Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Puzzel 205

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Puzzel 205

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hallo meisjes en jongens.' Van één brief ben ik zó in de bonen geraakt, dat ik eerst maar een prijs uitreik. Vandaag ben ik in staat alles te vergeten. Die fijne prijs is voor: Josine Kerpel, Bosjeslaan 11, Beekbergen, omdat ze me zo'n heerlijk bruidspaar heeft gestuurd. Tussen bruid en bruidegom vliegen vijf hartjes door de lucht; tussen die twee zit het dus wel snor. Een vorige bedankte iemand me voor een prijsje. Graag gedaan hoor! En een ander had twee vraagjes: Hebt u zélf ook kinderen, oom Rien? Ja, drie jongens en drie meisjes, natuurlijk allemaal bovenste beste brave kinderen. Want... ze lijken alle zes op mijn vrouw. Wanneer bent u jarig, oom Rien? Op m'n verjaardag. Oei, wat ont-zet-tend flauw!!! Goed, jij je zin: op 22 april.

En nog een ander: Oom, ik ben met mijn dertien jaar zeker wel zoetjesaan de oudste. Moet ik niet eens een keer ophouden? Ja, een keer wel, maar nu nog niet hoor! Je bent op geen stukken na de oudste. Er doet zelfs een dame mee van in de zeventig. Maar die krijgt geen prijs meer. Blijf dus gerust nog héél lang meedoen.

En dan nu de brief die mij glad in de war heeft gebracht. In het RD stond pas dat een helikopter op zoek is naar twee kangoeroes. Allemaal gelezen? De schrijfster is er vast van overtuigd dat een van de twee weggesprongen rakkers onze Kango is. Ik ben dus helemaal op de verkeerde weg en kan gerust ophouden met zoeken. En dan schrijft ze: „Dus... ga maar lekker verder met uw dutje!"

Dat is toch eigenlijk een belediging, nietwaar? Wie heeft het hier over dutten? Alsof ik niet de halve wereld afreis om mijn geliefde huisgenoot weer thuis te krijgen! Ik weet niet meer wat ik doen zal: doorreizen of naar Holland terugfietsen. Weet je wat: ik wacht op jullie goede raad en reis ondertussen een heel klein stukje verder. Laten jullie me niet te lang wachtep? Goed, daargaat-ie dan.

De walvis was weg, maar onze slaap ook. De roeiers kregen van i hun baas allemaal een stuk suikerriet en een sigaretje. Ze plonsden een paar handen water over hun gezicht en waren klaar voor de nieuwe dag. Wij tweetjes waren aan het eind van ons Latijn (= lagen op apegapen) en leunden loom en lui achterover. Uur na uur ging voorbij. Al dobberend zakten we in slaap. De hoofdman wees vooruit en trok een grijns van oor tot oor. Daar, een kilometer voor ons, dreef een groot schip. De motoren waren uitgevallen, de vlaggen hingen treurig omlaag en over de reling hingen bosjes slaperige mensen die zich nog niet gewassen hadden. Je róók het gewoon! Aan een paar touwen . bungelde een waterfiets zachtjes heen en weer. We roeiden er nieuwsgierig naar toe. „Moeilijkheden?", riep ik naar boven met m'n handen als een trompet voor de mond. De kapitein is terug: „Alle matrozen en machinemannen zijn in staking. Ze eisen een extra snipperdag en weigeren elke dag nasi of bami te eten. De heren wensen aardappels met doppertjes en klapstuk!" „Mooie boel", zei mijn vrouw, „beginnen ze hier ook al met die flauwiteiten? Als ik daar de b^as was, gingen ze allemaal in de petoet met droog brood en water met zeewier".

Onze bruine vriend stak een bos touw in de lucht en zei: „Wij trekken? Voor 110 dozen tabak??" Er steeg een honend gelach op en de kok (dezelfde viespeuk van een paar dagen geleden) gooide een bak met vissekoppen overboord. Mijn vrouw kreeg er één achter in haar nek, en die gleed haar vest in. Wij werden van het ene ogenblik op het andere allemaal zo woedend, dat ik er geen woorden voor weet. De hoofdman smeet z'n touw achter in de kano en riep: „Nou neem ik jullie niet meer mee. Daar! In één keer gezegd!" Op het schip ontstond een onfatsoenlijke ruzie. Mijnheer Schedel wilde z'n fiets laten zakken en ons achterna. Maar vier potige matrozen hielden hem tegen en basten: „Geen sprake van! Niemand komt van boord en ü helemaal niet!" Gelukkig!

