Jan H. de Groot was laatste bekende dichter van "Opwaartsche Wegen"
In maart volgend jaar zou de vroeger zo bekende protestants-christelijke dichter en schrijver Jan H. de Groot negentig zijn geworden. Die mijlpaal heeft hij niet meer mogen bereiken: hij stierf dezer dagen, op 1 december, in Doorn. Met hem overleed de laatste belangrijke medewerker van het vooroorlogse prot.-chr. literaire tijdschrift "Opwaartsche Wegen", tijdgenoot en voor een deel ook geestverwant van auteurs als Klaas Heeroma (Muus Jacobse), Henk van Randwijk, Kees Rijnsdorp, Roel Houwink en Gerrit Kamphuis.
Jan Hendrik de Groot werd op 30 maart 1901 in Alkmaar geboren. Als dichter debuteerde hij in 1924 met een vers "De karekiet" in het blad Opwaartsche Wegen en dat gedicht typeert de natuurlyriek waarvan hij gedurende de eerste jaren van zijn literair bezigzijn een geestdriftig aanhanger was. Heeroma noemt zijn vroege poëzie „vlot geschreven speels en zangerig en enigszins pathetisch".
Verzetsdichter
Zijn eerste bundels wijzen ook in die richting: "Lentezon", zijn debuutbundel uit 1926, gevolgd door "Sprongen" in 1929 en door "Zomerzon" in 1930. Maar de bundel "Vaart" uit 1931 verwoordt al meer de sociale ellende van de crisisjaren met hun werkloosheid en armoede. "Jan H.", zoals iedereen hem kende, werd en bleef tot het laatst toe een zeer maatschappelijk betrokken dichter. Hij moet het dan vooral hebben van het rake, flitsende woord. In de jaren 1924 tot '38 was hij redactie-secretaris van "Het Korenland", een tamelijk uniek christelijk cultureel-literair jongerentijdschrift. Daar haalde hij ook dichters als Willem de Mérode —toen al geen echte 'jongere' meer— en Gerrit Achterberg binnen.
Hoewel jan H. de Groot kwalitatief wellicht niet tot de grootste protestantse dichters van onze eeuw mag worden gerekend —een De Mérode was hij niet— heeft hij toch een belangrijk stempel op deze literaire stroming gedrukt, ook in ander opzicht. Toen sommigen uit de kring van Opwaartsche Wegen ten tijde van Hitler en Mussert foute keuzen maakten —met name Jo van Ham en Martien Beversluis, maar toch ook Roel Houwink— liet De Groot een helder verzetsgeluid horen, al voor de bezetting over ons land raasde. In het kerstnummer van Opwaartsche Wegen van 1938 keerde hij zich al fel tegen de zich als een god beschouwende Hitler, die „als een duivel zit op elke jodenziel".
Geloof na Auschwitz
En met Gerrit Kamphuis en Henk van Randwijk zou Jan H. in 1941 de eerste belangrijke clandestiene bundel verzetsverzen uitgeven: het Nieuw Geuzenliedboek. Zijn gedichten uit en over de oorlog bundelde hij in 1945 in "Moederkoren", waarvoor hij in 1946 de Poëzieprijs van de stad Amsterdam ontving. Vooral de sonnettencyclus "Jeremia" is volgens Heeroma „profetisch en typerend voor zijn non-conformistische waarheidsdrang". Het lag wel voor de hand dat hij na de oorlog als kunstredacteur in dienst trad bij dagblad Het Vrije Volk. Later was hij perschef van de AKU (nu opgegaan in het Akzo-concern) te Arnhem. Nog vorig jaar publiceerde hij zijn herinneringen uit het verzet als "Het woord als wapen en wapenbroeder".
Van zijn orthodox-protestantse levensovertuiging was toen zo langzamerhand niet veel meer overgebleven. Hij werd een Doorbraak-man en kon na de miljoenen joodse doden van Hitler en de verschrikkingen van Auschwitz niet meer geloven in de barmhartige èn rechtvaardige God van de Schriften. In hoeverre dit verliezen of verlaten van het geloof ook enigszins een modieus karakter had, laat ik hier nu rusten. Een feit is het wel dat hij, die eigenlijk niets meer moest hebben van de protestantschristelijke organisaties, de laatste jaren enkele malen als gast van Hans Werkman graag meekwam naar bijeenkomsten van de prot.-chr. auteursclub "Schrijvenderwijs" met het tijdschrift "Woordwerk".
Alpinopetje...
Was dat meezingen van die Psalmen Davids voor de hoogbejaarde De Groot een vorm van jeugdsentiment? Verlangde hij toch weer terug naar het oud vertrouwen? Hij zei wel dat hij erg van deze ontmoetingen genoot. Misschien ook omdat er elders praktisch geen aandacht ineer voor hem en zijn dichtwerk bestond? Ik heb het hem bij deze ontmoetingen niet durven vragen. Ook in de bescheiden briefwisseling die we met elkaar voerden —hij was geïnteresseerd in wat het RD schreef over de protestantse letteren van onze eeuw en corrigeerde mondeling en in zijn verzorgde handschrift uiterst beleefd bepaalde details uit een artikel van mij — kwam zijn eventuele terugkeer tot het rechtzinnig geloof der vaderen niet ter sprake.
Jan H. de Groot was, ondanks de felle pen in zijn verzets- en andere verzen, een vriendelijk en beminnelijk man, herkenbaar aan zijn onafscheidelijke alpinopet. Die moest wel verhullen dat hij al zeer jong zijn (wilde?) haren had verloren, want ook op vroege foto's uit de tijd van Opwaartsche Wegen prijkte hij niet met een volle haardos... Belangrijker echter dan 'de vormen van de vent' zijn z'n, vele en veelzijdige, werken.
Want die bestaan niet alleen uit (vele) verzenbundels, maar ook uit de in Polen spelende roman "Fir" uit 1938, het drama "De vacht is droog" (met een aan het Gideonverhaal ontleende titel) uit 1958 en enkele andere lekespelen, een samen met Maurits Mok geschreven "Poëtisch Appèl", reisverhalen en novellen. Hij gaf ook bloemlezingen van protestantse dichters uit, waarvan "Stille Opvaart" uit 1930, samen met A. J. van Dijk, nog wel bekend is. "De nood der ratten" en "Het beest thuis" zijn enkele prozaboeken van zijn hand.
Toch is hij, die zich soms van de schuilnamen Haje Sikkema en J. ten Mutsaert bediende, het meest bekend als dichter. Werk van hem werd vertaald in het Duits, Engels en Zweeds. Naast de al genoemde poëzie publiceerde hij bundels als "Verlangen", "Verloren liedjes", "Een bos boterblommen", "Vice versa", "Op de man af" en zo meer. In 1968 verscheen zijn "Signalen tegen de hemel", in 1975 "Bittermeren" en in 1981 "Het uitwijkbos" van deze, door Jan F. de Zanger als „rebels dichter" gekenschetste. Jan H. de Groot. Er had geen begrafenis plaats, omdat hij zijn lichaam beschikbaar heeft gesteld voor de wetenschap. Boven zijn rouwadvertentie stond Pascals woord „Het hart heeft redenen, die de rede niet kent".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1990
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1990
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's