Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cornelius van Til was een eigentijdse apologeet van het christelijk geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cornelius van Til was een eigentijdse apologeet van het christelijk geloof

Fel tegenstander van Barth evangeliseerde tot op hoge leeftijd in straten van New York

14 minuten leestijd

Alle eeuwen door is het Woord van God bekritiseerd. Niet het minst is dat het geval in dé geseculariseerde samenleving van de twintigste eeuw. Menigeen ontkent dat God bestaat. Anderen willen wel toegeven dat er „iets moet zijn". Maar daar blijft het dan ook bij. Niemand kan, naar de vaste overtuiging van de moderne mens, hierover stellige uitspraken doen. Op welke wijze moet een christen hierop reageren? Hoe moet hij zijn medemens die zegt atheïst of agnost te zijn, met het bijbelse getuigenis aangaande God tegemoet treden? Een man die zich zijn leven lang met deze problematiek heeft beziggehouden was de Amerikaanse apologeet Cornelius van Til (1895-1987).

In Amerika geniet Van Til niet alleen in gereformeerde kring maar ook daarbuiten grote bekendheid. In Nederland roept zijn naam maar bij een enkeling herkenning op. Het is echter de moeite waard van zijn apologetische inzichten kennis te nemen. Je kunt er je winst meedoen in gesprekken met hen die van de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord en Christus als enige Zaligmaker niet willen weten.
Cornelius van Til is van Nederlandse afkomst. Hij werd in 1895 te Grotegast, een dorpje in de provincie Groningen, geboren. In 1905 emigreerde hij met zijn ouders naar de Verenigde Staten. Aanvankelijk wilde hij evenals zijn vader boer worden.
Hij wist zich echter geroepen tot de verkondiging van het Evangelie. Vandaar dat hij theologie ging studeren. Eerst te Grand Rapids aan het Calvin College en het Calvin Theological Seminary. In 1921 zette hij zijn studie voort aan heü&rinceton Theological Seminaf. Dat waisMxlie dagen de toonaangevene theologische hogeschool in Amerika, waar theologie in gereformeerde zin gedoceerd werd.
Van Til studeerde onder theologen van naam als J. Gresham Machen, Robert Dick Wilson en Geerhardus Vos. Tegelijkertijd volgde hij de studierichting filosofie aan Princeton University. Daar was zijn bekendste leermeester de personalistische filosoof A. A. Bowman. In 1927 voltooide Van Til zijn studie. Hij had inmiddels de graden van Master of Theology en Doctor of Philosophy behaald. Ruim een jaar later diende hij als predikant de Christian Reformed Church van Spring Lake. Toen nam hij het aanbod aan om apologetiek te gaan doceren aan het Princeton Theological Seminary.

Roerige dagen

Deze hogeschool beleefde roerige dagen. Binnen de Northern Presbyterian Church was ze steeds meer in een geïsoleerde positie terechtgekomen. Het was de laatste hogeschool binnen dat kerkverband, dat in het theologisch onderwijs vast wenste te houden aan de gereformeerde leer zoals die beleden is in de Westminster Confession. De synode van de Presbyterian Church wilde echter dat Princeton haar basis zou verbreden en haar geïsoleere positie prijsgaf. Toen de synode in 1929 besloot Princeton te reorganiseren, kwam de zaak tot een climax. Een viertal leden van de faculteit, onder wie Cornelius van Til, trok zich terug. Op initiatief van een aantal predikanten en gemeenteleden uit de Presbyterian Church werd een nieuwe hogeschool opgericht, die de theologische traditie van Princeton zou voortzetten. Ze kreeg de naam Westminster Theological Seminary en werd gevestigd te Philadelphia. Van Til werd gevraagd de leerstoef van apologetiek te bekleden. Na lang aarzelen stemde hij toe. Ruim 45 jaar is hij aan Westminster Theological Seminary verbonden gebleven. Pas op 80-jarige leeftijd vroeg hij emeritaat aan. Vele honderden studenten uit Amerika en tal van andere landen zaten in de loop der jaren 'aan zijn voeten'. In artikelen, collegedictaten en boeken heeft Van Til zijn inzichten vastgelegd, zodat ook een wijdere kring daarvan kennis kon nemen. De apologetiek houdt zich bezig met de verdediging van het christelijk geloof tegen aanvallen van binnen uit en van buitenaf. In de Middeleeuwen ontwikkelde Thomas van Aquino, daarin sterk beïnvloed door de Griekse filosoof Aristoteles, een aantal Godsbewijzen. Vanuit de bewegingen in deze wereld concludeerde Thomas tot een eerste Onbewogen Beweger. Omdat alles een oorzaak moet hebben, kan het niet anders of er moet een eerste onveroorzaakte Oorzaak zijn. In de 18e eeuw publiceerde de Anglicaanse bisschop Joseph Butler zijn "Analogy of Religion" in antwoord op aanvallen op het christelijk geloof van deïstische zijde. Butler ging verder in het spoor dat Thomas van Aquino had uitgezet. Hij trachtte voor het menselijk verstand aannemelijk te maken dat dezelfde God Die Zich aan ons openbaart in de natuur, tot ons spreekt door de Bijbel. Hij had in de Engelssprekende wereld grote invloed. Ook aan het Princeton Theological Seminary werd het onderwijs in de apologetiek gegeven in de geest van Butler.

