Kerkvader Augustinus deed niet mee aan speculatie over de eindtijd
„Wij zijn zelf de tijden en hebben nu onze roeping te vervullen"
Voor veel christenen lijkt de wereldgeschiedenis zich bijna uitsluitend toe te spitsen op het Midden-Oosten. Steeds meer 'profeten' staan op en wijzen op de klok: vallende bommen op Bagdad zeggen dat de wijzers van de klok op vijf voor twaalf staan. Het wachten is op een chemische lading, want dan zou het wel eens twee voor twaalf kunnen zijn. Wat is het bijbelse gehalte van deze speculaties? In ieder geval zijn ze niet nieuw, maar blijken ze dikwijls al eeuwen oud. Ook de kerkvader Augustinus worstelde er al mee, aldus de Utrechtse kerkhistoricus en Augustinuskenner dr. J. van Oort.
Het valt op dat Augustinus in een tijd leefde die in verrassend veel opzichten lijkt op de onze, zo vindt Van Oort. De wereld was toen vol van oorlogen en geruchten van oorlogen. Barbaren vielen het ineenstortende Romeinse rijk binnen. Stromen vluchtelingen kwamen op gang. Ten slotte viel de stad Rome. Toen was, volgens velen (ook volgens veel christenen), het wereldeinde definitief gekomen.
Het is opvallend hoe Augustinus toen in de tijd is gaan staan en op de gebeurtenissen gereageerd heeft. Aan die eindtijdspeculaties deed hij bewust niet mee. Hij weigerde zeker niet om Gods hand in de geschiedenis te zien, maar wel om te zeggen: Nu is het precies zo laat op de klok.
Van Oort: „Voor Augustinus is de geschiedenis allereerst een geheim gebeuren. God handelt erin, maar Zijn doen is majesteitelijk en voor ons dikwijls verborgen. In Augustinus' voetspoor sprak Luther later van de verborgen God. Want de Heere God is soeverein. Het wereldgebeuren is in Zijn hand. Hoe Hij dat gebeuren leidt, weten wij uit de heilige geschiedenis, uit de Schriften. Maar de concrete duiding daarvan voor onze eigen tijd dient uiterst voorzichtig en op pastorale wijze plaats te vinden".
Augustinus sprak dus wel over de geschiedenis en over een eindtijd daarin?
„Jazeker en heel bewust. Je zou Augustinus een theoloog van de geschiedenis kunnen noemen. Het denken over de geschiedenis en over de eindtijd neemt in zijn theologie een bijzondere plaats in. Hij is eigenlijk degene die dat de westerse theologie bewust geleerd heeft. Niet alleen gedurende de hele Middeleeuwen, maar ook in de Reformatie vind je zijn gedachten hierover terug.
Het grootste en invloedrijkste werk van Augustinus is zijn geschrift "De stad van God". Hij heeft dat geschreven juist toen de wereld ten onder leek te gaan en velen zeker wisten dat het laatste der dagen definitief gekomen was. Het valt dan op, dat Augustinus begint met dit tegen te spreken. Hij zegt: Van waar weten jullie dat zo precies? Uit de Bijbel soms, of uit de gebeurtenissen van nu of van vroeger? Wanneer je de Bijbel goed leest, en in dat licht de geschiedenis beziet, dan zie je toch dat God soeverein handelend bezig is.
Al zo dikwijls leek het er in het verleden op dat de wereld zou ondergaan en dat de eindtijd definitief gekomen was. En toch begon God telkens opnieuw en schreef de geschiedenis -Zijn geschiedenis!- voort. Let daar allereerst op en houd nu eens op met zogenaamd profetisch te zeggen dat de wereld heden ondergaat. Wie kent Gods wil hierin wanneer zelfs de Zoon het definitieve einde niet wist. Augustinus verwijst dan naar Markus 13 en maant tot voorzichtigheid".
Er waren dus in zijn tijd —net als nu— mensen die dachten dat de beslissende eindtijd gekomen was?
