Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sikkel waarschuwde geref. gezindte al in 1916

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sikkel waarschuwde geref. gezindte al in 1916

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Als we nu al zeggen dat het niets wordt, geloven we niet meer in het wonder van dit samenzijn". Dat zei de gereformeerde mevrouw G. J. Ridderbos deze week tijdens de wereldconferentie in het kader van het conciliair proces in Seoel. Ridderbos' woorden getuigen niet van pessimisme. Pessimisme is nooit goed te praten. De Deur naar het Leven staat nog wagenwijd open. Het Hoofd van de kerk leeft. Doemdenken is nooit te verdedigen. Ook niet in eigen land. Ook niet in de gereformeerde gezindte. Onze woorden mogen niet leiden tot wat iemand wel eens genoemd heeft „een structureel gedeprimeerde stemming", een „drukkend malaise-gevoel met een verlammende werking".

Maar realistisch moeten wij wel zijn. Daarom durfde ik een paar weken geleden in deze rubriek de vinger te leggen bij het gebrek aan wezenlijke vroomheid en levensheiliging in 'onze kring'. Hoewel er sprake is van een groot aantal uiterlijke belijders. Daarom legde ik de vinger bij onze geesteloosheid, bij het ontbreken van werfkracht in de christelijke gemeente, bij het de schijn van godzaligheid hebben, maar in feite lauw zijn. Ik heb het gevaar gesignaleerd dat gebrek te camoufleren achter allerlei soort van kerkelijke en interkerkelijke organisaties.

Cultuur-activiteit

Nog wat eerder —eind vorig jaar— heb ik mij afgevraagd of ook de reformatorische gezindte niet de (late) invloed ondergaat van het door dr. A. Kuyper en dr. K. Schilder gelegde accent op cultuur-activiteit. Waarbij de grens tussen algemene en particuliere genade, tussen wedergeboren en onwedergeboren dreigt te vervagen. En waarbij het de vraag is, of wat de Bijbel zegt over vreemdelingschap wel voldoende tot zijn recht komt.

Regelmatig immers worden wij geconfronteerd met de stelling dat de scheppingsopdracht niet opgeheven is en dat God in Zijn genade nog veel gaven aan de mens heeft gelaten om de scheppingsopdracht te kunnen volvoeren. „De mens": zonder onderscheid. Het lijkt er soms op, dat wij er in de praktijk van uitgaan, dat ieder zijn roeping verstaat. Dat allen die zich met de naam "christen" sieren als wedergeboren gelovigen hun scheppingsopdracht in Christus weer kunnen opnemen. Ware dat het geval, er zou reden zijn tot optimisme. Maar juist de reformatorische traditie weet van de realiteit van bekeerde en onbekeerde christenen.

Bijbels realisme

Wie wijst op de gevaren van organisatie en groeiend optimisme krijgt licht het verwijt van pessimisme. Beide —ongegrond optimisme en deprimerend pessimisme— zijn af te keuren. Het gaat, zei ik, om een bijbels realisme. Om schriftuurlijke nuchterheid.

Dr. W. H. Velema heeft zich kort geleden in een lezing voor het Gereformeerd Wetenschappelijk Genootschap gedistantieerd van de gedachte dat de menselijke cultuurarbeid zijn oorsprong vindt in het paradijs. Hij zei dat wij niet kunnen doen alsof we weer voor de zondeval gezet zijn. En hij stemde in met dr. J. Douma, die cultuurarbeid plaatst binnen het kader van de dankbaarheid voor Gods verlossingswerk.

Dat is geen onbelangrijke nuance. Die dankbaarheid richt zich niet primair op de scheppingsopdracht, maar op Gods wet. En met de Heidelberger Catechismus belijden wij de beperktheid van het effect van onze dankbaarheid met de woorden dat ook de allerheiligsten maar een klein beginsel hebben van de nieuwe gehoorzaamheid. Bovendien is vanuit deze positie mogelijk om —vanuit een eigen invalshoek— alle nadruk te leggen op de noodzaak van wedergeboorte als de hoogste prioriteit, willen wij werkelijk als christenen kunnen participeren in het maatschappelijk leven. Hierdoor wordt inmiddels de stelling dat God de mens in Zijn genade —Wat voor genade? Particuliere of algemene genade?— nog veel gaven heeft gelaten om de scheppingsopdracht te kunnen volvoeren sterk gerelativeerd.

