Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen bij Bucers kijk op waarheid en eenheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen bij Bucers kijk op waarheid en eenheid

Congres Stichting bevordering kennis der Reformatie;

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

APELDOORN — Bij de reformator Bucer zijn vooral vragen te stellen ten aanzien van de filosofie die achter zijn kerkelijke eenheidsstreven zit. Het waarheidsbegrip van de Straatsburgse reformator wijkt namelijk af van dat van de andere reformatoren. Het gaat immers om de waarheid bij de gesprekken tot kerkelijke eenheid. Dat zei prof. dr. W. H. Neuser uit Munster gisteren tijdens het Bucercongres in de aula van de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. De Stichting ter bevordering van de kennis van de Reformatie belegde voor de derde maal een dergelijk congres.

Prof. dr. Neuser sprak over de betekenis van Bucer voor kerk en theologie. Eerst schilderde de Duitse hoogleraar, die vooral ook bekend is als de grote stimulator van het internationale Calvijnonderzoek, de theologische veelkleurigheid van de Reformatie en ging hij dieper in op Bucers kijk op kerkelijke eenheid. Daarbij plaatste hij vragen bij Bucers waarheidsbegrip.

„Om tot een eindconclusie te komen inzake Bucers betekenis voor kerk en theologie moeten we eerst meer weten over zijn wortels, welke filosofie zijn denken doordrong en in welk systeem hij dacht. Hij dacht namelijk niet in een vast systeem, zoals Melanchton of Calvijn". Prof. Neuser drong op verder onderzoek aan, maar merkte wel op dat Bucer een zwak systematisch denker was. Hij tekende verder de invloed van de Straatsburgse reformator op Calvijn en verwees daarbij naar het feit dat prof. Van 't Spijker uit Apeldoorn ooit aantoonde dat bij Bucer vrijwel alle elementen van Calvijns verkiezingsleer te vinden zijn, „maar pas Calvijn brengt die in een systematisch ontwerp samen".

Tijdens de forumdiscussie, onder leiding van de Utrechtse kerkhistoricus prof. dr. O. J. de Jong, kwam men ook op dit onderwerp terug. Prof. Van 't Spijker viel collega Neuser bij inzake Bucers waarheidsbegrip. „Het Godsbegrip bij Bucer houdt in dat hij God als het hoogste Goed ziet, omdat Hij Schepper is aller dingen. Zodoende is het goede ook bij edele heidenen te vinden. Prof. Neuser tekende daar vervolgens de negatieve kant van: „Men kan de vraag stellen waarom dan (het werk van) Christus nog nodig is, Bucer en Zwingli hadden namelijk beide niet die sterke concentratie op Jezus Christus". Prof. Van 't Spijker: „Maar Bucer komt wel uit bij Jezus Christus als einde der wet en einde der filosofie want bij hem heeft iedereen Christus nodig".

Zwingli/Bucer

Drs. H. J. Selderhuis sprak tot de ongeveer zestig congresdeelnemers over de verhouding tussen Zwingli en Bucer en de wederzijdse beïnvloeding. Hij ging in op beider overeenstemming in de pneumatologie (de leer aangaande de Geest) en de betekenis daarvan voor andere dogmatische punten. In dit verband noemde de christelijke gereformeerde predikant de heiliging van het openbare leven („waar Luther niet aan toekwam en waar Calvijn naam mee maakte"), de verhouding van staat en kerk, de onderscheiding tussen Woord Gods en menselijke tradities en het Godsbegrip. Verder is het zo dat een gemeenschappelijk Godsbegrip en een gemeenschappelijke pneumatologie beide reformatoren in staat stellen het heil ook voor en buiten de christenen te traceren. Drs. Selderhuis riep op tot verder Buceronderzoek.

Drs. B. J. Spruyt sprak over Martin Bucers "Gulden brief', onder het thema "De irenische Bucer in de polemiek tussen remonstranten en contra-remonstranten". Hij merkte op dat in de zeventiende eeuw de remonstranten meer van Bucer moesten hebben dan de contra-remonstranten. Zij konden zich namelijk nogal vinden in Bucers vredelievende pleidooi voor onderlinge eenheid en verdraagzaamheid en publiceerden een brief met dergelijke inhoud van Bucer.