Weet je wat, ik wil het aan het begin van een nieuwe maand eens goed met jullie maken en een niet-grote puzzel in elkaar zetten. Dat komt trouwens goed uit, want het is weer prijsuitreiking. Dat doen we om de vier weken. Góéd, hè, van het RD? Zó'n krant vind je nergens! Ik zet hieronder vijftien zinnen. Elke zin vertelt iets van een persoon uit de Bijbel. Je hoeft alleen maar op te schrijven over wie het gaat. 1. Als hij niet naar zijn vrouw geluisterd had, had hij de prachtige tuin niet hoeven te verlaten. 2. Terwijl hij met z'n knecht liep te praten, kwam er plotseling een vurige wagen met paarden, die hem wegnam. 3. Streng keek hij koning David aan, strekte zijn arm uit, wees de koning aan en zei: „Gij zijt die man!" 4. Zelfs een troep hongerige leeuwen kon hem niets doen: de Heere beschermde hem. 5. „Zeven keer wassen in een rivier en dan beter zijn?", zei de generaal boos. „Daar geloof ik niets van". 6. De moordenaar van prins Amon vreesde voor straf en vluchtte het land uit. 7. Hij vond tussen de puinhopen prachtige dingen, nam ze stilletjes' mee en begroef ze in de grond onder z'n tent. 8. „U mag niet trouwen met de vrouw van uw broer!", zei de profeet tegen koning Herodes. 9. „Heere, misschien laat iedereen u in de steek, maar ik vast en zeker niet", zei hij. 10. Diaken ... had de Heere vurig lief; hij had er z'n leven voor over en werd gestenigd. 11. Zó'n hekel had hij aan de christenen, dat hij met soldaten naar Damaskus reisde om hen ook daar gevangen te nemen. 12. Jullie zullen voor mijn beeld buigen", zei de boze koning. „Anders laat ik jullie levend verbranden". 13. „Vlucht", zei de engel tegen hem. „Sta niet stil en kijk niet om; de Heere gaat de stad verbran- • den". 14. De koning maakte een heel grote, prachtige troon. Hij was gemaakt van elpenbeen (= ivoor, dus van olifantenslagtanden). 15. „O God, wees mij zondaar genadig", bad hij achter in de tempel.

Zo, en nu eens zien wie we vandaag in de krant kunnen zetten. We beginnen, zoals altijd, met de vrienden die op de helft zijn, de 150-plussers. Dat zijn:

Willeke van Braak te Leusden; Dini Verheij te Alblasserdam; Elsa van Dijk te Barneveld; Jaap Verweij in Gapelle aan den IJssel; "Marco Uijl te Scherpenzeel; Erik en Arjo de Jong te Hoek; Ilse de Klerk te Dirksland; Gerben Vermoen te Klaaswaal; Harriet Vink te Werkendam.

De meesten zijn oude kameraden, drie zijn hier nog nietf eerder geweest. Hun voornamen betekenen: Jaap = hij, die slimmer is dan de anderen; Ilse: komt van Jilles = de krachtige of de schitterende; Gerben = de strijdbare, iemand die durft. En nu de prijswinnaars! Leendert Bezemer, Akkjrwindeplaats 4, Bleskensgraaf; Wiepkje Bron, Klokbekerweg 51, Elburg; Janke Bron, Klokbekerweg 51, Elburg; Marfred de Leeuw, Nico Barnsteynweg 103, Woudenberg; Leen Mallegrom, Blauwesteenweg 11, Westmaas; Joke Nieuwelink, Wiardi Beckmanstraat 142, Soest; Monica de Ron, 't Zand 23, Sleeuwijk; Gerben Uijl, Vermeerlaan 14, Scherpenzeel.

Ziezo, 't is weer mooi geweest. Ik ben er moe en stijf van geworden. Nu zijn jullie aan de beurt. Succes ermee! Groeten thuis! Oom Rien

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1990

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Puzzel 205

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1990

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's