„Die waren er blijkbaar heel wat. In Augustinus' brieven wordt ons dat duidelijk. En bij voorbeeld ook in zijn preken. Want er waren ook in Augustinus' eigen gemeente velen die zo dachten. Ze zeggen dan: De eindtijd is gekomen, de wereld gaat onder, de tijden zijn donker, de tijden zijn slecht. Augustinus antwoordt dan: Maar luister nu eens naar de profeten, naar de apostelen, naar de woorden van Christus Zelf. Wijzen zij allen er niet op dat de tijden in Gods hand zijn? Dat dit alles móet geschieden, maar dat dan nog het definitieve einde er niet is? En in een andere preek zegt hij dan: Nu moeten jullie eens ophouden met dat klagen over die donkere en slechte tijden. Zoals wij zelf zijn en handelend in de wereld staan, zó zijn de tijden! Wij zijn zelf de tijden en hebben nu onze roeping te vervullen".
Verschilde Augustinus in dit spreken met het spreken van tijdgenoten?
„Je ziet bij Augustinus heel eigen accenten, en daarin constateer je nu het speciale dat kennelijk een kerkvader tot een kerkvader maakt. Niet voor niets noemden reformatoren als Luther en Calvijn hem een „vader" en sprak men over hem in de tijd van de Nadere Reformatie als „de oudvader Augustinus". Die eretitel gaf men hem niet zomaar, maar omdat men vond dat Augustinus op de juiste wijze de Schriften had uitgelegd.
Enerzijds keert Augustinus zich vanuit zijn luisteren naar de Schriften tegen de visie van heidense tijdgenoten. Zij zien de geschiedenis, het gebeuren in de wereld, als een cirkelgang. Er is volgens hen slechts een eeuwige kringloop zoals die zich ook in de natuur voltrekt. Alles komt terug zoals het er ooit geweest is. Maar dat is volgens Augustinus fatalistisch: Zonder doel en zin.
Hij weerlegt dat vooral in boek XII van zijn werk "De stad van God". Allereerst vanuit de eigen filosofische redenering van die heidense tegenstanders zelf: Wanneer er slechts een eindig aantal mogelijkheden is, dan zijn die op een gegeven moment uitgeput en móet er iets nieuws in de geschiedenis gebeuren. Dan moet er dus toch voortgang zijn! Maar vooral is voor Augustinus belangrijk dat Christus kwam en dat er toen iets nieuws gebeurde dat de geschiedenis doel en zin geeft. Hij wijst dan op het woord van Paulus: „Éénmaal is Christus voor de zonden gestorven". Éénmaal, een uniek gebeuren. Er kan dan geen eeuwige herhaling zijn van hetzelfde. Tegenover het heidense cyclische denken stelt Augustinus dus het lineaire. De geschiedenis is geen cirkelgang, maar een lijn, een lineair gebeuren dat gericht is op de toekomst. Dat geeft perspectief, doel en zin omdat God deze geschiedenis leidt. Hij volvoert Zijn plan".
Maar anderzijds verschilt Augustinus ook van velen van zijn christelijke tijdgenoten?
„Dat zie je inderdaad. Al in zijn dagen wilde men vooruitgrijpen op het gebeuren, eigenmachtig duiden. We constateren dat niet alleen bij de veelal eenvoudige tijdgenoten die radeloos en angstig worden wanneer ze merken wat om hen heen gebeurt. Dat zijn degenen die roepen dat het einde der tijden nu aangebroken is, want alle tekenen wijzen er immers op? Augustinus gaat daar tegenin en wijst troostvol op Gods verborgen raadsplan.
Maar anderzijds zijn er in deze tijd ook nogal wat intellectuele christenen die door de val van Rome en andere gebeurtenissen eveneens helemaal uit het lood geslagen zijn. Zij hadden gedacht dat het laatste der dagen nu al gerealiseerd was, omdat de keizer christelijk geworden was en met hem het Messiaanse vrederijk gekomen was.
