Een vorser, vrolijk en vogelvrij
Hilde van der Stelt-Strijbos: Ze vroegen hem eens: „U erkent met al dat mooie in de natuur toch dat God bestaat?"
„ Dag mijnheer Thijsse. Wat reusachtig, mijnheer Thijsse". Levenslang toonde Jan P. Strijbos diep respect voor zijn beroemde meester. In zijn voetsporen genoot de natuurvorser voor zichzelf èn voor anderen. Bij nadere kennismaking is zijn signalement er een van schijnbare tegenstrijdigheden: clown en knorrepot, wereldreiziger en huismus, vegetariër en walvisvaarder. Dochter Hilde onthult zijn ware portret: „Vader voelde zich een deel van de natuur".
„Er zijn twee potvissen gestrand op een zandplaat bij Terneuzen", zei Hilde, toen haar vader tegen de middag thuiskwam, „één van 16 en één van 20 meter lengte; hier is het briefje".
Veertien moet ze toen geweest zijn. Zeker weten doet de oudste dochter van Strijbos het nu niet meer. Thuis gebeurde er altijd wel wat. „Het bericht over die walvissen was op dat moment misschien bijzonder, maar een dag later had vader weer een ander akkefietje. We vonden dat gedoe heel gewoon".
Verloren tijd
Mevrouw Hilde van der Stelt-Strijbos (69) bladert in vaders plakboeken. De volgorde van foto's en kranteknipsels is nogal willekeurig. Op het ene kiekje keuvelt een oude Strijbos genoeglijk met prinses Juliana, verderop poseert hij als jeugdig militair: in sporttenue, want aan het groene soldatenkloffie had hij een hartgrondige hekel. „Jan Zevenspriet noemden ze hem toen, want hij was al vroeg kaal. Die dienstplicht heeft hij altijd beschouwd als verloren tijd. Hij kon niet tegen het autoritaire gedoe. Hij wist die gedeeltelijk te ontduiken door zich op te werpen als atletiekinstructeur. „Dat heeft me lang jong gehouden", zei hij vaak".
Strijbos werd stokoud, 92. „Vader is nooit echt ziek geweest. Op het laatst van zijn leven kreeg hij evenwichtsstoornissen. Die duizelingen hebben hem de das omgedaan. Hij durfde niet meer buiten te wandelen en voelde zich opgesloten. Vader werd steeds kortademiger. Op 10 mei 1983 stierf hij aan longemfyseem".
Geen opvoeding
Op 14 maart 1891 gaf Jan zijn eerste schreeuw. In de Haarlemse Oranjeboomstraat en „in de strengste winter sinds mensenheugenis". Zijn luiers bevroren aan de lijn.
Hilde genoot van vaders jeugdherinneringen. Hoe hij als jochie zonder te griezelen drie droge konijnekeutels doorslikte en daarmee een cent verdiende. Van dat muntje kon hij weer knikkers kopen bij Kluitenburg op de Oude Gracht. De lekkerste negerballen haalde hij in de Nobelstraat. Op Jans bord lagen duinpiepers van boer Meiland uit het Naaldenveld („de beste van de wereld"). Nee, de pot schafte toen geen "dubbele sperziebonen zonder draad". Die bestonden simpelweg nog niet.
„Hij en zijn jongere broer Joop, dat waren me een stelletje schatjes. M'n grootouders hebben hun zoons maar laten ravotten. "Geen opvoeding is de beste", was hun stelregel. Alles mocht, alles kon".
Gaatjessandalen
Toch heersten in huize Strijbos principes. „Mijn grootouders werden al omstreeks 1890 vegetariër en lid van de Blauwe Knoop. De gesprekken in huis gingen vaak over de kolonie "Walden", een soort communistische kibboets bij Bussum. Ze aten trouw Grahambrood. Bovendien viel de familie op door haar kleding. Oma naaide voor het hele gezin "pilopakken" van manchester. Die ribkleding zat lekker en zij noemde het dragen ervan gezond. Vader en zijn broer waren dus op school ook buitenbeentjes. Het waren "vergietjes". Vanwege hun gaatjessandalen.
Vaders ouders hebben het christelijke geloof laten schieten. Ze voelden zich aangetrokken tot de theosofie en het boeddhisme. Mijn grootvader had verder een grote belangstelling in literatuur, cultuur, historie. Hij bezocht Londen, Parijs. En hij wandelde veel. Soms ontmoette hij dan de oude dr. Van Eeden, de vader van dichter Frederik. Grootvader en hij hadden dan lange gesprekken. Over kunst, maar meestal over planten en bloemen. Vader vond dat geredeneer meestal veel te lang duren. Hij begon dan ongeduldig aan de panden van zijn vaders jas te trekken. Toch leerde hij tijdens deze wandelingen de eerste planten kennen".
