Ds. Visser: Misschien zijn we soms meer gebaat bij zwijgen
"Eigenlijk verandert er niet zoveel, we blijven in Katwijk, we voelen ons hier thuis''
Hij is lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, voorzitter van de hervormd-gereformeerde mannenbond, mede-redacteur van het Gereformeerd Weekblad en schrijver van boeken als "Tussen de gouden kandelaren", "Geloof en wedergeboorte" en "Tot Zijn gedachtenis". Ds. H. Visser (1926) begon zijn ambtelijke loopbaan als hulpprediker op Urk en in Epe. In de jaren daarna diende hij als predikant Barneveld (1971), Nieuwe Tonge (1975), Katwijk aan Zee (1979), Woudenberg (1985) en sinds 1986 opnieuw Katwijk aan Zee. Morgen gaat hij hier officieel met emeritaat.
Vader en schoonvader van vijf predikanten is hij. En net als hij staan ze zondags alle vijf op hervormde kansels. Of dat bijzonder is? Ds. H. Visser uit Katwijk aan Zee wuift met een breed gebaar van zich af. „ Zeg maar gerust dat het genade is. Het is de trouw van God, Die Zijn werk in stand houdt. Van geslacht tot geslacht".
Deze week wordt hij dominee in ruste. Emeritaat heet dat met een deftig woord. Maar ds.. Visser is niet van plan om stil te zitten, want „ het werk in Gods wijngaard gaat door". Zondag aan zondag gaat hij voor in de dienst des Woords. Maar ook doen verschillende hervormd-gereformeerde bonden nog steeds een beroep op zijn krachten.
Ds. Visser is "irenisch ", zeggen sommigen. Anderen noemen hem "resoluut" en "pastoraal". Volgens sommige van zijn collega 's wil dat zoveel zeggen als dat ds. Visser graag de eenheid wil bewaren, maar dat niet ten koste van de waarheid. En verder zou hij een speciale antenne hebben voor de noden van het individuele gemeentelid.
Een gesprek met ds. Visser leert dat deze typering raak is. „ We hebben het nog niet over het pastoraat gehad", zegt hij, als ik reeds aanstalten maak om te vertrekken.
„Het pastoraal aspect van de prediking is voor mij altijd een zeer aangelegen zaak geweest". „Elk huisbezoek was voor hem een pastoraal bezoek", valt mevrouw Visser- Vlaanderen instemmend in.
„Maar het was niet zo dat ik dat altijd heel officieel hield ", nuanceert de predikant zelf „Ik stelde wel eens vragen. Zo van: Wanneer heeft God je voor het laatst op de knieën gezien? En: Bid je nog wel eens? Dan kwamen de tongen wel los. Dan gebeurde het dat mensen werden geraakt. Dat geeft banden ".
Vooral de doopcatechese ligt de scheidende predikant na aan het hart. „Jonge mensen zijn vaak ernstiger met de eeuwige dingen bezig dan ouderen wel denken. Daar sta je soms verbaasd van ", zegt hij. En zijn vrouw voegt eraan toe: „Juist zij vinden het jammer datje weggaat. Ze zagen een soort vader in je, zeiden ze ".
Ds. Visser is door deze complimenten niet van zijn stuk. Zaaien, niet meer dan zaaien, is onze roeping, vat hij samen. „Het is net als in dat gedicht: Leer mij in de vrucht geloven, waarvoor ik dien ". Dat gedicht is mij uit het hart gegrepen. Zet dat regeltje er maar bij tot slot".
Vader en schoonvader van vijf predikanten is hij: ds. C. van Duijn (Krimpen aan den IJssel), ds. F. van Roest (Rijssen), ds. J. Kommers (Papendrecht), ds. A. Visser (Putten) en drs. P. J. Visser (Harderwijk). „Ik dacht wel eens: Zou er nu eens niet iemand met een tirnmerman thuiskomen, maar het waren steeds weer theologen", zegt zijn vrouw. Hun oudste, Meeuwis, overleed toen hij een jaar of zeven was. Mevrouw Visser: „Dat was een kind dat oprecht de Heere vreesde". Vier was Meeuwis toen hij zijn vader vroeg hoe oud je moest zijn om timmerman te worden. „Als je achttien bent", zei zijn vader. „Dan hoeft het niet meer. Dan ben ik al bij de Heere Jezus", antwoordde Meeuwis.
Het voorbeeld van Meeuwis heeft al velen aangesproken, vertellen zijn ouders. Meermalen heeft ds. Visser een preek of gesprek met zijn voorbeeld geïliiistreerd. Zelf zegt hij vanaf zijn vroege jeugd een begeerte te hebben gehad tot het ambt. Ziekte verhinderde hem om zijn gymnasiumopleiding te voltooien. Later pakte hij de draad weer op. Hij haalde een akte godsdienstonderwijs, werd hulpprediker op Urk, en ging al snel, „omdat die begeerte naar het volle ambt bleef', theologie studeren. Om praktische redenen -ds. Visser woonde toen in Epe- koos hij voor de universiteitsstad Groningen.
Hoe zijn uw herinneringen aan Groningen?
„Er was een goede onderlinge verstandhouding. Ik heb er veel geleerd van iemand als prof. dr. A. S. van der Woude, met name door zijn colleges exegese Oude Testament. Verder denk ik aan mensen als de kerkhistoricus Dankbaar en de dogmaticus Lekkerkerker. Met de laatste heb ik een goed contact gehad. Hij was weliswaar een Barthiaan, maar hij stond open voor de gerefonneerde theologie.
In sommige pastorieën verhuizen studieboeken al snel naar het achterhuis. Het is geen levend bezit. Wat vindt u daarvan?