Augustinus keert zich bewust tegen een dergelijke politieke theologie en het op déze manier aanwijzen van Gods hand in de geschiedenis. Vooral rond keizer Constantijn en later ook bij keizer Theodosius waren er theologen die zo redeneerden. Nu bleek alles anders, want deze "christelijke" wereld stort in".
Ziet u hier ook parallelen met onze tijd?
„Ja nogal. Het verwondert mij niet alleen hoe sommige christenen nu precies allerlei profetieën als stukjes in een legpuzzel weten in te passen. Dat is al dikwijls in de geschiedenis gebeurd. En iemand als Hall Lindsey of bij voorbeeld sommige uitlatingen voor de EO-microfoon zijn helemaal niet zo nieuw. In diverse doperse en chiliastische stromingen is dat in het verleden al vaker gezegd en de reformatorische theologie heeft zich daar bewust tegen gekeerd. Meer nog verwondert het mij dat bij voorbeeld een jaar geleden of tot voor kort sommigen Gorbatsjov tekenden als een Cyrus-figuur, als de Cyrus of Kores uit Jesaja 45, een verlossersgestalte. Augustinus zou dat mijns inziens bewust niet gedaan hebben!"
Hoe sprak Augustinus dan wel over de geschiedenis en de eindtijd?
„Hij was daar heel duidelijk in en wat hij daarover te zeggen had vinden we vooral systematisch uiteengezet in "De stad van God". Hij constateert eerst dat Israels profeten over de geschiedenis gesproken hebben als over een rechte lijn, als een gebeuren dat op de toekomst is gericht. In het verleden is de profetische belofte gesproken en die wordt volvoerd. God de Heere handelt in het gebeuren: Hij heeft het in Zijn hand. Hij volvoert Zijn plan, doelgericht.
Dat lineaire, dat doelgerichte, dat teleologische, neemt Augustinus over. En hij weet tevens dat voor het eerst de profeten van hét Oude Testament geprofeteerd hebben over de eindtijd. Bij voorbeeld in Joel 1:15, Joel 2:31, Jesaja 2:2. Daar wordt gesproken „de dag des Heeren (Jom Jaweh)", „de dag", „die dag", „het laatste der dagen". 'Voor Augustinus zitten aan het begrip eindtijd diverse aspecten. Hij weet enerzijds dat het een dag van gericht zal zijn èn een dag van heil. Het is een dag die in de toekomst gelegen is, wanneer God de zaken recht zet, recht naar zijn rechtvaardig oordeel, en dat betekent naar menselijke maatstaven soms volkomen op zijn kop".
Die "eindtijd" is volgens hem dus toekomstig en niet te berekenen?
„Het is één aspect van Augustinus spreken over de eindtijd en het geschiedgebeuren. Het gaat dan over de toekomst waarheen wij op weg zijn. Augustinus tekent de geschiedenis in het beeld van een metafoor: de gemeenschap van de gelovigen van alle tijden staat tegenover de gemeenschap van de ongelovigen. De stad van God tegenover de aardse stad, Jeruzalem tegenover Babylon.
U noemde zojuist het spreken van de profeten zoals door Augustinus overgenomen. Spreekt naar uw inzicht het Nieuwe Testament dezelfde taal?
„Niet zonder reden beroept Augustinus zich herhaaldelijk op Paulus en heeft hij wel degelijk ook de Evangeliën en andere geschriften gelezen. Wanneer het gaat over de eindtijd, dan is het karakteristiek dat in het Nieuwe Testament eveneens nadrukkelijk wordt gezegd dat die eindtijd reeds nü begonnen is. Nu al zijn de tekenen van de eindtijd met de handen te tasten en met de ogen te zien. Door Christus' geboorte, door Zijn Messiaanse optreden, door Zijn kruis en opstanding is het spreken over de eindtijd radicaal en beslissend bepaald. Met Christus is de eindtijd reeds nu begonnen. De kairos, het beslissende eindtijdmoment, ligt niet in de toekomst, maar in het heden en moet nu "uitgekocht" en nú benut worden (Kol. 4:5).