Getuigen

Ik krijg soms het idee dat het thema Christus en de wereld —of liever: christenen en de wereld— ook de reformatorische gezindte meer en meer gaat beheersen. Wij hebben ondanks dat „kleine beginsel" van de nieuwe gehoorzaamheid al heel wat reformatorische of kerkelijke organisaties en 'bouwwerken' opgericht. Laat ik eerst heel nadrukkelijk zeggen: Wij kunnen niet dankbaar genoeg zijn dat dit mogelijk was.

Maar wij horen eveneens in toenemende mate van de plicht tot getuigen. Op alle terreinen van het leven. Had Kuyper het eigenlijk niet bij het rechte eind, toen hij in zijn "Souvereiniteit in eigen kring" schreef: „Geen duimbreed van het hele sociale en politieke leven mogen wij aan Christus' koningschap onttrekken"?

Wij moeten "getuigen", zo weet tegenwoordig ook iedereen in de reformatorische gezindte. Of dat dan verkeerd is? Dat zeg ik niet. Maar wij moeten wel iets wezenlijks hebben, iets kennen, iets bezitten, om ervan te kunnen getuigen!

Veruitwendiging

Dr. W. Aalders heeft gesignaleerd hoe Kuypers theologie „het eenvoudige, vrome volk (de "kleine luiden") een besef van verantwoordelijkheid heeft gegeven voor staat en maatschappij; het heeft opgevorderd om deze wereld voor Christus' koningschap op te eisen; het politiek, sociaal en cultureel mondig heeft gemaakt".

Maar Aalders heeft ook geconstateerd dat er „zich in de dolerende kerken een proces van veruitwendiging heeft voltrokken, dat grote schade heeft aangericht in het gemeentelijk leven". En dr. O. Noordmans heeft ervoor gewaarschuwd het Heer en Koning zijn van Christus zó te benadrukken, „dat de verzoening en de rechtvaardiging door het geloof op de achtergrond gedrongen wordt".

Sikkel

Onverwacht stuitte ik op een geschrift van nu wijlen de gereformeerde ds. J. C. Sikkel. In zijn "In heilige roeping" schrijft hij onder andere: „De tijd is een andere geworden. De eenvoudige flinke gereformeerde vaders van vroeger hebben nu knappe zonen, knappe koppen, voortgebracht. Zonen, die relaties hebben en die erkenning vinden in de brede kring van knappe mannen. Zonen, die geknipt zullen zijn voor... de levenspraktijk en de praktische politiek, zonder ook (meestal toch wel?) geheel de kerkgang na te laten of zich voor een psalm te schamen. Deze knappe mannen zullen ook niet zijn zonder Bijbel, en ze zullen ook wel enkele goede boeken uit de vroegere periode in hun boekerij hebben; —maar weet ge, ze zullen knappe mannen zijn zoals je-weetwel dat verstaat... Sinds zagen wij er reeds honderden ten gronde gaan, zonen en dochteren van gereformeerden huize, "gereformeerd" gebleven misschien, maar principieel verloren; thuis geraakt in hogere zaken, kringen en praktijken, en in hogere studiën, knap geworden en praktisch in een denken en leven waarin geen gereformeerd beginsel geldt."(...) „Maar zulk een Jeruzalem wordt verwoest! Zulk een gemeenschap, —hoezeer ze zich "Des Heeren tempel" roemt, —valt stinkend in puin en drek uiteen.. .In deze nood zijn wij allen! God zij ons genadig!"  

Ik geloof dat de boodschap van ds. Sikkel voor de Gereformeerde Kerken anno 1916 een waarschuwing behelst voor de gereformeerde gezindte anno 1990.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 maart 1990

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Sikkel waarschuwde geref. gezindte al in 1916

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 maart 1990

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's