Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een veldje van vergankelijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een veldje van vergankelijkheid

De sporen van S. Rutherford, een kleine man, een uitnemend dienstknecht (II)

11 minuten leestijd

Daar sta je dan, bij het kerkje van Anwoth waar het allemaal gebeurd is, bij een verdroomd kerkhof. Hier klonk Rutherfords ondubbelzinnige prediking, zijn heenwijzen naar het Koninkrijk Gods. Stilte. Het kerkhof waar hij zijn mensen begroef is er nog. Geen mens te bekennen. Graven zijn scheefgezakt, grafstenen lijken wel te zuchten van ouderdom. In deze aarde liggen de doden van het oude Anwoth en je loopt voorzichtig over dit veldje van vergankelijkheid. Er groeit gras en er staat een menigte madeliefjes in teer geel. Daar sta je dan. Je hoeft niet zerkenziek te zijn om hier aangrijpende ogenblikken te beleven.

Het roestige hek van het kerkhof knerpt zoals alle kerkhofhekken overal ter wereld. Het schijnt er bij te horen, een tegensputterend hek. De mens was niet geschapen om te sterven.

Hier liep bijna vier eeuwen geleden ook Rutherford. Het zijn slechts een tiental meters naar zijn kerkje. Wat klein! Voor- en achtergevel zijn gedeeltelijk intact en naar schatting twintig meter lang. Zijmuren staan nog overeind, zij het moeizaam. Het kerkdak is verdwenen en het hek dat de ingang van het godshuis zou moeten versperren ligt achteloos tegen een zerk. Wat een stilte hier.

Boven de ingang staat gebeiteld in het harde steen: "1627". Toen Rutherford naar Anwoth kwam, werd direct dit kerkje gebouwd. Er net onder is een zwarte gedenksteen aangebracht, herinnerend aan de prediking van Rutherford: 1627-1638. De steen roept Rutherfords laatste woorden na: "Glory, glory, dwelleth in Emmanuels Land".

Schroom

Ik weet goed dat je ook in deze dingen nuchter moet zijn. Toch is er wat schroom om in dit kerkje zonder dak wat rond te stiefelen, om daar in dat geteisterde bedehuis je gedachten de vrije loop te laten. Prakkizerend loop je dan wat heen en weer, denkend waar de eiken preekstoel gestaan zou kunnen hebben. Een orgel hoef je hier niet te zoeken. Het heeft er nooit gestaan want Rutherford beschouwde zo'n ding als "een papistische gruwel". De kansel is weg. De banken zijn verdwenen.

Er zijn hier binnen net als buiten slechts graven. De laatste rustplaats voor kindertjes van acht jaar, vijfjaar, drie maanden. Buiten ligt een schoolmeester, een senator uit Edingburgh met zijn zoontje, een kolonel met zijn vrouw. Een enkel graf dateert uit deze eeuw. De meest recente teraardebestellingen betroffen de urnen van gecremeerden die hier bijgezet werden in het graf van hun dierbaren.

Rechts achter is nog een hokje dat Rutherfords consistorie geweest zou kunnen zijn.

Het kerkhof met de lege kerk in het midden is behoedzaam ommuurd door gestapelde rotsblokken. Voor zover de zerken zich nog laten ontcijferen, dateren twee graven uit Rutherfords tijd: Margrat Halliday, 1631 en Christen Macaddam, 1628. Bij een graf uit 1874 ligt zelfs een bloemetje. Heuvels en oude bomen beschermen het plekje. Het mag nog een wonder heten dat de mensheid dit stukje grond, waar alleen de natuur nog heer en meester is, niet voorgoed vertrapt heeft.

Inventaris

Tegenover de kerk staat het oude schoolhuis van Anwoth. Er woont een vut'er. Hij weet nog wel iets af van Rutherford: „Een goed mens. Maar kerkelijk hadden ze een barre hekel aan hem". Ik krijg een tuinstoel om even te gaan zitten, een goed glaasje wijn en informatie over de streek van iemand die het echt allemaal weten kan.

Halverwege de vorig eeuw was de kerk met al haar inventaris ook al in vervallen toestand geraakt, maar was in elk geval nog ongeschonden. Dominee Robert M. Eraser schreef in 1857 in zijn boek "The Kirk and the Manse": „De oude kerk van Anwoth, die nog steeds bestaat, is een erg klein en nederig gebouw., De preekstoel is van eiken maar is zo gehavend dat het niet waarschijnlijk is dat zij nog kan worden gebruikt.

Verschillende kerkbanken zijn ook van eiken en versierd met snijwerk".

Obelisk

Dat alles is nu verdwenen. Wat overblijft, is een ruïne waarvan het nog wel duidelijk is dat het ooit een kerkgebouwtje was. Achter deze schone plaats rijzen de heuvels omhoog. Wie er een kwartiertje klimmen aan waagt —de heuvel groeit al klauterend uit tot een forse berg— treft boven een imposant monument aan ter nagedachtenis aan Samuel Rutherford. Het betreft een granieten obelisk van zo'n 20 meter hoog. Het monument werd opgericht in 1842 en bekostigd uit de opbrengst van een collecte die werd gehouden tijdens een preek van dr. Cook uit Belfast.

