Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Jezus in ons hart geboren, daar gaat het om..."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Jezus in ons hart geboren, daar gaat het om..."

7 minuten leestijd

APELDOORN - Op het Kerstfeest morgen klinkt vanaf vele kansels dat „Jezus Christus ook geboren moet worden in de stal van ons hart". Het heilsfeit op zich, de geboorte van de Zaligmaker in Bethlehems beestenstal zonder meer -zo vernemen wij uit de mond van de prediker- verzekert iemand nog niet zomaar van zijn zaligheid. Tegelijk horen wij, op diezelfde kerstmorgen, van vele andere kansels, in andere kerken het verzet tegen die spreekwijze. Jezus is één keer geboren, zegt de predikant, en dat is genoeg.

Er is hier sprake van een scherpe tegenstelling. Dat ik die tegenstelling niet uit mijn duim zuig, zal ik aantonen. Jezus moet „in ons geboren" worden, schreef in het begin van de achttiende eeuw de toonaangevende ds. A. Hellenbroek in zijn prekenbundel "De evangelische Jesaja". In een adventsstof over Jesaja 9:5 zei hij: Laten wij, willen wij „ooit recht kunnen roemen, dat ons een Kind is geboren en een Zoon gegeven is, ons benaarstigen, dat Hij voor ons geboren is. Men moest geen rust hebben, voor men de zekerheid had, aan dat grote voorrecht deel te hebben. Beproeft uzelf toch, dat Hij in ons is geboren...".

Een van zijn verre geestelijke nazaten, ds. G. van Reenen (1864-1935), schreef in zijn "Eerste bundel feeststoffen": „Ziet, dat Maria haar eerstgeborene baarde tot een Zaligmaker der wereld, dat is van het grootste belang voor heel de schare van Gods uitverkorenen, maar Jezus in mijn hart geboren, dat is het belangrijkste voor mijzelf".

Maar er zijn ook andere, tegengestelde stemmen. A. Janse schreef in zijn "Leven in het Verbond" (1937): „Van bevindelijke vrome praat over "in de helle moeten komen" voordat 'n mens tot de Here Jezus mag vluchten, van "och mocht je dat en dat nog eens in je ziele komen te ondervinden", is geen spoor te vinden in de hele literatuur over de reformatie". In Zondag 1 van de Catechismus „staat niet: Dit is mijn enige troost dat ik dit en dat ondervonden heb... neen... wat Christus deed in 't jaar 33, dat is onze troost", aldus Janse.

Dr. T. Brienen zei in "Bevinding" (1978): Het heilsfeit, de grote daden Gods, „kunnen nooit meer herhaald, herbeleefd of meebeleefd worden zoals ze indertijd plaatsvonden".

Wat bedoelen wij?

Wij beoordelen elkaar binnen die ene gereformeerde gezindte niet zelden op de klank af. Wij moeten daarom duidelijk weten, wat we met onze spreekwijzen bedoelen. Ook met die spreekwijze dat Jezus in de beestenstal van ons hart geboren moet worden. Dat elkaar duidelijk maken wat wij bedoelen kan wederzijds begrip dienen. Het kan ook scheiding maken. Daar waar wij steeds dachten elkaar wel te kunnen aanvaarden.

Laten wij niet denken dat die scheiding naadloos samenvalt met de kerkmuren. Integendeel. Ook binnen die kerken of groepen die de naam en het etiket hebben van bevindelijkheid en rechtzinnigheid, vallen als het hierover gaat -Is Jezus ook in mijn hart geboren?- zomaar breuken en scheuren. Is er zomaar sprake van onenigheid.

Wat is de bedoeling van de spreekwijze dat Jezus in de beestenstal van ons hart geboren moet worden? Niet dat het nogmaals Kerstfeest wordt. Christus is éénmaal geboren. Ook de manier van zeggen dat wij dan het heilsfeit „beleven" is bedenkelijk. Dat kan zo gemakkelijk en ten onrechte de indruk wekken dat het heilsfeit zich herhaalt. De heilsfeiten zijn eenmalig. Wat is de bedoeling dan wèl?

Persoonlijke kennis

Als ik zeg dat Jezus in de beestenstal van mijn hart geboren is, dan betekent dit, dat ik Hem als persoonlijke Zaligmaker heb leren kennen. Dat Hij zich aan mij geopenbaard heeft. De Catechismus vraagt: „Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus"? Als Hij in mijn hart geboren wordt, mag ik de vrucht, de betekenis, de winst voor mijn eigen geestelijk leven van het Kerstfeest mij door het geloof toeëigenen. Dan ga ik hem persoonlijk leren kennen, leren liefhebben en loven als Middelaar. Zoals daarna ook in het bijzonder de vrucht van Goede Vrijdag Pasen, Hemelvaart, Pinksteren en -in het vooruitzien- de Wederkomst mij door het geloof en de werking van de Heilige Geest worden toegeëigend. In overeenstemming met wat Calvijn schrijft: „Want de Geest is niet alleen een Beginner des geloofs, maar Hij vermeerdert datzelve bij trappen..." (Institutie 111,2,33).

