Er is vrijwel niets meer terug te vinden van het kasteel van de heren van Kruiningen
KRUININGEINl - Het is uit de geschiedenis bekend, dat de provincie Zeeland in de Middeleeuwen enkele tientallen kastelen telde. De meeste hiervan bestaan niet meer, omdat oorlogen, branden, overstromingen of gebrek aan onderhoud, een
eind aan hun bestaan maakten. Een van de kastelen waarvan vrijwel niets meer terug te vinden is, stond in Kruiningen.
Het kasteel te Kruiningen was eens het stamhuis van het geslacht van de heren van Kruiningen. De heerlijkheid van Kruiningen behoorde oorspronkelijk tot het geslacht Van de Maalstede. In een geschrift uit 1198 staat namelijk vermeld, dat Wouter van Kruiningen een van de zonen was van Wolfert van Maalstede. Waarschijnlijk is Wouter zich naar de naam van zijn ambacht gaan noemen.
In 1214 schonk Wouter van Kruiningen grote oppervlakten moerland aan de abdij Ter Doest. Als dank beloofde de abt van dat klooster, dat Wouter na zijn overlijden naar de abdij zou worden KRUININGEN Zeeland; Atlas Zelandia Illustrata van het Kon. Zeeuws Genootschap II 1574.) gebracht om daar begraven te worden. De belofte gold ook zijn overleden echtgenotes. Ook Wolfert, de zoon en opvolger van Wouter van Kruiningen, schonk en verkocht veel gronden aan de monniken van Ter Doest.
Wolfert werd opgevolgd door zijn zoon of broer Govert, die eveneens goederen aan de abdij van Ter Doest schonk. Een van zijn nazaten. Jan van Kruiningen, droeg op 1 april 1323 zijn "steenhuys metten nederhove" te Kruiningen op aan de graaf, waarna deze hem ermee beleende op voorwaarde dat het een open huis voor de graaf zou blijven. Reeds eerder, op 12 maart 1304, schonk graaf Willem III aan de heren van Kruiningen een erfelijke rente tot onderhoud van hun kasteel. Vermoedelijk was het kasteel in de machtsstrijd tussen Jan II van Holland en graaf Gwijde van Vlaanderen beschadigd en vond Willem III het van groot belang om het kasteel weer in een goede staat van verdediging terug te brengen.
Weinig bekend
Het kasteel te Kruiningen stond achter de dorpskerk en waarschijnlijk binnen de dorpsgracht. Over de bouvvgeschiedenis is vrijwel niets bekend. De afbeeldingen die er nog van bestaan laten een rechthoekig gebouw zien, dat een. eveneens rechthoekig slotplein omsloot. Het hoofdgebouw stak hoog boven de bijgebouwen uit en aan twee zijden was het voorzien van een topgevel. Twee vleugels waren voorzien van gekanteelde muren, waarachter vermoedelijk weergangen liepen. Drie hoeken van het gebouw waren voorzien van vierkante torens. Via een brug over de slotgracht, die een opklapbaar gedeelte had, kon door een kleine poort het kasteelplein worden bereikt. Vanaf dat plein waren de vleugels van het kasteel bereikbaar.
De laatste mannelijke telg uit het geslacht van Kruiningen was Maximiliaan. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog trad deze in Spaanse krijgsdienst. Tijdens de slag op de Zuiderzee, op 11 oktober 1573, werd hij gevangen genomen, waarna hij aan lager wal geraakte. In 1612 overleed hij op het kasteel van Heenvliet. Van zijn dochters overleden er vier ongehuwd. Louise van Kruiningen trouwde met Philippe de Recourt, baron van Liques. Omdat ook zij de Spaanse zijde kozen, werden hun goederen verbeurd verklaard.
Opknapbeurt
Na de vrede van Munster verkochten de Staten van Zeeland de heerlijkheid Kruiningen met het kasteel aan Gerard van der Nisse, heer van Nisse en Zaamslag. Van het geld dat de goederen opbrachten, lieten de Staten het kasteel, dat in vervallen toestand verkeerde, weer opknappen. In 1651 werd Kruiningen van een kwaad leen verheven tot een goed leen.
Door het huwelijk van Cornelia van der Nisse met Anthonie de Huijbert, baljuw van Veere en later raadsheer in de Hoge Raad, kwam het kasteel van Kruiningen met bijbehorende ambachten in handen van laatsgenoemd geslacht. Anthonie de Huijbert overleed in 1702 te Den Haag en zijn zoon Pieter Anthonie erfde de Kruiningse bezittingen. Hij was drost van Muiden en baljuw van Veere. Het kasteel van Kruiningen werd toen nog maar sporadisch bewoond. Door onvoldoende onderhoud raakten de gebouwen ten slotte in zo'n verval, dat ze in 1720 en 1721 in opdracht van Pieter Anthonie de Huijbert werden afgebroken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 augustus 1988
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 augustus 1988
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's