Later oefenden de beide zoons „een onbehoorlijke druk" uit op hun ouders om vooral koek en beschuit van Verkade te kopen. Zo kwamen de plaatjesalbums van Thijsse in huis.
Ontdekkingsreiziger
Als men Jan vroeg „wat wil je worden?", dan was het „ontdekkingsreiziger". Later leek clown het grootste ideaal. Ondertussen leerde de knaap in vaders werkplaats de kneepjes van het meubelmakersvak en kreeg hij op de Haarlemse Kunstnijverheidsschool les in bouwkunde.
Tijdens de studie aan de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijzers in Amsterdam ontmoette hij Emelie van Thiel, dochter van een vermogende lakstoker en later zijn vrouw. Stiekem maakten zij wandelingen naar de Blauwe Trappen en de Schapenduinen. Toen de verliefde Jan schuchter bekende dat hij vegetariër was, riep het meisje uit: „Vegetariër, dat ben ik ook!" Vanaf dat moment was vlees voor haar taboe. „Vader heeft tijdens zijn tweede huwelijk met Alekijn Eysvoogel wel vlees gegeten, maar van het ene op het andere moment zette hij er een punt achter".
Doorzetter
Oom Anton kon neeflief als bouwkundig tekenaar op zijn kantoor gebruiken. In de avonduren werkte Jan aan "Hoe Heet die Vogel", een tweedelige determineergids van een koekfabrikant. Die klus moet hem zijn bevallen, want toen Strijbos 28 jaar was, besloot hij het architectenpotlood neer te leggen en voortaan te gaan leven van de schrijverspen. Zijn vrouw vond het allemaal best. „Dat was net aan het begin van de crisisjaren. Beiden stonden absoluut niet stil bij de consequenties. Ze hebben het echter geweten. Een moeilijk leven: hard werken en weinig geld. Maar vader was een doorzetter".
Elke veertien dagen stuurde Strijbos een artikeltje naar de Telegraaf 43 jaar lang. „Die stukjes maakten hem een bekende Nederlander. En ons ook. Hij vond het namelijk leuk om foto's van zijn dochters erbij te plaatsen. De lezers genoten ervan. Vader schreef meestal dingen die hij zelf beleefd had. Zijn 25 boeken zijn verslagen van ervaringen. Hij wist daarbij goed de volkstoon te treffen".
Behalve met schrijven verdiende de publicist ook met spreken de kost. „'s Winters hield hij lezingen. Zeventig voor de Kerst, zeventig daarna. De tank van zijn Harley-Davidson ging vol en hij hobbelde van Maastricht tot Buitenpost. Vader liet dan zijn lantaarnplaatjes zien. De toverlantaarn nam hij mee in een rugzak. Later vertoonde hij zijn films. Op zolder bewaar ik nog een koffertje met films, de rest ligt in de kelder van het Museon".
Mopperen
Aan de lezingen koestert Hilde minder prettige herinneringen. Om één, twee uur 's nachts kwam de motor pas thuis. De bestuurder koud, moe. „Vader was de volgende dag meestal humeurig. Dan liep hij maar te mopperen. Hij zag niet tegen de lezingen op, maar wel tegen al dat een en weer getrek. Hij moest nog de lantaarnplaatjes schoonmaken, niet vergeten alle spullen in de tassen te doen en op tijd weer vertrekken. Het liefst bleef vader thuis. Van die spanning, van dat geknor merkten de hoorders 's avonds natuurlijk niets. Hij was dan vrolijk en doorspekte zijn betoog met anekdotes en kwinkslagen. Met zijn grapjes had vader de zaal binnen vijf minuten aan het lachen".
Thuis was Strijbos dus anders.
„Vaak ontzettend stil. In zichzelf gekeerd. Dan zat hij na te denken over wat en hoe hij zijn volgend stukje zou schrijven. Als hij hoorde dat er een dolfijn was aangespoeld, dan stoof hij er op de motor meteen op af Over het strand. De drenkeling kwam mee, dwars over het stuur. En moeder maar wachten met het eten. Vader vond het heerlijk om alleen buiten te zijn. Bij mijn geboorte in 1923, hebben ze hem zelfs uit het duin moeten plukken".
Niets tekort
Strijbos had zwerversbloed. Zijn devies luidde: elk jaar een buitenlandse trip. Maar het was een moeten, het bracht brood op de plank. Elke reis had als doel foto- en filmbuit te veroveren, waarmee hij dan in het winterseizoen lezingen kon houden. „"Vagans Aquiro", al zwervende vergaar ik", zie hij altijd.