Objectiviteit geloof

Het doel van dit onderwijs was vanuit alle mogelijke terreinen bewijzen en argumenten bijeen te brengen voor het feit dat God bestaat en de Bijbel Zijn Woord is, zodat degene die net christelijk geloof verwerpt, niet te verontschuldigen is. Van Til kreeg met deze benadering steeds meer moeite. De analyse van de post-kantiaanse filosofie had hem geleerd dat de vooronderstellingen van een bepaalde filosofische positie beslissend zijn voor de uitkomst. In onderscheid met de moderne theologie houdt Van Til vast aan de objectieve geldigheid van het christelijk geloof. Ook hij gelooft dat de mens die het christelijk geloof verwerpt, niet te veronschuldigingen is. Hij gaat ervan uit dat er objectieve bewijzen zijn voor het bestaan van God en de waarheid van de Bijbel. Hij werkt dit echter heel anders uit dan in de traditionele apologetiek het geval is. Zijn bezwaar tegen de traditionele benadering is, dat er sprake is van een zelfstandig gebruik van de menselijke rede. De vooronderstelling is dat er tussen hen die het christelijk geloof verwerpen en hen die het belijden, een gemeenschappelijke basis is, namelijk het gezonde verstand.

Boodschap van de Bijbel

Dit uitgangpunt wordt door Van Til verworpen. Naar zijn vaste overtuiging kan het verstand los van de openbaring nooit op juiste wijze functioneren. Reeds in het paradijs moest de mens de algemene openbaring interpreteren in het licht van de verbondsverplichtingen die de Heere op hem gelegd had. Denk aan het proefgebod. Van Til neemt zijn uitgangspunt in de drieënige God, Die in de Bijbel als Zijn onfeilbaar Woord tot ons spreekt. Hij wenst heel de werkelijkheid in het licht van de Schrift te interpreteren. Van neutrale feiten kan geen sprake zijn. Elk feit wordt onmiddellijk geïnterpreteerd. De niet-christen interpreteert de werkelijkheid vanuit een Godevijandige levensbeschouwing. De christen wenst al Zijn gedachten gevangen te laten nemen tot gehoorzaamheid aan Christus. We moeten dan ook niet proberen met een beroep op zogenaamd neutrale feiten de niet-christen > van het bestaan van God te overtuigen. De benadering van de niet-christen dient langs twee wegen te geschieden. De boodschap van de Bijbel moet hem bekendgemaakt worden. Vervolgens moet hem duidelijk gemaakt worden dat hij in het licht van zijn eigen vooronderstellingen niet consequent is.

Godsbesef

Hoe kan iemand die het eindige menselijke verstand als uitgangspunt neemt, absolute uitspraken doen over heel deze werkelijkheid? Aan de nietchristen moet verteld worden dat de drieënige God, Die in de Bijbel tot ons spreekt, zijn Schepper is. Hij spreekt niet alleen tot ons via de Bijbel, maar openbaart zich ook aan ons door de werken van Zijn handen. Al hebben de christen en de niet-christen een totaal verschillend uitgangspunt, beiden zijn ze door God geschapen en op weg naar de rechterstoel van Christus.
In aansluiting op Calvijn stelt Van Til dat elk mens een "sensus divinitatis" (Godsbesef) heeft. De mens houdt echter van nature de waarheid in ongerechtigheid ten onder. God openbaart zich aan de mens via schepping en geweten. De mens gevoelt dit, maar in plaats dat hij de Heere als zijn God erkent, gaat hij voor Hem op de vlucht. De een doet dit door het bestaan van God te ontkennen. De ander aanbidt een god die het maaksel is van eigen gedachten. Van Til gaat met betrekking tot het bestaan van God uit van de duidelijkheid en genoegzaamheid van de algemene openbaring.

