven en vormgeven van teksten voor het museum". Auteurs ervan zijn Charles Jongejangs, Ferry Jongbloed en Marianne Eibers en uitgever is weer Gaade te Veenendaal (96 blz., veel illustr., 35 gld.). Het boek werd eerder dit jaar op een studiedag over "Teksten in musea" gepresenteerd aan prof. Wim Crouwel, directeur van Museum Boymans-Van Beuningen en grafisch vormgever.

Mede-auteur Jongejans onderzocht namens het ministerie van WVC bij zo'n zestig musea de presentatie van hun bezit op inhoud (tekst) en typografie. Het resultaat was niet om hem geestdriftig ' te maken; er mankeert van alles aan de museale toegankelijkheid voor het publiek. Daarom is dit boek een handleiding voor museumconservatoren: hóe maak ik mijn exposities zo duidelijk mogelijk.' In vier hoofdstukken kunnen zij, maar ook anderen die met tekst, leesbaarheid, presentatie enzovoort te maken hebben, veel van hun gading vinden. Begonnen wordt met de tekstbehandeling in Nederlandse musea. Daarna volgen stukken over "Voorwerp of verhaal?", de typografie en een overzicht van lettersystemen.

Grafisch vormgeven

wie regelmatig musea binnenloopt, weet dat er aan de teksten bij de voorwerpen vaak van alles mankeert. Ze zijn veel te beknopt of veel te lang, onduidelijk leesbaar of ongelukkig aangebracht zodat men bij elk schilderij eerst een kniebuiging moet maken of zijn neus bijna op de lijst moet drukken. Ze zijn soms te summier of gewoonweg onjuist of ze hangen bij het verkeerde voorwerp. Er is dus heel wat te doen aan 'verkooptechniek' van wat een museum graag aan zoveel mogelijk mensen wil tonen. Dit 'werkboek' lijkt me daarvoor een goed instrument, met paragrafen over leesafstand, letterspatie, kopregels, keuze van belettering en nog zoveel meer om beeld en schrift nader bij de kijker/lezer te brengen. Dat werk van een grafisch vormgever vinden we ook treffend weergegeven in de publikaties van de GVN, waarin de Nederlandse grafische vormgevers zich verenigen. Elk jaar wordt uitgezien naar de speciale GVN-uitgave, die als visitekaartje van deze ontwerpers geldt. Zo is het boek "Grafisch Vormgevers Nederland 1987" (109 pagina's, zo'n duizend illustraties in vier kleuren, het werk van 150 GVN-leden, 49,50 gld.) voor liefhebbers van boekontwerpen, belettering en vormgeving een verplicht nummer. Het biedt informatie (in tekst) over de GVN-leden en ereleden, over hun vormgeefwerk (in beeld), over de huisstijlen van diverse firma's, folders en reclamebrochures voor kaas en chips (hard- en software-Industrie), opmaak van kranten en bladen.

Krantengelaat

Aardig voor ons is ook het afgebeelde werk van Niko Spelbrink (bureau Premsela Vonk). Spelbrink leverde de basisvormgeving voor kranten als het Friesch Dagblad, De Typhoon en de Arnhemse Courant en werkte ook aan de opmaak van het RD (al kon het resultaat zijn opdrachtgevers niet bevredigen). Wie bladert in dit GVN-boek, komt veel vormgeving tegen die hij mooi vindt, maar minstens evenveel zaken die hem volstrekt niet aanspreken. In elk geval is er keuze genoeg uit deze 150 leden in hun fraaie ringband op A4-formaat, al worden de 1000 afbeeldingen uiteraard klein weergegeven.

Vormgeving, design, ontwerpen: voor ons gevoel heeft het veel te maken met luxe, weelde, kapitalisme. Maar hoe in een geheel andere wereld dan de onze vorm werd gegeven aan idealen en propaganda kunnen we lezen in het kleurrijk uitgegeven grote boek "Sovjetreclame en propaganda in de jaren twintig" door M. Anikst, J. Tsjernevitsj en N. Barburina. Het boek van 144 bladzijden is een uitgave van Gaade en kost 69,50 gulden. Na een inleiding van nog geen 30 bladzijden biedt het foto's met beknopte toelichting. "Reclame is commerciële propaganda" was de leuze van de agit-propstijl in de jaren twintig.

Sowjet-reclame

Men sprak op ferme toon en in gebiedende wijs de consument aan en de propaganda zat niet alleen in der zinsbouw, maar ook in de grafische vormen: dynamische, diagonaal opgebouwde krachtige composities. Natuurlijk komen we in de reclame ook het Sowjet-realisme van de beeldende kunst tegen. Die lijkt soms aardig op het nazi-realisme. Het zijn onwerkelijk krachtige mannen als helden, onwezenlijk mooie blonde arbeidsters als modelvrouwen en heldinnen van het moederschap. Maar in de propaganda en reclame zit meer variatie dan wij geneigd zouden zijn aan te nemen. Dat de kleur rood domineert ligt voor de hand. Dat de tekst ook belangrijker is dan de afbeelding is ons niet echt vreemd. In de Sowjet-typografie wordt nog steeds veel ontleend aan de vroegere vormgeving: geometrie, rechte lijnen, grove lettertypen. Ook nu geldt nog het woord van Majakovski, die in zijn tijd een zeer vooruitstrevend kunstenaar was, dat reclame gewoon commerciële propaganda is. De 'grap' bij dit alles is wèl, dat veel waarvoor in het Sowjetrijk van Lenin en Stalin reclame werd gemaakt voor de consument bepaald niet algemeen verkrijgbaar was. Dat is ook nu nog vaak het geval. De etalages vol kleding en elektronica zijn schouwvensters, maar het uitgestalde is onbereikbaar. Het ontbreekt in hoeveelheid of het is gewoon onbetaalbaar. De grondslag van het communisme is ook niet van dien aard dat de staatsbedrijven veel reclame voor hun produkt moesten of wilden maken. Omzetvergroting met winstoogmerk was niet het streven.

Wie een analyse verwacht van de verschillen in opzet en doel tussen reclame in de Sowjet-Unie en de VS komt bedrogen uit. Dè auteurs beperken zich tot de jaren twintig van Lenins NEP (nieuwe economische politiek) en ze schrijven nog niet onder invloed van de (tijdelijke?) liberalisering van Gorbatsjov. Een goede Nederlandse inleiding bij dit Sowjetboek had niet mogen ontbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1988

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Fraaie boeken beschrijven in letters en beelden ontstaan'en ontwikkeling van de schrijfkunst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1988

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's