De grijze obelisk vertelt zijn eigen verhaal: „Ter nagedachtenis aan dominee Samuel Rutherford, predikant van de gemeente te Anwoth. Hij werd ook benoemd aan de Universiteit van St. Andrews, waar hij stierfin 1661. Dit monument werd opgericht in 1842 uit bewondering voor zijn eminente bekwaamheden, zijn wijdverbreide lessen, vurige geest, zijn geloof en predikantentrouw, zijn verschillende openbare werkzaamheden ten gunste van het kerkelijke en burgerlijke leven. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn. Psalm 112 : 6".

Het monument werd tijdens een zwaar onweer in 1847 ernstig beschadigd en tien jaar later herbouwd.

Arbeiderswoning

Rutherford moet gewoond hebben in een huis dat de naam "Bushy Bield" droeg, ongeveer een vijfhonderd meter van de kerk verwijderd. In 1827 werd het gesloopt, maar de plaats waar het gestaan moet hebben is vrij duidelijk aan te wijzen. Het stond in het bos op een plek vol struikgewas. Enkele wilde pruime- en kersebomen en een enkele hulststruik geven de plaats nog aan van het pastorietje dat niet meer geweest moet zijn dan „een kleine, witte arbeiderswoning".

Dr. Thomas Murray zegt echter in zijn "Statistical Account of Anwoth Parish": „Het huis heeft een edel karakter en werd hoogstwaarschijnlijk eerder gebouwd dan bij de komst van ds. Rutherford. Voorheen woonde er een heer in ruste. Vlakbij het huisje was een plek waarvan gezegd werd dat Rutherford er graag wandelde en liep te peinzen. Deze plek wordt nog steeds genoemd Rutherfords Wandeling".

Vanuit "Bushy Bield" schreef Rutherford al vele brieven, onder meer aan zijn oude vriendin Marion Macknaught, die woonde in Kirkcudbright. Hij zal hier ook wel even aangegaan zijn bij een van zijn broers die in Kirkcudbright onderwijzer was. Rutherford heeft hier ook eens gepreekt. Het ging om een avondmaalsdienst waarin Rutherford sprak over de doek van Christus waarmee Hij de tranen van de ogen Zijner kinderen afwist: Zwijgt stil, mijne lieve kinderen, gij zult nooit meer wenen.

Kirkcudbright (aan de A-755) betreft een kunstenaarsdorpje aan de mond van de River Dee, zo'n twintig kilometer oostelijk van Anwoth. Het is een kleine moeite er even rond te kijken, maar het levert niet veel op. Het heeft er veel van dat de H.H. kunstenaars hun kunsten binnenskamers houden, want in de fauwigheid zie ik er geen kunstzinnigeden op straat.

Grendels

Ten tijde van Rutherford was de afval op kerkelijk terrein groot. Ook toen al. Met versterkte aandrang verhief de prediker van Anwoth zijn stem tegen de overheersing der bisschoppen en tegen de Antichrist, die de grendels van de deur wilde lichten. De Heere liet inmiddels zien dat zijn arbeid in Galloway ten einde was en dat hij nu moest leren lijden. Op 26 juli 1636 werd Rutherford verboden nog langer te preken. Of hij zich maar wilde melden aan de gevangenis van Aberdeen.

Rutherford reisde geheel langs de kust van Anwoth naar Aberdeen. We volgen hem wel naar Aberdeen, maar snijden wat bochten af. Rechts van Glasgow gaan we omhoog. Dat scheelt tijd. Glasgow ligt in de verte. De stad van predikers als Gray en Durham. Ze preekten met zoveel ernst en bezieling dat de hele stad onder het beslag kwam en de kerken volstroomden. Waar is de tijd gebleven? We passeren Stirling, de stad van Ebenezer Erskine, daarna komt Perth, de geboortestad van Alexander Comrie. Uiteindelijk zie je nog een glimp van Dundee, waar Robert Murray McCheyne de waarheid bracht. Dan is daar Aberdeen, de stad van graniet, lang geleden de woonplaats van Mr. Jacob Lawsone, die opvolger werd van John Knox te Edingburgh. Aberdeen, de plaats met Rutherfords kerker.

Ballingschap

De gevangenis waar Rutherford anderhalf jaar werd opgehouden, is in zijn historische vorm niet meer aanwezig. De plaats is wel vrij exact bekend: vlakbij het Provost Skene's House, een van de oudste gebouwen in Aberdeen en genoemd naar de familie Skene. Het House, dat ingeklemd wordt door hoog oprijzende nieuwbouw, dient nu als museum waar de mensheid zich vergapen kan aan alles wat vergaat.

De scheiding van zijn kudde te Anwoth viel Rutherford zwaar. Aan mevrouw Kenmure schrijft hij: „Toen ik hier kwam, was ik stuurs en pruilde ik tegen Christus. Ik zei: Hij haa mij over de heining van de wijngaard geworpen als een dorre boom, maar ik zie nu, het was Zijn barmhartigheid dat het vuur de dorre boom niet verbrandde".