Een groot deel van de opbrengst van zijn lezingen, krante-artikeltjes en boeken werd geïnvesteerd in opname-apparatuur en reisbenodigdheden. „Wij zijn heel zuinig opgevoed, maar ik heb niet het gevoel dat ik iets tekort ben gekomen. Integendeel, ik heb juist heel veel van mijn ouders meegekregen. Heerlijke herinneringen, een heerlijke jeugd. Ons leven was veel afwisselender en avontuurlijker dan dat van schoolvriendinnetjes".
Darwin
De natuurman liet zich door een Katwijkse logger droppen op de Shetlands, beleefde bij IJsland avonturen met noordse stormvogels en papegaaiduikers, stoomde als vegetariër met de walvisvaarder "Willem Barendsz" naar Antartica en zag èn rook in zeven maanden tijd het harpoeneren van 770 „prachtige weerloze dieren".
Met een oude Chevrolet toerde hij naar de Roemeense Donaudelta, toen nog een ongerept eldorado voor zilverreigers en pelikanen. Later verkende hij Zuid-Afrika en de Kruger Wildtuin met een Volkswagenbusje. Tijdens een tocht door het beroemde Yellowstone Park zag hij tot zijn grote teleurstelling geen enkele bever. „Dat was nu juist het dier waarop ik mij zo gespitst had". De Indianen vielen hem bitter tegen: „Ze beantwoordden niet aan het beeld waarvan ik als knaap gedroomd had". Maar op de Galapagos-eilanden keek hij zijn ogen uit naar de zeeleguanen. De reizen daarheen waren een hoogtepunt voor hem. „Vader genoot als schoolknaap al van Darwins dagboek. Hij twijfelde er niet aan dat Darwin gelijk had".
Het liefste thuis
„De kusten, de zee en koude streken hadden zijn voorkeur. Van de tocht naar de Shetlands, de Faröer en IJsland heb ik nog een manuscript liggen. Hij heeft het nog een paar jaar voor zijn dood geschreven. Die tocht met de KW 176 van schipper Teun van der Plas heeft hij een hele belevenis gevonden. Die Katwijkse zeelui moesten bij voorbeeld nog op een tonnetje een behoefte doen. Vader heeft aan boord ook vis gegeten, maar op de Shetlands alleen havermout".
Strijbos vond zichzelf geen geboren aartszwerver, geen rusteloze en ongedurige zwalker. „In werkelijkheid was hij een echte huismus. Aan verhuizen had vader een grondige afkeer. Hij was buitengewoon gesteld op de oude, vertrouwde woning, op eigen hof en tuin. Bovendien hevig verknocht aan zijn geboortestad. Elke keer als hij het land verliet, verheugde hij zich al op het ogenblik dat hij het vaderland weer zou zien. Als vader het silhouet van Haarlems St. Bavo zag, week de onrust en kwam een gevoel van dankbaarheid en veiligheid. „Thuis, eindelijk weer thuis, op mijn eigen stoel, de benen onder de eigen en zo bekende tafel. In feite ben ik nergens liever dan thuis...".
Leuke momenten
Moeder had vaak het gevoel met een zeeman van de wilde vaart getrouwd te zijn. Zij vergezelde hem echter ook vaak op zijn reizen. De twee kindertjes mochten dan naar oma. „We hielden net zoveel van grootmoeder als van onze moeder. Een superlief mens. Grootvader was ook wel aardig, maar hij was hetzelfde als mijn vader: een beetje nors, knorrig.
Met tegenslagen zat vader plat op de grond, maar hij had ook leuke momenten. Soms zat hij op zijn praatstoel. Meestal na het eten. Dan kon hij gezellig vertellen of deden we aan gymnastiek. Met z'n allen kikkeren door de kamer. Heerlijke ogenblikken".
Had Strijbos iets prachtigs ontdekt, dan was hij enthousiast. Bij thuiskomst dook hij direct de donkere kamer in, nieuwsgierig wat de fotobuit had opgeleverd. „Na een tijdje rommelen, kwam hij met de opnamen uit de doka. Bruine vingers van de ontwikkelaar. „Kijk, een bontbekpleviertje!" Op ons, kinderen, maakte dat weinig indruk, maar vogelfanaten waren er ondersteboven van. In hun gezelschap voelde vader zich in zijn element.
Ja, vader was een echte vogeltjesman. Vanuit zichzelf. Zijn liefde gold vooral gewone vogels. Meer stelt- en watervogels, dan zangers. Omdat de eersten zich waarschijnlijk makkelijk laten fotograferen of filmen. Zijn vogel-top-drie? De griel stond nummer één. Vandaar de bijnaam "grielengek". Dan volgden de blauwe reiger en de wulp. Nee, de nachtzwaluw, die stond nummer drie".