Bijbel betrouwbaar

Wie met behulp van zogenaamde neutrale feiten de niet-christen van het bestaan van God tracht te overtuigen, ontkent dit bestaam feij^flAv vSjnp'etói de piet-christen dan ooit betuigen dat. _ God bestaat en dat hij dit ten diepste ook' weet, maar het niet wil erkennen. Hem moet verteld worden dat hij een kind des tooms is. Bij de traditionele benadering wordt de apologetiek gezien als een opstapje voor de geloofsleer. De apologetiek moet duidelijk maken dat die God over Wie in de geloofsleer wordt gesproken, werkelijk bestaat en dat de Bijbel in ieder geval als een betrouwbaar historisch document gezien kan worden. In de geloofsleer wordt dan uiteengeT. zet dat God de Drieënige is en dat de Bijbel Zijn onfeilbaar Woord is. Eerst wordt dus vanuit de rede aangetoond dat God bestaat en vervolgens wordt vanuit de Bijbel duidelijk gemaakt Wie Hij is. Van Til heeft gesteld dat we aan de niet-christen direct moeten vertellen welke God bestaat. Wie over het bestaan van God spreekt, maar dat niet concreet invult vanuit de Bijbel, gaat zelf op het niet-christelijke standpunt staan.
Elk argument voor net christelijk geloof moet de waarheid van het christelijk geloof vooronderstellen. De apologetiek van Van Til staat dan ook bekend als de "presuppositional approach". De traditionele apologetiek aanvaardt de niet-christelijke vooronderstellingen in plaats dat ze die aanvecht. Ze is in strijd met wat de Bijbel ons leert over de soevereiniteit van God en de verdorvenheid van de mens. Van Til heeft gepoogd een apologetiek op te bouwen niet als brug naar de boodschap van de Bijbel, maar op basis van de boodschap van'de Bijbel. Naar zijn vaste overtuiging is deze boodschap het best begrepen door het gereformeerd protestantisme. Critici hebben Van Til verweten dat hij dogmatiek en apologetiek met elkaar verwart. Van Til heeft daarop geantwoord dat verdediging en uiteenzetting van het christelijk geloof hand in hand behoren te gaan. Theologie moet een apologetische spits hebben en in de apologetiek moet de boodschap van de Bijbel naar voren gebracht worden.

Medestanders

Aanvankelijk meende Van Til medestanders gevonden te hebben in de aanhangers van de wijsbegeerte der wetsidee. Bij nadere bestudering van geschriften uit deze kring bleek hem echter dat er veel grotere verschillen waren dan hij aanvankelijk had vérmoed. Dooyeweerd, de grondlegger van de wijsbegeerte der wetsidee, meende dat de structuur van het theoretische denken'los van de inhoud van de Bijbel onderzocht kan worden. Dooyeweerd stelde dat de structuur van het theoretische denken naar het bijbelse grondmotief van schepping-zondeval en verlossing wijst.
In de wijsbegeerte der wetsidee speelt het onderscheid tussen de "naïeve ervaring" en het "theoretische denken" een grote rol. In tegenstelling tot Dooyeweerd, wil Van Til de nietchristen van meet af aan met de inhoud van de Bijbel zelf confronteren.
Hij heeft bezwaar tegen de neutrale wijze waarop Dooyeweerd spreekt over de naïeve ervaring. In een briefwisseling met Dooyeweerd (gepubliceerd in de bundel "Jerusalem and Athens") heeft hij opgemerkt dat de mens in zijn naïeve ervaring of een verbondsbreker is óf iemand die het verbond bewaart.

Een van Van Tils bekendste leerlingen is Francis A. Schaeffer. Ook Schaeffer hield zich bezig met de vraag hoe we de moderne mens de boodschap van de Bijbel duidelijk moeten maken. Tussen de benadering van Schaeffer en die van Van Til zijn echter grote verschillen. Volgens Schaeffer moet de moderne mens eerst duidelijk gemaakt worden dat er absolute waarheden zijn en vervolgens moet hem gewezen worden op de historische betrouwbaarheid en de rationaliteit van de bijbelse boodschap. Van Til mist bij Schaeffer dat hij de moderne mens duidelijk en onomwonden wijst op de toekomende toorn. Toen hem in een interview naar zijn mening op de apologetische methode van Schaeffer gevraagd werd, stelde hij onder andere het volgende: „Met de beste wil van de wereld kan ik in de geschriften van Schaeffer niet vinden wat Paulus het hart van zijn verkondiging noemt: Christus en Die gekruisigd, Christus en de opstanding. Wanneer ik Matthéüs 25:46 lees, huiver ik bij watjezus zegt. Ik weet dat Francis dit net zo goed als ikzelf gelooft. Maar moet hij zichzelf over deze dingen dan niet ook openlijk uitspreken?"