Mevrouw Visser: „Het bleef bij hem vers. Toen hij ophield, begonnen de kinderen".
Dominee Visser: „Ik heb nog verder willen studeren. Aan de faculteit bedoel ik, voor mijn doctoraal. Dat kwam er niet meer van door het vele pastorale werk. Maar voor mijn preken heb ik mijn wekelijkse studie. Mijn dagelijkse studie, kun je wel zeggen. Exegese is bij mij numero één. Dat legt de grondslag voor de prediking. Als je niet goed exegetiseert, kun je nooit goed de Schriften openen".
Mevrouw Visser: „De kinderen hadden er gemak van, dat hun vader net klaar was".
Dominee Visser: „We hebben met elkaar veel over de studie gesproken. Ik blijf graag bij bij de hedendaagse ontwikkelingen. Anders droog je natuurlijk op. En, je stimuleert elkaar, je staat met elkaar op één lijn, je weet watje aan elkaar hebt. We hebben regelmatig contact met elkaar over de prediking. Met behoud van eigen zelfstandigheid, zeg ik er tegelijk bij".
Staan op dezelfde lijn, dat is zelfs in de hervormd-gereformeerde gezindheid in de Nederlandse Hervormde Kerk zeldzaam geworden. Waarnemers noemen het een veelstromenland met polarisaties naar allerlei richtingen. Wat vindt u daarvan?
„Dat is eigenlijk mijn grootste pijn. Dat we elkaar niet meer vinden op de bodem van Gods Woord. Je ziet inderdaad allerlei richtingen. Maar het is niet belangrijk wat ik ervan vind, maar als je vraagt: Hoe zullen we elkaar vinden, dan denk ik dat we met elkaar zullen moeten leren buigen voor het gezag van Gods Woord. Wij komen immers niet vanuit de bevinding tot Christus, maar vanuit Christus tot de bevinding. Verzelfstandigde bevinding bestaat niet. Bevinding heeft te maken met beproefdheid. Met de beproefheid des geloofs".
Bent u niet bang dat de verschillende confessionele stromingen in de Nederlandse Hervormde Kerk nog verder zullen verzuilen dan ze al verzuild zijn?
„Ik heb inderdaad de indruk dat het sterker wordt. Maar dat ligt eigenlijk voor de hand als je je als kleine kring manifesteert. Dan verlies je de heelheid van de kerk wel eens uit het oog. Ver doorgevoerd kom je natuurlijk terecht bij het afscheidingsprincipe. Wat zal ik daarop zeggen? Misschien zijn we wel meer gebaat bij zwijgen, en moeten we ons minder snel in de polemiek begeven. We zeggen zoveel. En de een zegt weer wat omdat de ander wat zegt. Ik kan alleen maar hopen en bidden dat we samen mogen leren buigen voor het gezag van Gods Woord.
Als u het hebt over de heelheid van de kerk, denk ik onwillekeurig ook aan het Samen-op-Wegproces met de Gereformeerde Kerken. Hoort dat ook bij de heelheid van de kerk?
„Het hele SoW-proces zie ik met grote zorg tegemoet. Sommigen zeggen dat het alleen maar zou gaan om schaalvergroting. Maar dat kan wel nadelig werken. Het gaat voor alles om de prediking van de gekruiste en opgestane Christus. Een prediking die gegrond is op de belijdenis der vaderen. Als je die mag brengen, is het goed. Zelfs in een SoW-kerk. Dat is geen ideaal, maar een principe vanwaaruit je de kerk kunt dienen.
Zelf heb ik me bij voorbeeld altijd positief opgesteld om de kerk ook in de classicale en provinciale kerkvergaderingen te dienen. Zo ben ik lid geweest van de provinciale kerkvergadering ZuidHolland. Nog eens: ik betrek alle flanken er bij. Ik heb dertien jaar in Epe gestaan. Daar had je toen een duidelijk vrijzinnige prediking. Tien jaar lang hebben we een kerkelijk gesprek gehad dat de gereformeerde prediking er weer een plaats mocht krijgen. Dat is gebeurd. Ik ben er dankbaar voor".
Vindt u ook herkenning in de SoW-kerk?
„Samen met dr. Verboom heb ik zitting in een werkgroep met vertegenwoordigers uit drie verschillende groeperingen. Ik bedoel de Gereformeerde Bond, de Confessionele Vereniging en het Confessioneel Gereformeerd Beraad. In 1989 publiceerden we het zogenoemde Pinksterappel. Twee keer per jaar komen we bij elkaar. Dan ontdek je raakvlakken".
Hebben de kerken van de werkgroep op korte termijn weer iets nieuws te verwachten ?
„Nee, iets concreets staat er niet direct op stapel. We gaan voorzichtig om met nieuwe initiatieven. Je moet natuurlijk oppassen dat dit niet weer een nieuwe zuil wordt. Je kunt wel allerlei organisatiemod»llen opstellen, maar dat is ook niets. Maar daar waar het mogelijk is, mogen we opkomen voor het goed recht van de gereformeerde belijdenis".
Overal lopen kerken leeg. Het is een trend een streep te halen door dat wat vroeger vast en zeker was. Heeft de kerk nog wel toekomst? zo vragen velen zich af.
„Ik geloof en bid dat God, Die door de eeuwen heen zijn trouw en verbond bewaart, ook nu voor Zijn kerk zal zorgen. Zijn kerk, zeg ik met nadruk. De Nederlandse Hervormde Kerk staat niet met zoveel woorden in de Bijbel. Maar toch zijn er ook in deze kerk nog mensen die de Heere vrezen. En zelfs in een tijd als deze kun je het woord kwijt aan rand- en buitenkerkelijken".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1992
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1992
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's