Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jack Kooistra

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jack Kooistra

Overheid hanteerde geen zwaard maar een slap rietje

5 minuten leestijd

Van jongs af aan kijkt Jack Kooistra verder dan het potje bier en de radiator van de auto. Als tienjarige jongen schrijft hij op 17 mei 1940 in zijn schoolschrift de namen van de eerste oorlogsslachtoffers. Waarom? „Ik weet het niet. Een goddelijke gave. Op zo'n leeftijd kun je dat niet zelf bepalen". Het bleek na de oorlog „een gouden greep". Ook misdadigers werden genoteerd, want „Justitie straft dit soort mensen niet af conform de belofte van de toenmalige koningin Wilhelmina". De willekeur van de overheid heeft „de Nederlandse Wiesenthal" vijftig jaar lang veel werk bezorgd

„Ik was in die dagen tien jaar. Toen de kranten na een week de eerste overlijdensberichten meldden, heb ik die domweg genoteerd. De registratie van slachtoffers groeide uit tot 2000 militairen: hun naam, burgerlijke staat, aantal kinderen, godsdienst, beroep en laatste woonplaats. In '42 kwamen daar de gefusilleerden bij. Dat alles ging door tot '45. Ik dacht: Je weet maar nooit, als er nog eens een einde aan deze oorlog komt, heb ik die namen vast.

Toen de oorlogsgravenstichting in '46 werd opgericht, had ik al 3000 namen van hen die omkwamen bij een bombardement of door de honger. Ik had een lijst met gesneuvelde SS'ers. Ik heb zelfs alle jongens die tussen '46 en '51 in Indië omkwamen. Totaal staan er 150.000 oorlogsslachtoffers geregistreerd".

SS- of NSB-namen

Sinds twintig jaar is Jack Kooistra rechtbankverslaggever van het Friesch Dagblad. Tot voor de recente verbouwing van het kantoor van de krant had „de oorlogscorrespondent van het FD" eenspeciaal kamertje waar mensen terecht konden met vragen over vermiste familieleden: „Het tranendal". Het komt niet vaak voor dat Kooistra iemand niet kan 'thuisbrengen'. Zijn Fingerspitzengefühl werkt feilloos. „Op grond van bepaalde data kan ik iemand rubriceren. Stel: Ik vind een jongeman van 22 jaar, die tussen 17 en 23 september 1944 in de omgeving van Arnhem is omgekomen. Dat kan Oosterbeek zijn, maar ook Renkum of Wolfheze. Dan denk ik meteen: even mijn SS-lijst nalopen, even mijn gesneuvelde SS-archief doorspitten. Van de 100 keer ben ik 98 keer raak. Ik zal ze niet noemen, maar bepaalde namen zijn voor mij direct SS- of NSB-namen".

Ook kinderen van NSB'ers reisden naar Leeuwarden. „Laten we hen niet vergeten, want zij hadden het zeker zo moeilijk als kinderen van oorlogsslachtoffers!"

Misdadigers

„Tot pakweg 1950 vond de berechting van misdadigers in Nederland plaats. Toen werd het tien jaar stil. In de tijd waarin de vakantie en de bierpul weer centraal komen te staan, laten de eerste lieden met traumata van zich horen. Ook nabestaanden van vergaste joden komen in het nieuws. De jacht op oorlogsmisdadigers werd heropend".

Toen Hans Knoop Pieter Menten opspoorde, nam de belangstelling bij het volk voor de misdadigers toe. Onbekend was dat Jack Kooistra al vele jaren bezig was. „Ik heb Sierd Bruins gepakt. En Miep Oranje, een van de grootste verraadsters, die hoog genoteerd stond op de opsporingslijst. En al sta ik nog steeds met beide benen op de Friese grond, als je wat succes hebt, ga je verder zoeken. De een na de ander spoorde ik op. Anoniem. Ik wilde geen publiciteit. Dan gaat men op je letten. Tot ik in 1983 onze vriend Jacob Luitjes boven water haalde".

