Arkels burcht na verraad volledig verwoest
Zwaan wees jonge ridder de weg naar zijn vervallen voorouderlijk kasteel
GORINCHEM - Het stadje Gorinchem of Gorkum, liggend in het uiterste zuidoostelijk puntje van de Alblasserwaard, bij de samenvloeiing van de Merwede, moet al zeer oud zijn. Het maakte vroeger deel uit van het land van Arkel. In 1284 kreeg de nederzetting stadsrechten. De heren van Arkel voorzagen de nieuwe stad van stadsmuren.
De naam Gorinchem kreeg de nederzetting vermoedelijk vanwege zijn ligging in moerassig gebied ofwel Goor. Het Land van Arkel was van ouds een allodiale (onafhankelijke) heerlijkheid van de vroegere Graafschap Teisterband. Behalve Gorkum behoorden ook Asperen, Leerdam, Heukelom, Arkel en nog enkele andere dorpen bij de heerlijkheid. Van vijf dorpen aan de Lingedijk vormen de beginletters de naam Arkel, namelijk Arkel, Rietveld, Kedichem, Everwijk (nu Oosterwijk) en Leerbroek.
Iets ten oosten van Gorkum stond de burcht der Arkels. Eigenlijk was dit al de tweede of derde burcht van dit adellijke geslacht. De kronieken vermelden namelijk dat in 983 Foppo de vijfde heer van Arkel een hechte burcht aan de Linge stichtte. Heer Jan van Arkel, bijgenaamd de Sterke, moet echter de bouwer van het prachtige slot ten oosten van Gorkum geweest zijn. Van hem wordt verteld dat hij zo sterk was dat hij, gestoken in zijn harnas en zittend op zijn paard, het dier tussen zijn benen geklemd hield en zich aan een balk van de Gorkummer stadspoort ophees en het paard een halve meter van de grond tilde.
Verraad
Even sterk als de slotheer was, moest de burcht worden die hij liet bouwen. Het gebouw kreeg zeven vrijwel onoverwinnelijk sterke torens, een onvoorstelbaar dikke ringmuur en werd omgeven door een brede en diepe slotgracht. De kapel en de ridderzaal moeten ook bijzonder mooi geweest zijn. Er werd van verteld dat er zelfs in heel Duitsland geen sterkere en sierlijker burcht te vinden was.
Ondanks de hechte bouw van het complex zag graaf Willem IV van Holland kans de burcht door samenzwering en verraad in te nemen en in brand te steken en heeft hem zo grondig gesloopt dat men nu alleen nog maar de plaats kan aanwijzen waar het vermoedelijk gestaan heeft. Er is zelfs geen enkele afbeelding van overgebleven.
Per abuis wordt soms nog wel de inmiddels ook verdwenen burcht die de graaf van Holland aan de zuidkant van Gorkum bouwde voor de Arkelse burcht aangezien. Dat is echter niet de burcht van Jan de Sterke. Dit slot, waar nog wel afbeeldingen van zijn, werd pas na 1412 gebouwd toen de Arkelse burcht al verwoest was.
Sage van de zwaan
De geschiedenis van het geslacht Van Arkel is zeer oud en gaat terug tot in de sagen. En daar de sagen en echte geschiedenis soms moeilijk van elkaar te onderscheiden vallen, zijn de historici het niet altijd met elkaar eens. Volgens de sage werd Johan, een zoon van Ritsard, een van de vier Heemskinderen die Koning Dagobert van Frankrijk tegen de oproerige Friezen geholpen had, beleend met een wilde moerassige landstreek met ondoordringbare wouden en wilde dieren. Later zou uit dit gebied het land van Arkel worden ontgonnen.
Eerst aarzelde Johan om het in bezit te nemen. Maar nadat hij het overtollig hout geveld had, bouwde hij op een plek waar voordien de Romeinse legerplaats Arce Hercules had gestaan een kasteel, ontgon de woeste grond en stichtte een nederzetting die men naar de vroegere legerplaats noemde. Hierdoor zou de naam Arkel zijn ontstaan. Na verloop van tijd werd Arce echter door de Noormannen geplunderd en in brand gestoken. Johan —of Jan- nam de benen en belandde in Frankrijk, waar hij zich voorgoed vestigde.
Een kleinzoon van de gevluchte ridder, ook een Jan, ging later op avontuur naar het nog steeds braakliggende land van zijn grootvader, zonder enig idee te hebben hoe het land eruitzag. En ziedaar, onderweg kwam plotseling een grote zwaan aangevlogen, dook voor zijn schip in het water en zwom voor het vaartuig uit. Jan bleef de vogel volgen. Na lange tijd ging de zwaan aan land. Ook toen zette Jan zijn reis voort in het spoor van de vogel. Hij herbouwde het en noemde zich Jan I van Arkel.
Rijke marskramer
Volgens de legende moet dit omstreeks het jaar 690 geweest zijn. Als dank aan de wonderbare leiding van de zwaan voerden de van Arkels een zwaan als hun helmteken.
Volgens historici die zich alleen op archiefbronnen beroepen, zou er pas voor het eerst in 1253 of 1254 van een Jan, Heer van Arkel sprake zijn. De Arkels zouden afstammen van het geslacht Van der Lede. Hoe het zij, de Van Arkels waren een der rijkste en oudste geslachten van ons land. Ze muntten vooral uit in stoutheid en moed. Vandaar het vanouds bekende rijmpje: Breero de eêlste - Wassenaar de oudste - Egmond de rijkste - Arkel de stoutste.
Van een kleinzoon van Jan de Sterke, ook een Jan van Arkel, gaat het verhaal dat, toen hij ter kruisvaart was getogen, samen met zijn knecht niet ver van Genua plotseling door een bende rovers overvallen werd. Hun heftig verweer had geen effect. Ze werden van alles beroofd en grondig uitgeschud. Terwijl ze berooid, hongerig en dorstig door de rijke koopmansstad liepen, viel hun oog plotseling op een voornaam huis waar het wapen van Arkel op geschilderd stond.
Het tweetal besloot eens poolshoogte te nemen. Wie schetst hun verbazing toen bleek dat de eigenaar van dit voorname heerenhuis de vroegere arme marskramer was, die van Van Arkel al eens wat geld had gekregen om er een handeltje mee te kunnen beginnen. Van Arkel had bij zijn gulle gift schertsend de opmerking gevoegd dat ze het verlies en de winst samen zouden delen. De vroegere marskramer, inmiddels een der rijkste kooplieden van Genua, wilde zich nu ook aan die afspraak houden. Jan van Arkel weigerde dit echter beslist. Hij nam slechts zoveel geld aan dat hij met zijn knecht ruimschoots thuis kon komen.
Laatste telg
Het Land van Arkel lag heel strategisch in een driehoek tussen de Graafschap Holland, het Bisdom Utrecht en het Hertogdom Gelre gekneld lag. De hoge heren die het in deze gebieden voor het zeggen hadden, waren er voortdurend op uit hun terrein te vergroten. Vandaar dat de heren Van Arkel constant voor het behoud van hun heerlijkheid moesten vechten. De strijd spitste zich toe op de jaren 1401-1412. Die periode staat bekend als de Arkelse Oorlog. Daar de heren in de strijd steeds vrijwel alleen tegen een grote overmacht stonden, gingen ze ondanks hun moed, vechtend ten onder. In 1417 sneuvelde Willem van Arkel, de laatste telg van dit roemruchte Nederlandse geslacht, in de straten van Gorkum. Het wapen van Arkel. Tekening C. J. Hoogland
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 oktober 1991
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 oktober 1991
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's