Hoofd en hart

„Natuurlijk", zegt daar iemand, „van die nuttigheid van Christus' geboorte zijn wij allemaal overtuigd". En ogenschijnlijk is er geen verschil. Ogenschijnlijk nemen wij allen de toevlucht tot Jezus. Waar zit nu het verschil? Waar zit de eigenlijke tegenstelling? Waar de reden van het verzet? Waarom zijn er dan toch, die zich zo fel keren tegen de spreekwijze over de noodzaak van Jezus' geboorte in de beestenstal van ons hart?

Dat verschil zit, meen ik, in de erkenning of miskenning van de noodzaak om Jezus persoonlijk te leren kennen. Het zit in de erkenning of miskenning van de noodzaak dat Christus aan mijn hart geopenbaard wordt. Het zit in het onderscheid tussen een objectief geloven met het hoofd en een bevindelijk geloven met het hart.

Waar zit het verschil?

Talloze mensen hebben een algemeen zondebesef, met een zekere angst voor de donkere toekomst en de hel. Zij horen hun hele leven lang de Naam van de Heere Jezus preken en zij besluiten op een goede dag meer of minder enthousiast ook in Hem te gaan geloven. Van geestelijke blindheid in de dingen van Gods Koninkrijk hebben ze hoegenaamd geen last. Ze zijn immers als dopeling ook kind van het genadeverbond? Wat zou hen beletten. En ze zijn van mening dat dit de beste levensverzekering is. Maar het aan hun hart geopenbaard worden van Christus is hun vreemd. Zij hebben altijd van Jezus gehouden, gehoord en geweten. Zij hebben geen behoefte aan een bijzondere openbaring, een bijzondere bekendmaking van Jezus. Ze zijn eenvoudig gelovig.

Persoonlijk overtuigd

Anderen beseffen dat dit te weinig is om getroost te leven en zalig te sterven. Zij leren hun hart bij wijze van spreken kennen als een vuile beestenstal. Zij worden door de Heilige Geest persoonlijk overtuigd van hun blindheid en van hun zondeschuld. Het recht van God -„ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven"- vraagt om uitvoering. Zij ervaren het verdriet tegen de wet en tegen het Evangelie gezondigd te hebben. Het wordt „te laat" en „verloren". Zij buigen: Ik heb het vonnis verdiend. En dan laat Jezus van Zich horen! Door Zijn Woord vestigt de Heilige Geest de aandacht op Hem. Jezus wordt ons als Middelaar geopenbaard in Zijn heerlijkheid. Een groter wonder is er op de hele wereld nog nooit gebeurd!

De tegenstelling is duidelijk. Janse staat aan de ene kant. Hellenbroek aan de andere. En als ik let op de betekenis van het woord "kennen" in de kennis van Christus volgens het Nieuwe Testament -kennen als een voor het eerst binnen je gezichtskring komen, kennen door ervaring, kennen door ontmoeting en ten nauwste verbonden met liefhebben-, als ik op dat alles let, is de keuze voor mij niet moeilijk. „Jezus in ons hart geboren, dat is het belangrijkste...".

Verzet

De tegenstelling is duidelijk. Sommigen zeggen -in beeldende taal- dat Jezus in de beestenstal van het eigen hart geboren moet worden. Anderen gaan daar meer of minder fel tegenin. Zou er achter dat verzet een ander verzet schuilen? Het verzet tegen bevinding? Een begrip dat prof. G. Wisse zo mooi getypeerd moet hebben als: het functioneren van de Christus in de christen. Het pleidooi voor objectief, verstandelijk en 'verstandig' aanvaarden van het heil?

Had die predikant gelijk die schreef: „'t Valt niet mee, wanneer wij er in een trein op betrapt worden dat wij zonder kaartje reizen; dan is het begin niet goed geweest; wij zijn als een dief op de trein gestapt. Wanneer we zo in de prediking horen van de eerste beginselen van het geestelijke leven en wij moeten tot de slotsom komen dat wij die nog missen, dan zal dit ons brengen of in heilige verlegenheid aan de voeten Gods, of tot bittere vijandschap tegen de bevindelijke prediking".

„Jezus in ons hart geboren, dat is het belangrijkste...". Ik zeg het nog een keer: Laten wij niet denken dat de tegenstellingen samenvallen met de kerkmuren. Ook binnen die kerken of groepen die nog de naam en het etiket hebben van bevindelijkheid en rechtzinnigheid vallen als het hierover gaat -Is Jezus ook in mijn hart geboren? - zomaar breuken en scheuren. Dat vraagt om een heel nauw zelfonderzoek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1992

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

„Jezus in ons hart geboren, daar gaat het om..."

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1992

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's