Na een eeuw nog goed te pruimen
Jacqueline Bel: Al in 1908 sprongen Couperus, Emants, Van Eeden en Van Deyssel eruit als de grootste schrijvers
Lodewijkvan Deyssel schreef in 1901: „Ik weet zeker dat als over honderd jaar iemand met verstand van Literatuur in Nederland de geschiedenis van dézen tijd zal schrijven, hij zal schrijven dat er ook nog een mindere-rangsche feuilleton- of romanschrijver, genaamd Couperus leefde". Het is niet waarschijnlijk dat deze voorspelling (of is het een wens?) van Van Deyssel zal uitkomen. Louis Couperus is opgenomen in de literaire canon van het fin de siècle, de laatste vijftien jaren van de vorige eeuw. Waarom krijgt Van Deyssel geen gelijk? Waarom is Couperus niet vergeten? De Leidse neerlandica Jacqueline Bel heeft geprobeerd deze vragen te beantwoorden.
Kort voor de zomer verdedigde Jacqueline Bel haar proefschrift "Nederlandse literatuur in het fin de siècle. Een receptie-historisch overzicht van het proza tussen 1885 en 1900".
Marcellus Emants' roman "Goudakker's illusiën" uit 1885 baarde opzien en werd veelbesproken, zo ontdekte de neerlandica tijdens haar onderzoek naar de proza-opvattingen uit het eind der negentiende eeuw. Voor lezers anno 1993 lijkt het verhaal over de mooie en excentrieke dochter van de gepensioneerde kommies Goudakker, wier verloving met een rijke bankierszoon verbroken wordt, absoluut niet vreemd. Een ruime eeuw geleden werd het echter bijzonder modern gevonden. De verschijning van het boek leverde vele verbaasde en afkeurende kritieken op. Emants' roman was het eerste Nederlandse proza dat door de literatuurcritici in verband gebracht werd met het naturalisme, een nieuwe, uit het buitenland overgewaaide prozarichting.
Tijd van omslag
In Frankrijk schreef Emile Zola al jaren romans die de zelfkant van het leven tot onderwerp hadden, maar in ons land kreeg het naturalisme tot 1885 geen voet aan de grond. De Nederlandse literatuurcritici moesten weinig hebben van deze nieuwe stijl, die ze veelal onwelvoeglijk, platvloers en brutaal vonden. Waarom moest er zo nodig over de harde werkelijkheid geschreven worden? Boeken horen de lezers op te voeden tot deugdzaamheid, meende men. Het is niet de taak van een kunstenaar om „de werkelijkheid, in schijfjes, zoo rauw toe te dienen", schreef een recensent over "Goudakker's illusiën". Er waren echter ook critici die wel wat voelden voor de nieuwerwetsigheden van Emants. En hun aantal nam snel toe. Aan het eind van de negentiende eeuw werden naturalistische boeken zelfs volledig geaccepteerd, zo blijkt uit de recensies die Bel bestudeerde.
„Het fin de siècle heeft me altijd gefascineerd. Het was een tijd van omslag. Men liet allerlei oude idealen varen en er werd geflirt met ondergangsstemmingen. Tegelijk was het ook een tijd van optimisme: socialisme en feminisme beloofden een betere toekomst voor velen. Het was een spannende tijd in de literatuur, maar ook op andere geoieden van de kunst. Mijn onderzoek was dan ook helemaal niet saai. Integendeel. Als je het verleden bestudeert, word je als het ware tijdgenoot van de historische figuren. Het dode, stoffige beeld dat je van de geschiedenis hebt, wordt langzaam levend. Sommige personages worden zelfs je vrienden. Daarbij komt dat de kritieken die ik bestudeerde, vaak heel amusant waren. De recensenten sloegen elkaar echt om de oren met hun kritiek".
Vergeten is noodzaak
„Het beeld van de Nederlandse literatuur uit het fin de siècle is in het verleden vooral bepaald door de Tachtigers en hun poëzie. Zij kregen de meeste aandacht in de literatuurgeschiedenissen. Het proza is eigenlijk altijd onderbelicht geweest. Bovendien beperkte men het proza meestal tot het naturalisme. Dat is absoluut niet terecht. De literatuurcritici uit die tijd zelf, de contemporaine critici, onderkenden ook al veel meer verschillende genres. Bij voorbeeld de nieuw-mystieke richting en de Indische romans.
Op zich is het logisch dat niet alle schrijvers van toen ook nu nog bekendheid genieten. Vergeten is een noodzaak. Je kunt niet iedereen een plaats geven in een literatuuroverzicht. Maar het is wel belangrijk dat er recht gedaan wordt aan het verleden".