Drs, Spruyt citeerde Bucer door te zeggen dat, als men in zijn naaste „iets van Christus bespeurt, men hem als broeder dient aan te nemen en om verschil van mening omtrent niet-wezenlijke geloofsartikelen dient men elkaar voor de broederschap niet op te zeggen". Jacobus Trigland echter schaarde Bucer onder de halfblinden die in de morgenstond van de Reformatie wel iets van Gods genade gezien hadden, maar daar nog niet zo'n helder zicht op hadden als men dat in de zeventiende eeuw wel had, toen de volle dag was aangebroken. Drs. Spruyt ging in op de verschillende standpunten over kerkelijke eenheid.

Kenmerken

Prof. dr. W. van 't Spijker sprak over "De kerk in Bucers oecumenisch streven". Hij zette zijn onderwerp eerst in historisch kader en citeerde uit een van Bucers eerste werken: „Dat niemand voor zichzelf moet leven, maar voor de andere en hoe de mens zover kan komen". Bij Bucer is dan de kerk het rijk van Christus, waar het Woord met vreugde gehoord en bewaard wordt. In dit rijk heerst Christus door de liefde. Er is een geestelijke dimensie en een lichamelijke. De eerste is bij Bucer belangrijker omdat de mens op dit vlak zijn naaste tot eeuwig heil kan zijn. In principe is dit Bucers grondvisie van de kerk, aldus prof. Van 't Spijker, die wees op het aspect van de samenleving, dat zo centraal stond bij Bucer.

Bucers kerkbegrip ging uit van de samenhang tussen Woord en Geest en de Apeldoornse hoogleraar liet zien welke grieven Bucer tegen Romes kerkvisie had. Bucer zei onder andere dat het geloof in de Schrift aan het geloof in de kerk vooraf gaat en voor Bucer bestaat de kerk uit uitverkorenen, „of anders gezegd, uit degenen die uit God zijn geboren". Een van de kenmerken van de kerk is dat het Woord wordt gepredikt.

Anti-charismatisch

Verder werd Bucers visie op de dopers geschetst: „Tegenover de dopers heeft Bucer de nadruk gelegd op de betekenis van het Woord als fundament van ambt en gezag in de kerk. Hij heeft hun al te sterke beroep op het charismatische in de ambten afgewezen en de nauwe relatie tussen kerk en staat, kerk en samenleving vastgehouden. De theocratische gedachte kwam sterker naar voren dan ervoor.

Ook ging prof. Van 't Spijker in op de vraag hoe Bucer aan zijn kerkopvatting gestalte trachtte te geven in zijn oecumenisch streven. Hij werkte dat uit op het niveau van de gemeente, op het niveau van de eenheid van de protestanten en ten slotte aan de eenheid van de christenen in de hele wereld.

Geloofsmoed

Het feit dat gelovigen in Christus één zijn hield voor Bucer in dat eenheid ook zichtbaar gemaakt moest worden. Onzichtbare eenheid was echter niet genoeg. Hij zoekt die eenheid te verwerkelijken in de context van de reformatie, waarbinnen Bucer tot concessies bereid is. Grondslag voor de eenheid is de Schrift, maar ook het in de geschiedenis wortelende ideaal van de vroeg-christelijke kerk, waarin de kerkvaders de zuivere theologie leverden. Prof. Van 't Spijker concludeerde dat de grens van Bucers oecumenische streven bereikt is waar aan de vier genoemde factoren te kort wordt gedaan.

Prof. dr. F. van der Pol, hoogleraar aan de Theologische Universiteit van de gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) in Kampen en voorzitter van de Stichting die het conges belegde, gaf een terugblik op het Bucercongres in Straatsburg. Hij tekende de verschillende Bucerbeelden maar citeerde ten aanzien van de plaats van Bucer instemmend zijn christelijke gereformeerde collega Van 't Spijker, zoals die zich in een (besloten) werkgroep had uitgelaten: „Het ging Bucer om de krachtige regenererende presentie van Christus. Het ging Bucer om genade voor verloren zondaren, om verlossing alleen door het geloof in de God van de Heilige Schrift". Prof. Van der Pol leverde kritiek op de in die werkgroep door dr. Bern Moelier uit Göttingen geuite visie dat dit een moraal-theologische benadering was. „Voor mij klonk het echter als een goed onderbouwde belijdenis. In de moed van het geloof werd er voor het forum van internationale wetenschappers een geloofsuitspraakgedaan. Dit herkende ik".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1991

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Vragen bij Bucers kijk op waarheid en eenheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1991

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's