Kennissenkring
Vader had een enorme kennissenkring. Jan Verwey, Jan Drijver, de gebroeders Tinbergen. „Vooral met vogelfans kon hij uren praten over een drieteenstrandlopertje. Dat vonden we als kinderen niet zo leuk. Wij zagen al die vogeltjes niet. Vader vond dat jammer en werd dan wat kriegelig. Hij besefte niet dat wij hem niet konden evenaren. We zaten constant achter de rug van een expert. Ik ben me na de biologiestudie toen maar met plantjes bezig gaan houden".
Voor dr. Thijsse had Strijbos een enorme bewondering. „Het was een belevenis als Jac. P. bij ons kwam. Vader nam daarbij altijd de houding van leerling aan. „Ja, mijnheer Thijsse. Nee, mijnheer Thijsse".
Vader mocht Wigman ook wel. Maar Wigman hield van de Veluwe en vader niet. Hij wilde voor geen goud op de Veluwe wonen. Ook niet in Brabant, in de Achterhoek of op het Friese land. De kust, de dorre duinen en de Wadden, dat waren zijn geliefde plekjes. In Bentveld, het plaatsje waar hij overleed, woonden we tegenover de duinen. Als kind heb ik er veel gespeeld.
Rinke Tolman vond vader tegelijk reuze aardig en vreselijk onhandig. „Een man met twee linkerhanden", zei hij altijd. Op predikanten had vader het niet zo, maar met ds. De Stoppelaar kon hij goed overweg. Deze man was niet zo traditioneel, liep met laarzen door het veld en preekte net zo gemakkelijk over vogels".
Niet ijdel
„Vader genoot voor zichzelf èn voor anderen, maar ik zou niet weten welk ideaal hem bezielde. Thijsse was meer een theoreticus, had veel meer het idealisme om mensen op te voeden. Vader was niet zo filosofisch ingesteld. Meer een gevoels- dan verstandsmens. Hij was vol van de natuur, maar zag het ook als een middel om brood te verdienen. Hij deed wat in hem opkwam, wat er te doen was.
Door zijn voordrachten en pennevruchten sleepte Strijbos nogal wat prijzen in de wacht. Onder andere de Heimansen Thijsseprijs. De Texelaren noemden een straat naar de vogelkenner. Hij ontving de ridderorde van Oranje Nassau en de Gouden Lepelaar. „Het trotst was hij op de Gouden Ark, de onderscheiding van het Wereld Natuur Fonds, die prins Bernhard hem persoonlijk opspelde. Al die waardering en erkenning heeft hij ontzettend leuk gevonden, maar vader was absoluut niet ijdel".
Natuurmonument
De natuurvorser zag in zijn lange leven flora en fauna aanzienlijk verarmen. „De ontluistering en vernieling van het landschap, maar ook het verdwijnen van stedeschoon en de afbraak van knusse boerderijtjes deden hem pijn. Zijn teleurstelling uitte hij door woede.
Vader gunde de mens best een plek in de natuur, maar dan wel heel bescheiden. Dat boertjes in de duinen aardappelen teelden, dat kon in zijn ogen nog wel. Maar die ruilverkavelingen, die wateronttrekking in de duinen vond hij verschrikkelijk. Ikzelf heb het met de huidige dijkverzwaringen. Die maken mij ook heel depressief. Gelukkig hoeft vader dat nu niet meer mee te maken. Hij dacht vaak vrij simplistisch: als het maar een natuurmonument is, dan blijft het behouden.
Tot het laatst van zijn leven ging vader in de natuur op. Mijn schoonmoeder vroeg hem wel eens of hij ook de Hand van de Schepper in, de natuur zag: „U zag zo veel mooie dingen. U moet toch erkennen dat er een God is?" „De Schepper is de natuur zelf", antwoordde hij. Vader was niet bepaald christelijk. De Kerk vond hij maar niets. Het christendom nam in zijn ogen een te autoritaire houding aan ten aanzien van de natuur. Het boeddhisme kende volgens hem meer mededogen met plant en dier. Vader is echter geen theosoof geworden.
Hij voelde wel iets van een bovennatuurlijke kracht. Bij een hachelijk avontuur op Spitsbergen, waarbij zijn kano door een vloedgolf werd gegrepen en hij door de dagenlange ontberingen tien pond afviel, had hij het gevoel dat hij beschermd werd door een ijsbeer. Ja, vader voelde zich veilig en vogelvrij in de natuur. Hij voelde zich er een onderdeel van".
Volgende week vrijdag in de serie "M'n vader" een gesprek met Corrie Zieck-Geleijnse, dochter van zendeling ds. M. Geleijnse.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 juli 1992
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 juli 1992
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's