Gekwezel
„Het is moeilijk om een goed beeld te krijgen van de literatuur uit het verleden. Hoe kom je erachter welke boeken populair waren en welke niet? Hoe weet je welke schrijvers invloed hadden? Om dat te achterhalen, heb ik de recensies van de boeken die tussen 1885 en 1900 gepubliceerd werden, bestudeerd. Boeken die vaak besproken worden, kun je beschouwen als belangrijk. Recensies geven bovendien informatie over de normen die men hanteerde en ze leveren interpretaties van de besproken werken.
Op grond van de recensies heb ik een voorstel voor een nieuwe literatuurgeschiedenis geschreven. Zo'n geschiedenis zegt meestal meer over de maker ervan dan over de geschiedenis zelf Dat geldt natuurlijk ook voor mijn eigen voorstel. Toch geloof ik dat mijn voorstel waarde heeft, vooral door het uitgangspunt: een indeling op grond van de visie van de contemporaine critici. Dat werpt vaak een heel nieuw licht op de zaak. Het blijkt dat bepaalde boeken die nu niemand meer kent, honderd jaar geleden razend populair waren. Aan de andere kant werden toen boeken afgekraakt die nu in de literaire top thuishoren. Dat geldt bij voorbeeld voor "Extaze" van Couperus, die door een recensent omschreven werd als „gekwezel, alleen geschikt om overspannen vrouwtjes en meisjes volmaakt krankzinnig te maken". En Van Deyssels nu zo gewaardeerde roman "Een liefde" zorgde in 1888 voor een schandaal. „Bordeelliteratuur" noemde een criticus het. Een ander gaf de raad het boek te verbergen „voor eenieder die geen behagen schept in vuilheid"".
Verborgen verbanden
„Een belangrijker voordeel van mijn aanpak is dat allerlei verborgen verbanden tussen schrijvers en boeken weer boven tafel komen. Literatuurkenners uit het fin de siècle zelf signaleerden soms relaties die nu niemand meer ziet en die bepalend zijn voor de interpretatie van bepaalde boeken. Vooral bij de mystieke werken was dat het geval. Toen noemde men een heleboel boeken 'mystiek' die nu absoluut niet zo beschouwd worden.
Aan de hand van de contemporaine kritiek kun je drie hoofdrichtingen onderscheiden in het fin de siècle: idealisme, naturalisme en nieuwe mystiek. Daarnaast zijn er de tendensromans en een groep werken die je kunt scharen onder de noemer Indische romans. Zowel idealistische, naturalistische als mystieke werken vallen hieronder.
Het naturalisme vormde een reactie op vele jaren van idealisme in de literatuur. De boeken in dit laatste genre hielden de lezers een ideale wereld voor en bevestigden de heersende normen en waarden. Het werd vooral toegepast in dames-, streek-, historische en komische romans. Bekende auteurs waren Johanna van Woude en D. M. Maaldrink".
Seksualiteit
„Als reactie op dit idealisme probeerde het naturalisme de werkelijkneid op een wetenschappelijke, objectieve manier uit te beelden. Het naturalisme werd dan ook in eerste instantie in verband gebracht met wetenschap, niet met kunst. De beschreven personages staan onder invloed van ras en milieu en de hoofdpersonen hebben vaak een nerveus gestel. Taboes zoals seksualiteit worden doorbroken. Vaak gaat het om de geschiedenis van een ontnuchtering, waarin het zo geliefde 'happy end' ontbreekt. Veel naturalistische auteurs hanteerden een wat decadente stijl:
„Bij de buren-van-daar-naast speelt iemand op de fluit. De lang-uitgetrokken tonen, groen-blauw-strepend langs hetzich-uitwijdend veld van gele stilte, boren zich door den muur naast haar zich-in-bed-voelen-liggen en vermoeien haar denken" (Wagenvoort in "Een passie").
Uit de literatuurkritieken blijkt dat het in de jaren negentig van de vorige eeuw populair werd om over mystieke zaken te schrijven. Het begint bij romans als "Extaze" van Couperus en "Johannes Viator" van Frederik van Eeden. Later sprak men van de nieuw-mystieke richting. In veel mystieke romans staat het zieleleven centraal. In reactie op het naturalisme richtte men zich niet op de aardse, maar juist op een onzichtbare 'hogere' werkelijkheid. Je kunt de nieuwe mystiek een mengsel noemen van verschillende richtingen en religieuze stromingen die alle gericht waren op het niet-waarneembare. Waarschijnlijk was het een reactie op de ontkerstening en op de toenemende invloed van de wetenschappen. „Uw hemelen zijn zo leeg geworden", schrijft een recensent in 1892. Als reactie daarop kwam de nieuwe mystiek In wezen was de nieuwe mystiek een flirt met de religie. Op een bepaald moment werd het een nieuwe mode".