Zijn opsporingsmethode doet Kooistra liever niet uit de doeken. „Als ik die prijsgeef, dan gaan echte criminelen mijn methode volgen. Wel wil ik zeggen dat je naar het laatst bekende adres zoekt en vervolgens de naaste omgeving gaat lokaliseren. Verder komt er het woord schaduwen bij, het woord undercovering en het woord informanten". Als Kooistra een misdadiger gevonden heeft, belt hij hem op. „Ik vertelde wie ik was en wat ik deed en vroeg of ze zich schuldig voelden aan oorlogsmisdaden. Niet een heeft ooit gezegd dat hij zich schuldig voelt! Alleen Hendrik Melker, een inmiddels overleden landwachtcommandant, die zijn zoon in het verkeer verloor en toen zei: Ik denk dat God mij nu gestraft heeft. Epskamp gooide tot drie keer toe de haak erop, Gerardus Weimar vond het onuitstaanbaar dat ik hem in zo'n klein dorpje bij Hamburg gevonden had, Adolf de Man had inmiddels een beroerte gehad.

Deze SS'ers schuiven hun persoonlijke verantwoordelijkheid af: opdrachten werden blindelings uitgevoerd. Het waren voortreffelijke soldaten. Kadaverdiscipline eerste klas. Ze redeneerden vanuit een andere gedachtenwereld. Tot in deze tijd ervaar je bij hen een ongelofelijke solidariteit".

Gezonde wraak

Het feit dat Justitie slechts vijftig mensen geëxecuteerd heeft en honderden anderen heeft laten lopen, riep volgens Kooistra in Nederland veel wrok op. „Dat is de grote fout geweest. Wat door koningin Wilhelmina beloofd is, is nimmer uitgevoerd, zodat ik dacht: Ik begin met hulp van gegevens van het voormalige verzet zelf. Daar ligt voor mij een stuk wraakgierigheid, dat ik gezond vind. Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard verdelgd worden. Die gevoelens worden pas bevredigd als de misdadigers opgespoord zijn c.q. naar de eeuwigheid gegaan zijn. Er is enorme willekeur gepleegd. Aan een eerlijke justitie heeft het ontbroken. Vanaf de capitulatie tot 1950 is er grotendeels selectief te werk gegaan. Het woord janboel gaat te ver, maar het neigt er wel toe".

Wat betekenden bijbelse noties als vergelding en vergeving voor u bij dit werk?

„Je kunt niet over vergeving praten als de slachtoffers in de kou blijven staan. Als Justitie of welk departement dan ook ervoor gezorgd had dat alle nabestaanden van oorlogsslachtoffers redelijk goed verzorgd waren gebleven, dan had niemand mij gehoord. Of als Justitie alle foute Nederlanders adequaat gestraft had. Ik benader niemand die zijn straf heeft ondergaan, al registreer ik ze wel. Ik ga af op degenen die hun executies hebben ontlopen.

Aan de vergeving ben ik dan nog niet toe, ook niet vanuit mijn christelijke  denkwijze. Dan bestaat er nog geen vergeving. Pas als iemand zichzelf meldt, komt er bij mij vergeving. Eerst vergelding, dan vergeving. Ik ben niet de figuur voor zeven maal zeventig maal".

U redeneert hierbij erg vanuit uw persoonlijke beleving?

„Ik zal eerst even vertellen dat ik uit de gereformeerde hoek kom, later werd het artikel 31, nu ben ik weer gereformeerd. Bij ons werd het goed beleden. Maar ik zeg wel: God heeft de wraak overgedragen aan de overheid. Als de overheid faalt, wie moet dan de wraak overnemen? Dan voel ik me.een exponent van de overheid. Zij heeft hét zwaard niet gehanteerd, nog niet eens een stok. Het was een slap rietje".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1990

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's

Jack Kooistra

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1990

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's