Dit gedwongen verblijf leverde wel wonderbaarlijke zaken op. In talloze brieven en geschriften wijst Rutherford op de noodzakelijkheid van waarachtige bekering. Hij vermaande zijn kudde in Anwoth schriftelijk: „Indien ge op wellend zand staat, zo zal een storm des doods, ja een enkele wind Christus en u vaneen scheiden en u van de rotsteen afspoelen. En daarom, om 's Heeren wil, bezie het werk nauwkeurig". Brieven waren veelal wonderlijk van inhoud, net een klein Hooglied van Salomo. Een brief van twee kantjes zag Rutherford al als een „buitengewoon kort schrijven" waarvoor hij zich met veel verve verontschuldigde.

Terug in Anwoth

In 1638 nemen de zaken in Schotland een gunstige wending. Rutherford wordt in vrijheid gesteld en keert terug „in de schoot zijner geliefde gemeente te Anwoth. Met nieuwe moed hervat hij het werk zijner bediening, terwijl honderden van elders toestromen om hem in zijn krachtvolle prediking te horen getuigen van de liefde van dien Heiland, die hem in zijne gevangenis ondervindelijk geleerd had, wat hij vroeger zelfs niet bij name had gekend".

Enkele maanden later wordt Samuel Rutherford echter benoemd tot professor in de Godgeleerdheid en predikant te St. Andrews. Hij ziet in deze benoeming de hand des Heeren en vertrekt. Ook in St, Andrews, gelegen op de oevers van East Fife aan de St. Andrews Bay, zegent de Heere Zijn dienstknecht. Mede door Rutherfords toedoen verandert St. Andrews van een „kweekplaats van bijgeloof en dwaling" in een „Libanon van waar de cederen genomen werden om het Huis des Heeren door schier heel het land te bouwen".

Wie nu in St. Andrews is, loopt als vanzelf aan tegen het Castle, eens het wrede folterhuis voor vele hervormers, George Wishart, „de groote man Gods", werd hier in 1545 voor de ogen van een grimlachende kardinaal levend verbrand. Toeristen en feestvierders kuieren nu opgewekt en kwetterend in de ruïnes van het kasteel rond. Hier preekte, studeerde en doceerde ook John Knox. Het is maar een weet, maar St. Andrews groeit prompt in je belangstelling.

De dag des kwaads

In 1643 wordt de inmiddels hertrouwde Rutherford voor vier jaar naar Engeland gezonden om de kerk van Schotland te vertegenwoordigen op de kerkvergadering van Westminster. Na zijn terugkeer naar St. Andrews versombert zijn leven door allerlei kerkpolitieke kwesties. De rust in het kerkelijk leven raakt weer zoek, Rutherfords boek "Lex Rex" wordt in het openbaar verbrand en hij wordt zelf uit al zijn functies ontzet.

Rutherford wordt echter weggeraapt voor de dag des kwaads aanbreekt. Als hij gedagvaard wordt door afgevaardigden van het parlement, laat hij de boodschap brengen: „Zegt hun, dat ik reeds gedagvaard ben voor een hoogere regtbank en een verhevener Regter, en voor Hem die mij het eerst heeft ontboden, moet ik het eerst verschijnen. Maar ook dat, eer de door hen bepaalde dag aanbreekt, ik daar zal zijn waar weinige koningen en veel geringe lieden komen".

Uiteindelijk wist Rutherford het uur van zijn dood: „Ik zal in Christus ontslapen, en als ik zal opwaken, zal ik verzadigd worden met Zijn beeld. Deze nacht zal de deur sluiten en zal ik mijn anker binnen het voorhangsel leggen en morgenochtend zal ik om vijf uur van hier gaan. Och, had ik armen om Hem te omhelzen! Och, of ik in het bezit was van een welluidende harp!"

Kerkhof

Op 19 maart 1661, 's morgens om exact vijf uur, overleed dominee Samuel Rutherford. Hij behoefde voortaan niet meer „met zijn geborsten schotel tot de fontein te gaan (zoals hijzelf ergens uitdrukt), maar mocht zijn woning opslaan naast de Bron van het levende water zelve".

Rutherford werd begraven op het oude kathedraalskerkhof van St. Andrews. Van de gigantisch grote kathedraal, eens de grootste van Schotland, zijn slechts de resten nog over. Wandelaars sjouwen niets ontziend over de honderden graven. Tegen de westelijke muur vind ik uiteindelijk te midden van zovele doden Rutherfords kleine, bijna onbeduidende grafzerk. De letters S M springen in het oog. De lucht wordt zwaar van het verleden. Toen was de nacht voorbij, „de schaduwen zijn weggevlucht en de morgen van de lange, lange dag zonder wolk of nacht was aangebroken".

Het eerste deel van deze tweedelige serie verscheen vorige week vrijdag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1990

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's

Een veldje van vergankelijkheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1990

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's