Engelen en duivels
„De drie hoofdrichtingen, idealisme, naturalisme en nieuwe mystiek, bestonden naast elkaar. Wel verloor het idealisme na verloop van tijd zijn status van serieuze literatuur. Een roman met een duidelijke moraal, een ingewikkelde intrige waarin engelen en duivels als hoofdpersonen optreden en een 'happy end , was rond 1900 niet meer van de tijd.
Aan het eind van de negentiende eeuw verschenen er veel tendensromans. Hierin staan actuele maatschappelijke problemen (tendensen) centraal en komen socialisme, feminisme, anarchisme en nieuwe samenlevingsvormen als het vrije huwelijk en de leefgemeenschap aan de orde. De ideeën in deze werken zijn meestal modern, terwijl de literaire vorm vaak nog idealistisch is.
Volgens mij kan literatuur veel meer gebruikt worden in de geschiedschrijving. Niet als directe bron, maar wel als aanvullende informatie. In boeken worden vaak de vragen en problemen van de dag aan de orde gesteld. Vooral de tendensromans zijn daarom in historisch opzicht heel interessant. Literair gezien niet. Om sommige heb ik erg moeten lachen. Ouderwetse vormprincipes werden toegepast op modern gedachtengoed, met als gevolg veel stereotypen.
Ook de Indische romans zijn interessant voor historici. Ze geven een heel aardig beeld van het leven in de koloniën. Als je bovendien de recensies van deze romans bestudeert, krijg je nog meer informatie. De literatuurcritici blijken heel liberale reacties te geven op de Indische boeken. Vaak werden daarin de wantoestanden van het koloniale bewind aan de kaak gesteld. Toch werden ze meestal positief beoordeeld, in tegenstelling tot veel gewone naturalistische romans. Daaruit blijkt dat de houding van de bevolking ten opzichte van de koloniën aan het veranderen
Reus
„Hoe is nu de canon tot stand gekomen? De contemporaine critici selecteerden al door sommige boeken wel en andere niet te bespreken en door een positief of juist negatief oordeel te geven. Hoewel elke criticus zijn eigen voorkeur had en zijn eigen stokpaardjes bereed, waren ze het in grote lijnen al vrij snel met elkaar eens. Hun belangrijkste criteria waren werkelijkheidsuitbeelding, moraal, karaktertekening en stijl. Veel critici namen bovendien typeringen van elkaar over. Zo werd Zola door velen aangeduid als „reus" en zijn proza als „krachtig en brutaal". Boeken geschreven door vrouwen noemde men vaak „lief en „zoet".
De tweede stap in het selectieproces werd gezet door de bloemlezers en literatuurhistorici. Het viel me op hoe snel de canonisatie in zijn werk gegaan is. Al in 1908 sprongen Couperus, Emants, Van Eeden en Van Deyssel eruit als de vier grootste schrijvers. Van elk van hen wordt maar één prozawerk gezien als literair hoogtepunt, respectievelijk "Eline Vere", Een nagelaten bekentenis", "Van de koele meren des doods" en "Een liefde". De rest van hun werk telt nog maar nauwelijks mee. Wie leest nog Van Eedens 'Johannes Viator" of de koningsromans van Couperus?"
Dandy
„Couperus is de schrijver uit het fin de siècle die ik het meest waardeer. Door mijn onderzoek zag ik dat hij in zijn eigen tijd ook al een ster was. Met zijn modegevoelige neus wist hij heel goed in te spelen op de interesses van zijn lezerspubliek. En nu, een eeuw later, is hij nog steeds goed te pruimen. Daarbij had hij een grote produktie beheerste hij veel verschillende genres zoals fatalisme ("Noodlot"), mystiek ("Extaze"), Indische romans, sprookjes ("Psyche" en "Fidessa") en koningsromans. Couperus is bovendien een van de weinige auteurs die in de canon zijn opgenomen. Gezien zijn aard is dat trouwens wel logisch: hij was zo'n typisch decadent fin-de-siècle-type, een echte dandy. Nederlanders hebben altijd de neiging om negatief te doen over hun eigen cultuur. Dat is helemaal niet nodig. De Nederlandse literatuur uit het fin de siècle was best aardig, ook in vergelijking met buitenlandse literatuur. Vooral Couperus was een goed schrijver. Toch kun je nog steeds van de middelbare school komen zonder iets van hem gelezen te hebben. Dat vind ik jammer".
N.a.v. "Nederlandse literatuur in het fln de siècle", door Jacqueline Bel; uitg. University Press, Amsterdam, 1993 prijs 59,50 gulden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1993
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1993
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's