Welnu, zo spreekt Augustinus er ook over. Het is ook heel karakteristiek dat hij zo zijn eigen bekering beleefd heeft, als een kairos, een beslissend moment in de eindtijd. Hij spreekt over het „ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten" en past dat op zichzelf toe. En in de tuin te Milaan leest hij heel bewust Romeinen 13:11-14 en weet dat alles op hem van toepassing: en bovendien, U weet de kairos. Hoe het nü reeds voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken".
Toch is er ook bij Augustinus een zekere spanning tussen het toekomstige en het heden?
„Evenals in de Bijbel vinden we bij hem dat de eindtijd enerzijds toekomstig is, maar anderzijds tegelijk reeds nu present. In principe is de overwinning behaald aan het kruis, maar de eindoverwinning staat nog uit. Onder dit voorteken leven wij nu reeds in de eindtijd, er zeker van zijnde dat in kruis en opstanding van Christus de beslissende overwinning is behaald en de eindzege zeker komt. Het is vanuit dit weten van de eindtijd dat men het gebeuren dient te verstaan. Door Christus is de tijd beslissend veranderd".
Toch blijven velen speculeren en zien met de Golfoorlog de eindtijd aangebroken, de definitieve zege nabij. Het lijkt heel Schriftuurlijk.
„Dat is het naar mijn inzicht toch niet. De Bijbel leert ons voorzichtig te spreken over de eindtijd „want .van het definitieve uur weet zelfs de Zoon niet". Markus 13 is daar duidelijk in.
Tegelijk houdt bij voorbeeld Lukas 17 een vermaning in: Let op, het koninkrijk komt niet met uiterlijk gelaat, het komt niet zo dat men zijn komst aan allerlei voortekenen aflezen kan (Lukas 17:20). Het is bepaald niet zo dat men op de wereldklok precies kan zien hoe laat het nu is. Juist tegen apocalyptici van velerlei snit klinkt deze waarschuwing en het geheim van de eindtijd wordt dan nog eens in andere gelijkenissen onderstreept. De heer des huizes weet niet wanneer de inbreker komt. Wij dienen er op te letten in welk verband de uitspraken over de eindtijd staan en ze dienen ook in hun totale verband bestudeerd te worden. Evenals we bij de profeten van de oude bedeling een voorzichtig spreken hebben gehoord, dienen ook wij te beseffen dat God vrijmachtig is. Augustinus wist daarvan en heeft er zo over gesproken".
Maar wat moet onze concrete houding dan zijn? Hoeven we ons niet bezorgd te maken over de Golfoorlog?
„Bij Augustinus valt de nadruk op de christelijke vreemdelingschap. En op het getuige zijn van de christen in de eindtijd. Juist dat is met het oog op de ontwikkelingen in Rusland en het Midden-Oosten hoogst actueel. Want ook nu geldt dat de eindtijd al begonnen is en dat wij ons dienovereenkomstig dienen te gedragen. In het Nieuwe Testament staan twee teksten die voor ons heel duidelijk aangeven wat onze roeping is. 1 Thessalonicenzen 5:1 en Handelingen 1:7 gaan over hetzelfde thema en zijn vrijwel identiek. „En Jezus sprak tot Zijn discipelen: Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn Eigen macht gesteld heeft. Maar gij zult kracht (dynamis!) ontvangen van de Heilige Geest die over u komen zal en gij zult Mijn getuigen (martyres!) zijn zowel te Jeruzalem als in geheel Judea en Sameria en tot aan het uiterste van de aarde". Voor Augustinus was deze levensgenade en deze levenshouding richtinggevend. En naar ik meen moet dat ook voor ons zo zijn. Er is dan moed en vreugde om te zijn!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1991
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1991
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's