Godsverduistering vraagt schuldbelijdenis kerken
Vrienden "Ecclesia" confereren over kerk als minoriteit
UTRECHT — „In tijden van godsverduistering moet de christelijke gemeente zich niet terugtrekken in het bastion van oude of nieuwe zekerheden, maar Gods vrijmacht erkennen en bidden om herleving". Aldus dr. J. van Oort uit Zeist zaterdag in de Marcuskerk te Utrecht, tijdens de jaarlijkse conferentie van de Vrienden van Kohlbrugge.
De „angstwekkende realiteit" van godsvervreemding en godsverlatenheid is volgens dr. Van Oort meer en anders dan een noodlot. Hij vroeg aandacht voor aspecten als schuld en boete en voor het rechtvaardig gericht van God. Ook attendeerde hij op de noodzaak van een algemene belijdenis van schuld, die niet alleen de kerk in haar breedte maar ook de smalle gemeente -de Kerk in de kerk— aangaat.
Christelijk Europa heeft de openbaring van de levende God vaak voor het eigen karretje gespannen, zo betoogde Van Oort. Mede daarom vindt hij het niet verwonderlijk dat God Zijn aangezicht verbergt. „Wat is er al niet bedekt en gelegitimeerd, van kruistochten tot jodenmoord toe", aldus de spreker. Hij verwees hierbij naar Gods oordeel op de zonde van Jerobeam (2 Koningen 17).
Kerkverlating
Aan de hand van een recente Nipo-enquête maakte de spreker duidelijk dat de bewuste onkerkelijkheid zich sinds de jaren zestig verdubbelde. „Schokkend" vond hij het gegeven dat nog maar 8 procent van de Nederlandse jongeren wekelijks of bijna wekelijks een kerkdienst bezoekt. „Gods ecclesia blijkt een minoriteit, een verdwijnende minderheid te zijn geworden. Zij is beroofd van haar invloed en uitstraling, en gaat in toenemende 'eenzaamheid haar weg".
Het 'verdwijnen' van de kerk is echter niet iets van de (post)moderne tijd, zo concludeerde Van Oort op grond van een vroeg-christelijke exegese van de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter (Lukas 18). De kerkvader Augustinus, die de geboorte van de Constantijnse staatskerk meemaakte, zag de kerk principieel als „alleen gelaten weduwe". En ook de zestiende-eeuwse theoloog Gisbertus Voetius bleek van een „eclips (verduistering) van Gods presentie" te weten, zo las Van Oort in zijn "Proeve van de kracht der godzaligheid".
Werfkracht
Stemmen die melden dat de huidige crisis wel weer overwaait, wees de kerkhistoricus als „binnenwerelds" van de hand. Van Oort: „Gods weg met Israël leert dat Hij vrijmachtig is en Zich kèn terugtrekken. Hij, de Heere, de Hoge, de Verhevene, de Gans Andere, laat niet over Zich beschikken. Wanneer de kerk het afleert om in eigen kracht te overleven, is haar redding nabij".
Van Oort riep tevens op tot een actualisering van het „ethisch-positieve" gedrag van de eerste christenen. Hun anders-zijn maakte nieuwsgierig en had naar zijn mening meer werfkracht dan „het getuigen van een voorbije tijd". Van het voorstel van een van de aanwezigen om —ten goede van een kerkelijke herleving— aparte gebedssamenkomsten te beleggen, zag de kerkhistoricus liever af. De zondagse eredienst is dienst van Woord èn gebed, zo benadrukte hij.
Schematiek
Ds. L. J. Geluk uit Rotterdam hield tijdens de middaglezing een pleidooi voor Kohlbrugges „existentiële uitleg van de Schrift". De boodschap van de Elberfeldse pastor ziet hij als een bevrijding voor kerkleden die „geprangd" zijn door een objectiverende en schematische prediking. „Het is daarbij om het even of men moet voldoen aan bepaalde normen van bevinding, of wordt voortgejaagd van actie tot actie", aldus de predikant.
Kohlbrugges agnologie (leer van het Lam) staat volgens ds. Geluk haaks op de „gedachtenstelsels" van staten en standen in de (Oud) Gereformeerde Gemeenten. Zijn preken worden hier en daar thuis gelezen, maar integraal, van de kansel geweerd, zo beweerde hij. Ds. Geluk moest die mening herzien toen een van de aanwezigen hem zijn ongelijk bewees. „Dat is dan een pré voor die gemeente", was zijn weerwoord.
Geen dweper
In zijn betoog ontzenuwde ds. Geluk de mening dat Kohlbrugge een dweper (Uckermann), een scheurmaker (Van Slochteren) en een antinomiaan (Da Costa) was. Hij dichtte hem een ongemakkelijk karakter en een niet alledaagse zielszorg toe. Ook typeerde hij hem als een kruisdrager bij uitstek, die zwaar had geleden onder de „vriendelijke en zalvende" weigering van zijn lidmaatschap van de Hervormde Kerk.
De Elberfeldse prediker is volgens ds. Geluk actueel door zijn protest tegen gevoels- en leerheiligheid, door zijn visie op de verhouding tussen Wet en Evangelie en door zijn nadruk op de eenheid van de kerk uit Israël en de heidenen. Zijn leer van de kerk zou bovendien een „uitnemend medicijn" zijn tegen „het groeps- en modaliteitsdenken dat momenteel de gereformeerde gezindte teistert".
De opmerking van een van zijn collega's dat de Vrienden van Kohlbrugge bestaan uit „confessionelen, linkse bonders en enkele verdwaalde afgescheidenen", zei ds. Geluk „nogal grappig" te vinden. „Een conclusie uit het ongerijmde: Kohlbrugge is een goede confessioneel", zo merkte hij onder grote hilariteit op.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 2 april 1990
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 2 april 1990
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's