Theologie van Barth

De apologetiek houdt zich niet alleen bezig met aanvallen op het christelijk geloof van buitenaf, maar ook van binnen uit. In tal van publikaties heeft Van Til op het onbijbelse karakter van allerhande moderne theologieën gewezen. Met name heeft hij zich gekeerd tegen de theologie van Barth. Hij achtte diens theologie de grootste bedreiging voor de kerk van de twingtigste eeuw, vanwege haar schijnbare verwantschap met de gereformeerde theologie. Zijn belangrijkste publikaties over de theologie van Barth zijn "The New Modernism" (1946) ^"•Christianity anc i Barthianism". (1962). Van Tils hoofdbezwaar tegen Barths theologie is dat daarin de bijbelse boodschap van zonde en genade niet wordt gehoord. Van een werkelijk stillen van Gods toorn op Golgotha door Christus' bloed, is in Barths theologie een sprake. Naar Barths overtuiging ligt eel de wereld onder Gods oordeel, maar staat ook heel de wereld in het licht van Gods genade. Voor Barth is Gods genade universeel. Barth heeft de orthodoxie verweten dat zij een verschil maakt tussen hen die de genade bezitten en haar missen. Hij zag dit als hoogmoed. Achter deze visie zit echter een ontkenning van het particuliere karakter van Gods genade. Barth heeft de historiciteit van de zondeval ontkend. Van een algemene openbaring die door de mens in ongerechtigheid ten onder wordt gehouden, wil hij niet weten. Barth stelt dat er van de schepping op zich een sprake uitgaat. Naar zijn overtuiging an iemand dan ook op goede gronden atheïst zijn. Bij Barth is er feitelijk noch van algemene noch van bijzondere openbaring sprake. God is de Gans Andere. Niemand kan met uitsluiting van anderen er aanspraak op maken Hem te kennen.

Duidelijk onderscheid

Hiertegenover heeft Van Til gesteld dat wij de moderne mens op zijn schuld en verzet tegen God hebben te wijzen en dat de Bijbel een duidelijk onderscheid maakt tussen gelovigen en ongelovigen. Van Til en Barth hebben elkaar eenmaal ontmoet. Dat was bij Barths rondreis door Amerika in 1962. Barth zou in een kerk in Princeton spreken. Van Til was van plan onopgemerkt achterin het kerkgebouw plaats te nemen. Toen hij binnenkwam, merkte hij dat hij voor aan in het gebouw was terechtgekomen. Op weg door het kerkgebouw kwam hij Barth tegen. 
Deze was vergezeld van een zekere dr. Henry. Dr. Henry stelde hen aan elkaar voor. Barth nam als eerste het woord en zei: „Bent u Van Til? U haat me, u bent een slecht mens, u noemt me de grootste ketter ter wereld". 
Van Til reageerde daarop: „Ik haat u niet als persoon, maar het is uw theologie die ik bestrijd, het is de meest gevaarlijke ketterij ter wereld". Barth besloot toen dit korte gesprek met de woorden: „Goed, dan vergeef ik het u'. Zo ontmoetten zij elkaar voor het eerst en voor het laatst.

In dit artikel heb ik een aantal positieve aspecten uit de inzichten van Van Til naar voren gehaald. Dat wil niet zeggen dat aan zijn adres geen kritische vragen gesteld kunnen worden. Van Til is duidelijk een vertegenwoordiger van het neo-calvinisme. Dat blijkt wel uit zijn optimistische visie op de algemene genade. Evenals Kuyper ziet hij de hele ontwikkeling van cultuur en wetenschap als een vrucht van de algemene genade. Daarnaast valt het op dat hij in zijn werken niet ingaat op het verschil tussen het historisch en het zaligmakend geloof. De Bijbel wijst ons er echter op dat het mogelijk is de waarheid van het christelijk geloof te aanvaarden zonder de kracht ervan te kennen.

Straatevangelisatie

Er blijft echter in de werken van Van Til genoeg over waarmee we onze winst kunnen doen. In ieder geval kan van Van Til zelf gezegd worden dat hij voorleefde wat hij geloofde. Tussen de college-uren was hij meer dan eens te vinden in de parken van Philadelfia. Dan ging hij in gesprek met mensen om hen te betuigen datjezus de Christus is. Nog op 82-jarige leeftijd deed hij aan straatevan- I gelisatie in New York. En toen hem bij een forumdebat met vrijzinnige en neoorthodoxe theologen naar de consequenties van zijn theologie werd gevraagd, bracht hij naar voren dat tenzij zijn gesprekspartners zich bekeerden, zij voor eeuwig verloren zouden gaan. 
Ten slotte: in een interview dat het toonaangevende religieuze blad "Christianity Today" Cornelius van Til in 1978 afnam , luidde de slotvraag: „Wat wilt u dat men zich allermeest van u herinnert?" Hierop antwoordde Van Til: „Ik zou willen dat men zich mij herinnerde als een die getrouw was aan Hem uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen zijn".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1989

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Cornelius van Til was een eigentijdse apologeet van het christelijk geloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1989

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's