Joden en Arabieren vreedzaam aan de studie op Martin Buber Instituut
„Het probleem is dat iedereen slechts oog heeft voor eigen lijden'
JERUZALEM - Tijdens de Palestijnse opstand zijn de 150 joodse en Arabische studenten van de oeipan (talenschool) van het Martin Buber Instituut van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem gewoon voor hun lessen komen opdagen. Het doel van de studenten is niet alleen de taal van de ander te leren maar ook „een dialoog te voeren en naar wegen van samenwerking, verzoening en wederzijds begrip te zoeken", aldus Kalman Yaron, de directeur van het Martin Buber Instituut. Hij voegt eraan toe: „En dit bemoedigt ons".
De joden die zich het Arabisch trachten eigen te maken worden vooral gedreven door ideologische motieven. De Arabieren hebben vooral praktische beweegredenen: werk en studie bieden vaak meer perspectief als ze zich het Hebreeuws meester zijn. Door de economische integratie van de Westoever en Oost-Jeruzalem in de Israëlische maatschappij zien steeds meer Palestijnen uit deze gebieden de noodzaak van de studie in.
Yaron begon na de Zesdaagse Oorlog van 1967 met dit werk, toen de joodse en Arabische delen van de stad net waren herenigd. In zijn boekje "Van Via Doloroso tot de Scopus Berg" schrijft Yaron over zijn ontmoeting met moeder Aline, hoofd van het katholieke convent "Ecco Homo" in de Oude Stad van (Arabisch) Jeruzalem. In haar visie moest het convent gaan dienen als brug tussen West-(joods) en Oost-Jeruzalem (Arabisch). Ze zei: „Hoewel de fysieke grenzen die deze twee volken scheidden neergehaald zijn, blijven de geestelijke barrières nog bestaan. Voortaan zullen de twee naties naast elkaar moeten leven, of ze willen of niet".
Je hele leven studeren
Het feit dat de nonnen zich niet met politiek bezighouden, bood mogelijkheden: „Wij, die joden noch Arabieren zijn, kunnen onze handen naar ieder van hen uitstrekken en trachten hen bij elkaar te brengen".
Zo werd het convent opengesteld voor de Arabisch-Hebreeuwse talenschool, die door honderden studenten bezocht werd.
Maar onder druk van de Rooms-Katholieke Kerk moest ze enkele jaren later het werk stopzetten. De talenschool verhuisde naar de berg Scopus, waar de Hebreeuwse Universiteit gevestigd is. Het gebouw waarin de school werd gehuisvest kreeg de naam van Martin Buber. Deze in 1965 overleden joodse filosoof beijverde zich voor goede relaties tussen joden en Arabieren.
Buber vond ook dat de mens zijn hele leven dient te blijven studeren. Dit idee wordt in het instituut ook verwezenlijkt: volwassenen —waaronder gepensioneerden— kunnen hier hun universitaire studies beginnen of vervolgen.
Vertekend beeld
Op het Martin Buber Instituut vinden formele en informele ontmoetingen tussen joden en Arabieren plaats. Formele ontmoetingen zijn bij voorbeeld lezingen waarin bepaalde aspecten van het conflict behandeld worden. Informele ontmoetingen zijn de ontmoetingen in de theepauzes tussen de lessen in.
Yaron hecht heel veel waarde aan de ontmoetingen. „Het probleem is dat iedereen zijn eigen lijden ziet en zich niet bewust is van het lijden van de ander. Normaal is het zo dat, als je lijdt, je niet in staat bent dé ander te begrijpen. Je herinnert je alleen wat de ander jou aandeed, maar je weet niet wat voor pijn je bij hem veroorzaakte. In onze dialoog, waarin we ook vooroordelen en irrationeel gedrag behandelen, willen we over dit soort dingen praten".
Hij benadrukt dat zijn instituut niet de enige organisatie is die zich inspant voor de goede relaties tussen de beide volken. Maar er wordt weinig aandacht aan besteed, omdat de media zich interesseren voor andere zaken. Zo ontstaat volgens hem een vertekend beeld van Israël. „Het lijkt alsof er een strijd gaande is tussen David (de Palestijnen) en Goliath (Israël). Daarom mogen de Palestijnen ook met stenen gooien. Israël wordt voorgesteld als zeer barbaars en inhumaan. Maar de situatie is natuurlijk veel complexer dan het lijkt. Soms -maar niet altijd- is het beeld dat van Israël gegeven wordt vervormd door antisemitisme", zegt hij.
Geen vreemdelingen
Een van de redenen dat het tot zo'n uitbarsting onder de Palestijnen heeft kunnen komen is dat de Palestijnen niet bang zijn voor Israël. In vergelijking met andere landen in het Midden-Oosten is Israël mild opgetreden. „Want het zou onmogelijk zijn in een Arabisch land zo'n opstand te hebben zonder dat er een hele zware prijs wordt betaald", zegt hij, verwijzend naar het optreden van de Jordaanse koning Hoessein tegen de Palestijnen in 1970 en dat van de Syrische president Hafez alAsad tegen de moslimbroeders in Hama in 1982.
Yaron vindt dat de joden het recht hebben in „heel Israël" te wonen. „Het joodse volk in dit land bestaat niet uit pas gearriveerden of buitenstaanders. We zijn ook geen vreemdelingen, zoals de kruisvaarders, die hier tweehonderd jaar bleven. We hebben al 3500 jaar verwantschap met en wortels in dit land. We hebben er niet minder recht op dan onze Arabische naasten. Als we geen aanspraak kunnen maken op Ramallah, kunnen we dat ook niet op Tel Aviv",
Toch zal er volgens hem een „territoriaal compromis" gezocht moeten worden omdat het nu eenmaal een feit is dat hier ook Arabieren wonen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's